En verder
Iedere pedagogisch medewerker zal dit herkennen. Dat ene kind waar je geen vat op krijgt. Omdat het vaak huilt of te snel boos wordt en ontploft van woede, terwijl er geen aanleiding voor lijkt te zijn. Of dat kind dat grapjes maakt op ongepaste momenten. Zoals wanneer iemand verdrietig is of pijn heeft.
Ook zijn er kinderen die te snel andere kinderen aanraken, duwen en trekken, en de vraag om dat niet te doen, lijken te negeren. En er zijn kinderen die zich terugtrekken in een hoekje en aan niets willen meedoen. Wat je ook doet om ervoor te zorgen dat het kind zich prettig voelt in de groep: niets lijkt te werken. Het is dan goed om steeds weer te beseffen dat dit geen onwil is. Een kind gedraagt zich nooit zo omdat het er zin in heeft.
Gedrag heeft altijd een reden
Hoe een kind doet, komt altijd voort uit wat het denkt en hoe het zich voelt. En soms is wat er is te veel. Dan is het te druk of er is te veel lawaai. Of er zijn die dag geen vriendjes aanwezig waardoor het zich alleen voelt. En soms is er een kind dat gewoonweg liever thuis is in plaats van ergens anders. Omdat het graag bij zijn ouders is, of bij opa en oma. En er geen rust bij kan vinden dat het even niet anders kan. En dan is er het kind dat zich verveelt. Voor wie veel te saai is of te traag lijkt te gaan. Voor hem ontbreekt de uitdaging waardoor het zich anders dan anders gedraagt. En soms weet je niet wat er is.
Bij al deze kinderen zijn primaire reflexmatige bewegingspatronen actief. Aangestuurd door hun autonome zenuwstelsel dat is overgeschakeld op het standje alert en beschermen. Met als gevolg lastig en niet begrepen gedrag. Het kind heeft hier uiteindelijk het meeste last van. Want het wil helemaal niet doen zoals het doet, maar kan dat niet veranderen.
Wat zijn primaire reflexen?
Primaire reflexen zijn bewegingspatronen, aangestuurd door het brein, die je niet bewust kunt beïnvloeden. Ieder kind wordt ermee geboren. Het belangrijkste doel is om ervoor te zorgen dat de baby kan overleven in de eerste maanden van zijn bestaan. Daarnaast leggen reflexen de basis voor alle ontwikkeling: fysiek, sociaalemotioneel en cognitief. Ze zijn van invloed op hoe het kind doet, hoe het zich voelt en hoe het denkt. In een gezonde situatie doven de meeste reflexen na een half jaar uit. Vanaf dan krijgt een baby meer controle over zijn bewegingen: hij kan ze meer en meer bewust sturen.
Soms gaat het anders
Maar soms doven reflexen niet uit en blijven ze actief. Over deze bewegingen heb je geen controle. Hoe hard je ook je best doet om de niet-gewenste reacties en bewegingen te onderdrukken of te compenseren. Reflexen hebben altijd voorrang in het lijf, met vervelende gevolgen. Onder invloed van een reflex kun je per ongeluk dingen omstoten. Minder makkelijk vrienden maken. Een piekerbrein hebben. Te lief zijn, dwars, agressief of zo bang zijn dat je onder tafel gaat zitten en spuugt als er iemand bij je in de buurt komt. Ook kom je soms moeilijker tot leren of heb je fysieke klachten, zoals hoofdpijn en buikpijn, waarvoor geen oorzaak wordt gevonden. Ongeremde reflexen putten een kind uit en verstoren de ontwikkeling.
De verwondering van kinderen uit zich soms in een eindeloze hoeveelheid vragen, die niet altijd even makkelijk te beantwoorden zijn. Wat gebeurt er als volwassenen de waterval aan vragen van een kind negeren? Dan leren kinderen dat hun nieuwsgierigheid op niets uitloopt en zullen ze stoppen met vragen stellen. Dat is jammer want in het onderwijs moet de zin om te leren dan weer worden aangeboord, zodat kinderen uit zichzelf nieuwsgierig op onderzoek uitgaan. Want die
nieuwsgierige betrokkenheid geeft de wereld glans en kleur.
In het boek Alle vragen van de regenboog zit hoofdpersoon Isa vol vragen. Bij alles wat Isa ziet of doet, komen de vragen als kleurrijke golven met haar mee.Het probleem waar Isa tegenaan loopt is herkenbaar. Op school, maar ook thuis, zijn volwassenen niet gericht op de vragen van kinderen, vooral wanneer die kinderen niet van ophouden weten. Bovendien haken volwassenen vaak af, als hetgaat om vragen waar zij geen antwoord op hebben.
Bestaat tijd eigenlijk wel?
Waarom bestaan er slechte mensen?
Wat gebeurt er na de dood?
Waar komt taal vandaan?
Waarom zijn bloemen allerlei kleuren maar niet groen?
Was het ontstaan van het heelal toeval?
De volwassenen worden nerveus, want ze denken dat ze eigenlijk in alle antwoorden moeten voorzien. Ze zijn toch volwassen? Wat er vaak gebeurt, is dat ze het kind dan afwimpelen (geen tijd), negeren, erom lachen (wat heb jij toch veel vragen!), het parkeren (vraag dat maar aan je vader) of zelfs affakkelen (doe toch niet zo eigenwijs of hou toch eens een keer je mond). Als de volwassenen zouden moeten toegeven dat ze het antwoord niet weten, dan zouden ze van hun voetstuk vallen. Het is begrijpelijk dat ze daarom deze dans van moeilijke vragen willen ontspringen.
De nieuwsgierigheid van een kind
Het constante negeren en ontkennen van de behoefte aan erkenning van de nieuwsgierigheid van een kind, kan iets kapot maken. Deze pijn herkende een vriendin die Alle vragen van de regenboog voorlas aan haar dochter. Ze was ontroerd, want precies dit gebeurde in haar eigen jeugd. Zij was nieuwsgierig zoals Isa, en haar ouders gaven al net zo weinig respons als Isa’s ouders - en dat maakt eenzaam. Zelf wist ik pas op mijn zeventiende wat filosofie was, net op tijd om het vak als studie te kunnen kiezen. Vóór die tijd was er niemand geweest die dit soort fascinerende en onbeantwoordbare vragen als ‘filosofisch’ bestempelde. Toen ik op de middelbare school met mijn vriendinnen wilde praten over de zin van het leven, veranderden ze snel van onderwerp. Maar waar moet je met je vragen naartoe, als ze eenmaal in je hoofd bestaan? Deze vraag staat ook in het boek.
In de wereld van de kinderopvang is het begrip ‘lastig gedrag’ geen onbekende term. Maar wat verstaan studenten en beginnende professionals daar precies onder? En hoe gaan zij om met emoties van kinderen die overstuur, boos of overprikkeld zijn?
In januari 2025 is er een pilot gestart om de training Knap Lastig!? positief omgaan met lastig gedrag naar de beroepsopleidingen te brengen. Derdejaars studenten aan de opleiding Kind en Educatie van het Nova College in Beverwijk en Hoofddorp kregen binnen hun lesprogramma deze training aangeboden.
Positieve benadering en rust
Hoe zien studenten van gemiddeld 19 jaar het omgaan met emoties van kinderen? Hebben zij vanuit hun perspectief nog inzichten die ze willen delen? We hebben een enquête uitgezet. Uit een verzameling antwoorden blijkt dat lastig gedrag op verschillende manieren wordt ervaren en geïnterpreteerd. De studenten laten weten:
• Met uitdagend gedrag wordt vaak gedrag bedoeld dat de grenzen van de pedagogisch professional opzoekt.
• Ongewenst gedrag zoals slaan, bijten, haren trekken of andere kinderen pijn doen, komt in de praktijk vaak voor.
• Gedrag dat de groepsdynamiek verstoort, bijvoorbeeld door conflicten te veroorzaken.
• Probleemgedrag als reactie op prikkels, wat kan wijzen op overprikkeling of moeite met regulatie.
• Gedrag dat als storend of moeilijk hanteerbaar wordt ervaren, zoals driftbuien.
Wanneer kinderen dergelijk opvallend gedrag vertonen, is onze eigen reactie als professional cruciaal. Uit een reeks praktijkantwoorden van studenten blijkt een heldere rode draad: positieve benadering en rust zijn de sleutel.
Student Julia Langendijk, derdejaars opleiding Kind en Educatie: ‘Tijdens het tafelmoment stimuleer ik kinderen om aan tafel te blijven zitten. Ik geef nu sneller complimenten en merk dat een positieve benadering echt effect heeft. Als pedagogisch professional zoek ik steeds de balans: volg ik het individuele kind, of kies ik voor wat op dat moment nodig is in de groep? Ik heb geleerd dat jonge kinderen zichzelf nog niet kunnen troosten. Daarom bied ik actief steun. Ze hebben mij daarbij echt nodig om de emoties te verwerken.’
Do’s en don’ts
Wat wél werkt volgens studenten:
• Positief benaderen
Zie het kind, niet alleen het gedrag. Geef complimenten voor wat goed gaat en benadruk gewenst gedrag.
• Rustig blijven
Kinderen spiegelen emoties. Een rustige houding helpt escalatie voorkomen.
• Steun bieden en ruimte geven
Laat het kind weten wat niet mag, maar bied ook ruimte om tot rust te komen.
• Observeren
Gebruik observatie om gedrag te begrijpen in plaats van direct te oordelen.
Wat je beter níét doet volgens studenten:
• Boos worden of uit je slof schieten
Dit vergroot de spanning en kan het gedrag versterken.
• In discussie gaan
Vooral bij jonge kinderen werkt redeneren tijdens emotionele uitbarstingen averechts.
• Zeuren en/of mopperen
Dit leidt vaak tot weerstand in plaats van samenwerking.
In deze drukke tijd lijkt het voor kinderen steeds lastiger om te dealen met hun eigen emoties. Daar hebben ze ons heel hard bij nodig, zeker bij heftige emoties. Wij, als opvoeders, kunnen leidinggeven aan de emotionele wereld van kinderen. Wij kunnen ze strategieën aanleren bij de ‘ups’ en ‘downs’ van het leven.
Hoe gaan we om met onze eigen emotionele wereld? Jonge kinderen spelen een rol in jouw emoties en hoe jij ermee omgaat. Kinderen spiegelen ons daarin. Als kinderen onrustig zijn, kun je bij jezelf te rade gaan hoe het in jouw binnenwereld ervoor staat. Heb jij net lopen rennen? Ben je bezorgd over iets? Is er privé veel aan de hand? Eén van de dingen die je kunt doen, om je eigen emoties te reguleren, is een goede voorbereiding aan het begin van de dag. Als je op je werk komt, kan het helpen bij het ophangen van je jas aan de kapstok om in gedachte de sores van thuis ook op te hangen. Als je klaar bent met werken, trek je jas weer aan en in gedachte alle gedoe van thuis erbij.
Een gastouder vertelt
Hoe bereid je je emotioneel voor op de dag met de kinderen en vang je de eerste emoties van de kinderen op? De zon schijnt vanochtend al zo heerlijk wanneer ik in de inmiddels goed verwarmde kamer een kaarsje ontsteek. Ook binnen is de speelruimte uitnodigend klaar voor een nieuwe speeldag. Nu is er nog even stilte en rust voor mezelf om de kinderen en de ouders even bij me te nemen in gedachten. Soms vertelt deze rust me zelfs al wat; of iemand ziek is bijvoorbeeld. Ik hoor de vogeltjes rondom het huis, voel de warmte, en bereid me voor om de dag en kinderen open te ontvangen. De dag zo bewust en even in alle rust te kunnen beginnen, is voor mij essentieel. Het zilveren trekbelletje hangt uit de brievenbus. Zo meteen komen de kinderen met hun ouders, sommigen van ver, door de vrieskou naar hier, waar ik ze mag ontvangen.
Ja, daar hoor ik de eerste, een driejarig jongetje. Met hoorbaar veel verdriet gaan zijn jasje en laarsjes uit in de gang: ‘Nee papa: ik ga niet spelen, NEE, ik ga niet spelen!’ Waar hij normaal altijd letterlijk ‘binnen vliegt’ hier, vól blijde verwachting. Deze dagen, na een fijne vakantie, gaat het met moeite. Papa tilt hem naar binnen en komt met hem op schoot bij mij op de bank zitten. En het ventje vertelt me dat hij echt niet gaat spelen: ‘Ik wil thuis spelen vandaag.’ We bevestigen zijn verdriet en dat bij papa thuisblijven ook zo fijn kan zijn. Maar vandaag gaat papa werken. Papa troost en knuffelt hem nog eens stevig en dan draagt papa hem, zo fijn, in alle vertrouwen, aan mij over.
Er moet echt nog even flink gehuild worden: ‘Huil maar eens goed hoor, als je zo’n verdriet hebt!’ En ik wieg hem, die grote jongen, tot hij weer ontspant. Er komen weer wat babbels tevoorschijn en dan trekt een mooie heftruck zijn aandacht en kan hij weer, als vanouds, met aandacht aan het spelen gaan.
De volgende kinderen, twee zusjes, hoorden we al binnenkomen. Ook hun papa komt even rustig binnen zitten. We bespreken ook hoe vannacht de slaap was, dat wisselt momenteel vaak. De oudste laat een mooi rugzakje zien, ze heeft iets meegebracht om het rollenspel van gisteren voort te zetten. Er komt een schuursponsje uit haar rugzakje dat ze zachtjes over haar gezicht wrijft. En ze vertelt ons wat ze heeft meegebracht. Tegen het jongetje: ‘Kijk, dit hebben we ook nog nodig, want we gingen toch nog naar de maan!?’ Intussen sluit ze aan bij het jongetje in het spel met de blokken en de grote werkmannen-auto’s. ‘Naar de maan; of we kunnen in een raket, of in een vliegtuig!’, antwoordt hij als vanzelfsprekend terwijl zijn heftruck doorwerkt.
Als pedagogisch professional maak je dagelijks keuzes die ertoe doen. Soms zijn die vanzelfsprekend, maar soms wringt het. Wat is in deze situatie het juiste om te doen? De Beroepscode Kinderopvang helpt je om daar bewust bij stil te staan. Niet als een lijstje regels, maar als een kompas dat richting geeft aan je handelen.
Bij PPINK geloven we dat de beroepscode pas echt gaat leven als je er samen over in gesprek gaat. Daarom organiseerden we de afgelopen tijd meerdere webinars over dit onderwerp. De belangstelling was groot en de reacties enthousiast. Deelnemers gingen met elkaar in gesprek over herkenbare dilemma’s uit de praktijk. Een voorbeeld dat voorbijkwam: een kind wordt plotseling enorm agressief jegens een ander kind. Als professional moet je direct ingrijpen om veiligheid te waarborgen. Maar hoe doe je dat zonder te stevig of fysiek te worden? De beroepscode biedt houvast: ingrijpen moet snel, maar altijd met respect. Daarna is reflectie belangrijk: wat deed je en waarom? Zo blijf je groeien in je vak.
Het is goed om je te realiseren dat de beroepscode niet van een instantie is, maar van jou, en ons allemaal. Hij is opgesteld door pedagogisch professionals, voor pedagogisch professionals. En dat voel je.
In de kinderopvang draait het niet alleen om de dagelijkse zorg voor kinderen, maar ook om de samenwerking met ouders. In een wereld waarin gezinnen vanuit verschillende delen van de wereld samenkomen, is het van groot belang dat pedagogisch professionals cultuursensitief te werk gaan.
Cultuursensitief werken betekent dat je niet alleen oog hebt voor culturele verschillen, maar ook actief probeert je houding en benadering aan te passen op een manier die recht doet aan de achtergrond van de ouder en het kind (Pharos, 2025). Het werkt hetzelfde als een van de interactievaardigheden, namelijk sensitief responsief reageren: het (h)erkennen en inspelen op signalen van de ouders. Daarbij is het belangrijk om weg te blijven van stereotype labels, zoals: ‘Ik weet hoe deze ouders uit Azië altijd reageren’, of: ‘Deze ouders uit India dragen de kinderen op handen’. Wanneer pedagogisch professionals cultuursensitief werken, ontstaat er een omgeving waarin kinderen zich veilig voelen en ouders zich serieus genomen weten. Dit draagt bij aan een betere samenwerking en een optimale ontwikkeling van het kind.
Hoe cultuur emoties kan beïnvloeden
Emoties zijn universeel, maar de manier waarop ze worden geuit (of niet worden geuit) en geïnterpreteerd, verschilt per cultuur. Waar de ene ouder zijn emoties openlijk toont, zal een andere ouder ze liever onderdrukken. Dit kan voortkomen uit normen en waarden om zo en gevoel van controle en waardigheid te behouden. Jij als pedagogisch professional werkt niet alleen vanuit jouw professionele maar ook vanuit persoonlijke normen en waarden, die weer beïnvloed worden door emoties. Soms reageren ouders vanuit emotie op een manier die niet direct begrijpelijk lijkt voor jouw eigen normen en waarden. Jullie referentiekaders verschillen (Blogger, 2022). De verschillen tussen pedagogisch professionals en ouders kunnen leiden tot misverstanden of onbegrip, maar bieden juist ook een kans om bruggen te bouwen en te verbinden (Je Bewust Worden van Je Vooroordelen, Nederlands Jeugdinstituut, z.d.)
Voorbeelden van culturele verschillen
Non-verbale communicatie
In sommige delen van de wereld is direct oogcontact een teken van respect, terwijl het elders juist als confronterend of vrijpostig kan worden ervaren.
Expressie van gevoelens
In sommige landen is het gebruikelijk om emoties openlijk te tonen, terwijl in andere landen juist een rustige en beheerste houding wordt verwacht.
Oog en oor voor het individu
Het is voor pedagogisch professionals cruciaal om zich bewust te zijn van verschillende (sociale) codes, en deze te herkennen en respectvol hiermee om te gaan. Om zo vanuit gelijkwaardigheid met elkaar te kunnen communiceren (Ana del Barrio Saiz, 2020). Let op: het is daarnaast van groot belang dat pedagogisch professionals zich bewust zijn van het feit dat culturele gebruiken niet voor iedereen uit de betreffende cultuur gelden. Blijf dus altijd oog en oor houden voor het individu.
De eerste jaren van een mensenleven vormen het fundament. Juist in deze jaren maken kinderen grote stappen in hun fysieke, cognitieve én sociaal-emotionele ontwikkeling. Vooral dat laatste wordt nog weleens onderschat. Taal, rekenen en motoriek zijn zichtbaar en meetbaar. Emoties zijn vaak ongrijpbaar, grillig en complex. Toch is het omgaan met gevoelens een essentiële vaardigheid, misschien wel de belangrijkste, voor een kind om stevig in het leven te staan.
In dit artikel onderzoeken we waarom sociaal-emotionele ontwikkeling cruciaal is voor jonge kinderen, hoe je daar als pedagogisch medewerker een sleutelrol in speelt, en hoe het platform Dinck praktische handvatten biedt om doelgericht te werken aan deze groei.
Emoties zijn er altijd, vanaf het begin
Emoties zijn niet iets wat kinderen ‘leren’. Ze zijn er vanaf de geboorte. Baby’s huilen als ze zich ongemakkelijk of onveilig voelen. Ze lachen bij contact, schrikken van harde geluiden. Maar pas door de interactie met volwassenen leren kinderen wat die gevoelens betekenen, hoe ze heten, en hoe je ermee kunt omgaan. Dat proces, het herkennen en erkennen van emoties, vormt de kern van de sociaal-emotionele ontwikkeling. Als een volwassene woorden geeft aan wat een kind voelt, leert het kind zichzelf begrijpen. Als die volwassene ook erkenning biedt - het is oké om boos te zijn - leert het kind dat gevoelens er mogen zijn. Dat biedt veiligheid, zelfvertrouwen én bouwt aan sociale vaardigheden.
Meer dan begeleiding
Pedagogisch medewerkers staan aan de frontlinie van deze ontwikkeling. Hun rol reikt verder dan verzorgen en begeleiden. Ze zijn emotionele spiegels, troosters, taalgevers en voorbeeldfiguren. In alledaagse situaties maken zij het verschil. Een treffend voorbeeld: Amir (4) komt stralend de bouwhoek uit met een zelfgebouwde garage. Zijn pedagogisch medewerker Sam ziet zijn enthousiasme, maakt direct contact, complimenteert hem op inhoud én inzet. Ze stelt nieuwsgierige vragen en vertaalt zijn trots naar een gezamenlijke drama-activiteit: een toneelspel over een stad vol auto’s, met Amir als hoofdingenieur. Kinderen doen mee, spelen, lachen, overleggen. Sam grijpt een emotioneel moment, trots, aan om een groepsactiviteit te creëren waarin expressie, samenwerking en verbeelding samenkomen. Dat is sociaal-emotionele ontwikkeling in actie.
Dit voorbeeld laat zien hoe belangrijk het is dat pedagogisch medewerkers bewust ruimte maken voor emoties, niet alleen bij negatieve gevoelens, maar juist ook bij positieve ervaringen. Sensitief reageren, aansluiten bij het kind én betekenis geven aan wat er speelt: dat is de kern van professioneel pedagogisch handelen.
Sociaal-emotionele ontwikkeling essentieel
Volgens ontwikkelingspsycholoog Marianne Riksen-Walraven zijn er vier basisbehoeften die richting geven aan de ontwikkeling van jonge kinderen: Emotionele veiligheid: kinderen hebben volwassenen nodig die hen begrijpen, steunen en structuur bieden. Uitdaging: kinderen willen leren en worden graag geprikkeld om zichzelf te ontwikkelen.
Wat heeft een kind écht nodig? Die vraag staat centraal binnen de ecologische pedagogiek. Als pedagogisch professional met een ecologisch perspectief kijk je naar kinderen met aandacht, betrokkenheid en bewustzijn van het hele ecosysteem: hun gezin, de buurt, de klas, het beleid, geschiedenis én toekomst.
De kinderen komen binnen op de bso. Pedagogisch medewerker Michel ziet Bram en merkt op dat hij vandaag in een andere groep zit. ‘Ik zie dat je daarvan schrikt’, zegt hij. Bram knikt. Michel stelt voor om straks samen even te kijken bij de andere groep. Bram ontspant. Dit is hoe sensitieve responsiviteit werkt, een kind zien en horen en inspelen op de behoefte.
Elke reactie telt
Het klinkt eenvoudig: sensitief reageren. Toch is het in de praktijk vaak complex. Elk kind is anders. Elke situatie is anders. Sensitief responsief handelen vraagt om aandacht, reflectie en het vermogen om af te stemmen. Volgens pedagoog Max van Manen is het ‘een ontnuchterend besef dat we ernaar streven het beste te doen voor kinderen, maar vaak helemaal niet weten wat het beste is.’
Emoties zijn signalen
Wanneer Jim 's ochtends binnenkomt, wil hij zijn vader niet loslaten. Als hij weg is, kruipt Jim huilend bij pedagogisch medewerker Saskia op schoot. Zij nodigt hem uit om samen een treinbaan te bouwen.
Wanneer de schoolbel klinkt en kinderen binnenstromen op de buitenschoolse opvang (bso), dragen ze meer met zich mee dan alleen hun schooltas. Ze brengen ook een onzichtbare rugzak vol emoties, indrukken, sociale ervaringen en soms frustraties of zorgen mee. Voor pedagogisch medewerkers is het een dagelijkse uitdaging: hoe ga je om met kinderen die na een intensieve schooldag moeilijk verstaanbaar gedrag laten zien?
Een schooldag vraagt zelfsturing van kinderen. Ze moeten zich concentreren, samenwerken, presteren en hun impulsen beheersen. Ook wordt er van ze verwacht dat ze hun gedrag reguleren (hun eigen gedrag, positieve en negatieve emoties, en reacties in verschillende situaties beheersen en controleren). Dit gaat vaak met vallen en opstaan. Tegen de tijd dat ze op de bso aankomen, zijn ze soms uitgeput. Dit maakt het moeilijker om zich aan sociale verwachtingen te houden of flexibel te schakelen op de bso.
Wat zit er in die emotionele rugzak?
Gedrag zoals boosheid, zich terugtrekken, conflicten aangaan of juist druk en chaotisch gedrag is vaak geen onwil, maar een signaal. De vraag is niet waarom een kind bepaald gedrag laat zien en hoe jij dit kunt veranderen. De vraag is wat er achter het gedrag zit en hoe jij het kind kunt helpen. Gedrag laat een onvervulde behoefte van het kind zien. Als je die onvervulde behoefte van een kind kan ontdekken, is er verandering mogelijk.
Vragen die je jezelf zou kunnen stellen:
• Wat heeft dit kind nodig?
• Wat wil het kind mij met dit gedrag duidelijk maken?
• Heb ik iets gezegd/gedaan dat dat dit gedrag veroorzaakt?
• Heeft een ander kind iets gedaan dat dit gedrag veroorzaakt?
Wanneer het kind merkt, dat je oprecht geïnteresseerd bent, ondanks het gedrag dat hij/zij laat zien, ontstaat er verbinding en vertrouwen.
Wat zegt de wetenschap?
In plaats van te spreken over ‘lastig gedrag’, gebruiken ontwikkelingspsychologen liever de term ‘moeilijk verstaanbaar gedrag’.
Dit benadrukt dat het gedrag betekenisvol is, omdat het een signaal afgeeft, maar niet altijd direct te begrijpen is. Wetenschappelijk onderzoek biedt waardevolle inzichten:
• Emotieregulatie ontwikkelt zich geleidelijk en is pas in de adolescentie volledig ontwikkeld. Jonge kinderen kunnen stress nog niet zelfstandig hanteren (Denham et al., 2012).
• Co-regulatie is cruciaal: volwassenen helpen kinderen hun emoties te begrijpen en te reguleren (Morris et al., 2007).
• Een veilige relatie met een vertrouwd persoon op de bso fungeert als buffer tegen stress en bevordert sociaal-emotionele ontwikkeling (Pianta, 1999).
• Executieve functies, zoals impulsbeheersing en flexibiliteit, zijn nog volop in ontwikkeling bij jonge kinderen (Diamond, 2013). Dit verklaart waarom ze soms ‘ontploffen’ na schooltijd.
Het is belangrijk om te beseffen dat kinderen op de bso niet ‘opnieuw beginnen’ na schooltijd. Ze nemen hun hele dag mee – inclusief alle prikkels, alles wat hen heeft geraakt, verwonderd of gefrustreerd. De bso is dus niet alleen een plek voor ontspanning, maar ook voor verwerking en rust.
De Emowijzer is een speels en laagdrempelig hulpmiddel om op gemakkelijke wijze met een kind in gesprek te gaan over wat het voelt in een sociaal-emotioneel uitdagende context. Daardoor leert het kind te vertrouwen en te verbinden.
Het is het einde van een warme week, en de kinderen komen met rode gezichten luidruchtig de bso binnen. Dan barst de bom. Ruzie! Je wijst deze kinderen een plek om even te kalmeren, want je weet dat wanneer de emotionele grens eenmaal gepasseerd is, kinderen zo vol zitten dat zij door alle emoties even geen nieuwe informatie meer kunnen opnemen (Pont, 2014).
Af en toe boos zijn, is menselijk
Wanneer de emoties zijn gezakt, komen deze kinderen ook aan tafel en wordt de Emowijzer erbij gepakt. Al schommelend vertellen de kinderen hoe hun dag was en wat ze daarbij voelden. Doordat ze het gebruik van de Emowijzer gewend zijn, weten zij dat het menselijk is om af en toe boos te zijn dus hebben zij geen last van schaamte daarover. Het lukt de kinderen daardoor gemakkelijker om terug te kijken op hun boosheid van zojuist en te praten over wat ze voelden. Te begrijpen waarom zij boos waren. Hun behoefte daartoe te verwoorden. Te begrijpen dat hun gedrag niet zo handig was. En zich voor te nemen hoe het in het vervolg iets handiger kan. Dát is emotieregulatie, en dat is waar de Emowijzer goed bij kan helpen.
Jezelf sturen en in balans brengen
Wat is emotieregulatie, wat is het belang hiervan voor kinderen en wat is de onmisbare rol van de pm’er hierin? Emotieregulatie is de poging om invloed uit te oefenen op welke emoties je voelt, wanneer je die voelt en hoe je deze emoties kunt uitdrukken en ervaren (Braet e.a. 2025). Waardoor je je emoties leert begrijpen, jezelf leert sturen en in balans brengen. En dat is onmisbaar voor de sociaal emotionele ontwikkeling, die een doorslaggevende factor is in het geluk van kinderen (Pont, 2014).
Emoties ondertitelen
Voor het leren over emoties, deze voelen, begrijpen en benoemen, hebben kinderen onder andere een veilige omgeving nodig, responsieve volwassenen en een passend taalaanbod. Zij leren taal door het taalaanbod uit hun omgeving. Zeker bij zoiets complex als emoties is het voor kinderen steunend en bemoedigend als volwassenen ‘ondertitelen’ welke emotie zij bij een kind denken waar te nemen. ‘Het lijkt erop dat je je machteloos voelt, klopt dat?’ Voor kinderen jonger dan 7 jaar is nadenken over hun emoties en hun gedrag nog best lastig, vanaf hun 7de levensjaar kunnen kinderen abstracter denken en daardoor beter reflecteren over zichzelf (Pont, 2014).
Emoties? Ze vliegen de hele dag door de ruimte in de kinderopvang! Lachende gezichten, dikke tranen, stampvoetjes of juichkreten. Maar wat gebeurt er precies in die koppies als emoties komen en gaan? En hoe gebruik jij jouw eigen ‘bovenkamer’ om hier wijs mee om te gaan? Want let maar eens op: emoties zijn ontzettend besmettelijk!
Emoties zijn een soort ‘kleurpotloden’ in het brein: ze geven situaties kleur. Positief of negatief, fijn of niet fijn. Neem bijvoorbeeld een situatie waarin een kind een kleurpotlood van een ander afpakt. De één kan denken: hé, niet eerlijk!, terwijl de ander misschien denkt: leuk, samen kleuren! Zo bepalen emoties dus mede hoe een kind een gebeurtenis ervaart en hoe het reageert.
Verschil tussen emotie en gevoel
Emoties ontstaan direct en onbewust in je lijf, terwijl gevoelens ontstaan zodra je je bewust wordt van die emotie. Zie het maar als een kleurplaat: de emotie is als een ingekleurd vakje dat op papier verschijnt. Gevoel is vervolgens wanneer je bewust ziet welke kleur er is ontstaan en hoe mooi die is geworden. Stel je eens voor: je zit lekker buiten met een groepje kinderen te eten. Alles loopt soepel, er wordt vrolijk gekletst en gelachen, en jij zit er ontspannen bij. Op dát moment merk je bewust: dit is geluk! Zo kleur je bewust je eigen ervaring en voel je wat je emotie al had geschetst. Gevoelens en emoties geven kleur aan het leven.
• Gevoelens zijn als de basiskleuren van je kleurplaat; emoties zijn de felle accenten die eruit springen.
• Gevoelens zorgen ervoor dat we op lange termijn gezond en veilig blijven; emoties beschermen ons nú, direct.
• Gevoelens geven ons richting, als de lijnen van een kleurplaat; emoties vertellen ons welke kleuren ons aanspreken of juist afstoten.
• Gevoelens zijn rustig en duurzaam als pasteltinten; emoties zijn krachtig en intens als primaire kleuren.
• Gevoelens bereiden ons voor op situaties die nog moeten komen; emoties reageren onmiddellijk op situaties die nu gebeuren en laten ons direct in beweging komen.
Waar zijn emoties eigenlijk voor bedoeld?
Het woord emotie betekent letterlijk beweging. Denk maar aan het Engelse woord ‘e-motion’: emoties zetten je in actie. Jonge kinderen en baby’s kunnen nog niet altijd duidelijk maken wat ze nodig hebben, daarom gebruiken ze emoties om jou als begeleider in beweging te zetten. Je kent het wel: door de manier waarop een baby huilt, weet jij al gauw of hij moe is, honger of een vieze luier heeft. Elke emotie vraagt om een andere reactie van jou, zodat het kind weer fijne gevoelens kan ervaren.
Worden kinderen ouder, dan leren ze stap voor stap hoe ze hun emoties en behoeften kunnen hanteren. Eerst leren ze geduld hebben als hun wensen niet meteen vervuld worden. Vervolgens ontdekken ze dat anderen ook behoeften hebben. Uiteindelijk groeien ze uit tot sociale mensen die rekening houden met meerdere anderen tegelijk. Dat is een hele prestatie van het jonge brein!
Veel drukke of beweeglijke kinderen geven met hun bewegingen en gedrag uiting aan wat er van binnen speelt. Door verschillende emoties samen te benoemen, er een kleur aan te koppelen en er bijpassende muziek bij te laten horen, leren kinderen begrijpen wat er met hen aan de hand is en hoe ze woorden kunnen geven aan hun binnenwereld.
Ik heb een leerling van zes jaar oud. Net hierheen verhuisd vanuit Amerika. Laten we hem Ethan noemen. Ethan is enorm beweeglijk. Wanneer alle andere kinderen luisteren naar mijn uitleg, dan kruipt, rent en glijdt hij door de ruimte. Wanneer alle andere kinderen met mij meedansen op hun eigen plek, dan doet hij mee in het open materiaalhok achter mij, twee keer sneller dan de rest om vervolgens op de zijkanten van de staande rij matten te klimmen en even te liggen rusten. Hij is bijzonder alert, weet precies wat we vorige week deden, in welke volgorde en heeft alles als eerste door. Hij is sneller klaar dan de rest. En hij is ook sneller klaar met wat we doen. Waar andere kleuters nog lang met het uitgedeelde materiaal experimenteren (voelen, kijken, ruiken, uitproberen) gaat hij alweer radslagen makend door de zaal.
Uiting van onrust en emoties
Ik heb geluk. De rest van de groep is rustig en blijft stabiel. Ze negeren het gedrag van Ethan. En mede daardoor kan ik hem alle bewegingsruimte geven die hij op dit moment nodig heeft. Hij krijgt mijn toestemming om veel meer te bewegen, om uit te razen. Na het lezen van het boek Zie wat je kind beweegt, laat ik hem waar het kan extra zware klussen doen zoals de matten versjouwen. Want ik weet: Ethans gezin heeft het moeilijk. Zijn gedrag en zijn beweeglijkheid zijn slechts een uiting van de onrust en de emoties die hij momenteel ervaart. Van de grote veranderingen, de spanningen thuis en de constant voelbare stress. Van ouders die niet meer lekker samengaan en die daardoor de kinderen er eigenlijk even niet bij kunnen hebben… Zeker zo’n druk mannetje niet. Wanneer de leerkracht de groep aan mij overdraagt, vraagt ze Ethan rustig te zijn bij me. Ik leg een hand op haar arm om haar te stoppen. Bij mij is rustig zijn helemaal niet nodig. Ik heb juist goede hoop, dat bij mij uitrazen ervoor zorgt dat hij straks wat minder gespannen in zijn vel zit. Al is het maar voor eventjes.
Het belang van bewegen
Er zitten een hoop belangrijke signalen in beweging. Een kind dat niet van vieze handen houdt, zal wapperen met zijn handen, een kind dat moet plassen, hupst wat heen en weer en van enthousiasme zie je kinderen vaak springen. Allemaal bewegingen waaraan je wat kunt aflezen. Kinderen leren de wereld en hun lijf door beweging ontdekken. Eerst kijken ze vooral naar anderen, later gaan ze proberen na te doen. Wanneer kinderen groter worden, leren ze meer zelf te doen.
Wij willen dan vertellen dat iets gevaarlijk is of ingrijpen, maar zo leert een kind dat helemaal niet. Een jong kind weet immers nog niet wat ‘te hoog’, ‘te glad’ of ‘gevaarlijk’ is. Die woorden hebben nog geen betekenis. Met hun lichaam kunnen ze het wél leren. Leer ze bijvoorbeeld voelen dat de tafel waarop ze staan, randen heeft en ergens ophoudt.
Beweging is tijdens de hele ontwikkeling een belangrijk instrument. Dat zie je inmiddels ook op veel scholen: door te bewegen komt informatie op een andere manier je brein in, wat maakt dat je die makkelijker kunt onthouden.
Je stapt uit bed na een onrustige nacht. Een beetje vermoeid drink je een kop koffie en met een diepe zucht pak je je spullen om aan het werk te gaan. Als je binnenkomt op je werk komt het gehuil van die ene baby je al tegemoet en je zucht een keer diep. Je begroet je collega’s en hoort dat de moeder nogal gehaast binnenkwam en amper tijd had voor een overdracht. Je dag is begonnen. Herkenbaar?
Er is al veel gebeurd voordat je aan het werk gaat. Zowel bij jou, de baby als bij de ouders. De ene dag stap je heerlijk uitgerust uit je bed en kun je rustig beginnen met je eigen ochtendritueel. De andere keer gebeurt er van alles en kom je niet eens aan je ontbijt toe. Opstaan met een heerlijk zonnetje, of in het donker met een onstuimige wind, dat maakt een groot verschil. Niet alleen bij jou, maar ook bij alle andere mensen die je gedurende de dag tegenkomt.
In de scholing Baby’s Begrijpen reizen we door Babylonië. Tijdens dit avontuur wordt stilgestaan bij de reis die de baby aflegt van -9 maanden tot het eerste jaar. Iedere baby legt deze reis af in een uniek landschap. De plek, mensen en emoties zijn bij iedere baby anders. Dat landschap is wel behoorlijk bepalend voor de mogelijkheden die je als baby hebt en de ervaringen die je opdoet.
En dan moet de dag nog beginnen…
Stel je nou eens voor… Je bent een baby. Je vindt slapen nog lastig en je vindt het fijn als je ouders geregeld even bij je zijn in de nacht. De afgelopen nacht was dit nog net wat meer het geval dan in andere nachten. Je voelde je alleen en je vond het fijn dat toen je moest huilen er iemand bij je kwam, al duurde het soms wel lang voordat er iemand kwam. Dit maakte je enorm overstuur. In de ochtend merk je wel dat je moeder een beetje onrustig is en daar word je zelf ook onrustig van. Hierdoor vind je het lastig om rustig te drinken en duurt het allemaal veel langer dan gebruikelijk. Nu moeten jullie echt op pad, je moeder lijkt ineens enorme haast te hebben. Je wordt snel in je jas gehesen. Het rijden in de auto vind je normaal wel leuk, maar voelt nu toch minder prettig. Aangekomen bij het kinderdagverblijf komen er allerlei verschillende geluiden en onbekende geuren op je af. Je moeder krijgt steeds meer haast en legt je in de armen van iemand die je nog niet zo vaak hebt gezien, doet een snelle overdracht en vliegt de deur uit. Een beetje verstijfd kijk je om je heen en je begint te huilen.
Emotioneel bijtanken
We hebben allemaal een emotionele batterij. Hoe je slaapt en hoe je dag begint, bepalen voor een groot gedeelte hoe vol je batterij is aan het begin van de dag. De gebeurtenissen van de dag bepalen verder of de batterij snel of langzaam leegloopt. Er is wel een handig weetje over deze batterij: je kunt hem opladen! Niet alleen fijn voor jezelf, maar vooral voor de allerkleinsten onder ons. Baby’s hebben het namelijk hard nodig om regelmatig emotioneel te kunnen bijtanken.
Storm van indrukken
Als een baby op avontuur gaat worden er veel nieuwe indrukken opgedaan. Vreemde geluiden, nieuwe gezichten, materialen die allemaal anders aanvoelen. Het is ongelofelijk om je te realiseren wat een baby op een dag bijleert. Het brein groeit nooit meer zo hard als in het eerste jaar. Er komen wel zevenhonderd nieuwe verbindingen bij per seconde! Laat dat even rustig tot je doordringen... zevenhonderd nieuwe verbindingen, elke seconde opnieuw! Dat zijn zoveel opgedane ervaringen, ieder geluidje, ieder stofje, iedere gezichtsuitdrukking, alles is telkens weer nieuw. Het is dan ook niet gek dat je in deze storm van indrukken op zoek gaat naar een veilige haven.
Spelenderwijs groeien, dat begint met voelen, proberen, ontdekken en gezien worden. Precies zoals je bent: emotioneel, nieuwsgierig, stoer of verlegen. In Het Peuterdorp mag het allemaal. Dit levensechte dorp op peuterschaal laat kinderen spelenderwijs groeien in emotionele ontwikkeling, sociale interactie en zelfvertrouwen.
Stel je voor… Je bent drie jaar oud. De wereld om je heen is groot en soms best een beetje spannend. Maar dan stap je een mini-dorp binnen, helemaal afgestemd op jou. Alles is wat kleiner, de supermarkt, het ziekenhuis, de bouwplaats, helemaal echt, maar dan in het klein. En jij? Jij mag alles aanraken, ermee spelen, onderzoeken en beleven zoals jij dat wilt. Welkom in het Peuterdorp: een wereld waarin spel de taal is van ontwikkeling, en emoties alle ruimte krijgen om ontdekt te worden.
Droom wordt werkelijkheid
Wat zeven jaar geleden begon als een droom van Selma, directrice van kinderopvangorganisatie Kindernet, groeide uit tot een uniek pedagogisch concept. Een dorp op peuterschaal, waarin alles draait om ontdekken en verwonderen. En misschien wel het belangrijkste; het leren omgaan met je eigen emoties in relatie tot de wereld om je heen.
In april 2025 opende het Peuterdorp zijn deuren op locatie ‘t Nestje van Kindernet, gevestigd in het voormalige Indisch Landbouwmuseum in Deventer. Deze prachtige, historische plek werd volledig omgetoverd tot een speelse miniwereld waarin kinderen zich letterlijk en figuurlijk kunnen verhouden tot hun omgeving.
Emotionele groei begint bij spel
Spel is voor jonge kinderen dé manier om grip te krijgen op hun omgeving en zichzelf. In het Peuterdorp gebeurt dat in een wereld die uitnodigt tot fantasie, herhaling en beleving. Wanneer peuters in de supermarkt van Het Peuterdorp hun boodschappen doen, oefenen ze spelenderwijs met taal, rekenen en samenwerking, het wachten op hun beurt en het maken van afspraken.
‘Kinderen herbeleven in hun spel wat ze meemaken in het dagelijks leven’, vertelt pedagogisch coach Wendy. ‘In het dorp geven we hen de ruimte om die ervaringen opnieuw te doorvoelen. En wij zijn er om hen daarin te begeleiden. We spiegelen hun emoties, benoemen die en helpen bij het reguleren ervan.’ In zo’n rollenspel ontmoeten de binnenwereld en buitenwereld elkaar. Kinderen verwerken indrukken, verkennen hun gevoelsleven en verbinden dat met hun eigen belevingswereld. Zo leren ze hun emoties herkennen, benoemen en ermee omgaan.
Daarmee leggen ze de basis voor sociale vaardigheden, empathie en zelfvertrouwen. Ze ontwikkelen ook allerlei andere competenties die ze in de toekomst nodig hebben. Denk aan samenwerken, creatief denken, omgaan met veranderingen en het aangeven van grenzen.
Emotie als leerbron voor de professional
Niet alleen kinderen worden uitgedaagd om emoties een plek te geven. Ook pedagogisch professionals worden in Het Peuterdorp iedere dag opnieuw gevraagd om af te stemmen op het gevoelsleven van de peuters.
Het team werkt met een VVE-aanpak (voor- en vroegschoolse educatie) waarin naast taal en rekenen veel aandacht bestaat voor sociaal-emotionele ontwikkeling. Door vaste gezichten en kleine groepen ontstaat er een warme band waarin kinderen zich veilig voelen om emoties te uiten, inclusief hun driftbuien, knuffelbehoefte of verdriet.
‘Het helpt dat we als team goed op elkaar zijn ingespeeld’, vertelt professional Janneke. ‘We nemen tijd om te reflecteren. Waarom reageerde dit kind zo heftig? Wat raakte mij daarin als professional? We willen niet alleen een pedagogisch sterke omgeving zijn, maar ook een plek waar emoties van alle mensen, groot én klein erkend mogen worden.’
En verder
Op de groep gebeurt het zomaar: je hoort ineens hard gehuil. Een kind is overstuur. Je ontdekt dat het is gebeten door een ander kind. Natuurlijk grijp je in, want veiligheid staat voorop. Maar intussen raast er van alles door je hoofd: wat zeg ik tegen het kind dat gebeten heeft? Hoe zorg ik dat dit straks niet nog eens gebeurt? Hoe blijf ik in verbinding met beide kinderen? Moet ik nu sorry laten zeggen? En wat als dat nep voelt? En waarom heeft de vraag: ‘Waarom doe je dit?’ eigenlijk geen enkele zin op zo’n moment?
'Waarom deed je dit?’ vroeg ik aan het jongetje dat net een ander kind had gebeten. Ik liep naar hem toe, want ik wist dat ik moest ingrijpen. Maar heel eerlijk? Toen ik er eenmaal stond dacht ik: ehm… wat moet ik eigenlijk zeggen of doen? En voor ik het wist hoorde ik mezelf zeggen: ‘Waarom heb je dit gedaan?’ Zodra ik het zei, wist ik al: dit gaat niet werken..
Zelfregulatie
Jonge kinderen kunnen wel sterke emoties en impulsen voelen, maar ze kunnen die nog niet zelfstandig reguleren. Het brein van een kind is volop in ontwikkeling en dat betekent dat het in het heetst van de strijd niet logisch nadenkt, niet tot tien telt, en vaak ook niet begrijpt waarom het deed wat het deed. Sterker nog, als een kind overspoeld raakt door emoties, is het verstandelijke deel van het brein even niet beschikbaar. Het kind heeft dan geen toegang tot woorden, tot empathie, tot ‘leren van de situatie’. En dus ook niet tot een goed antwoord op jouw vraag. Op zo’n moment heeft een kind vooral onze aanwezigheid nodig: onze kalmte, nabijheid en grens. Niet om het goed te praten. Maar
om uiteindelijk te kunnen leren. Kinderen leren zelfregulatie in relatie met een liefdevolle volwassene. Door de ervaringen die ze met ons opdoen. Door de manier waarop wij aanwezig zijn op deze moeilijke momenten.
Drie punten zijn erg belangrijk
1. Verbinding
Een kind dat ontregeld is, heeft eerst jouw kalmte nodig. Dankzij jouw rustige toon en aanwezigheid, lukt het een kind langzaam weer om tot rust te komen.
2. Veiligheid
Impulsen kunnen bij een kind soms stukken groter zijn dan hun mogelijkheid om het te stoppen. Als het een kind niet meer lukt om zelf te stoppen, dan is het onze taak om ervoor te zorgen dat het stopt.
Bijvoorbeeld: ‘Sorry dat ik er niet op tijd bij was. Ik zorg ervoor dat je stopt met bijten. Ik houd het veilig op de momenten dat het jou even niet lukt.’ Voor een grens hoeft een kind niets te doen. Jij bent degene die ervoor zorgt dat het stopt. Dit kun je doen door bijvoorbeeld je hand ertussen te plaatsen of er even bij/tussen te gaan zitten. Waar nodig kun je het kind even optillen en samen een rustiger plekje opzoeken. Niet als straf maar om ervoor te zorgen dat een kind zich weer veilig gaat voelen.
Luisteren lijkt vanzelfsprekend, maar écht luisteren is een vak. Zeker in de kinderopvang, waar emoties dagelijks langskomen: peuterdrift, oudertwijfel en/of botsende collega’s. Goed luisteren zorgt voor rust, verbinding en vertrouwen. In dit artikel ontdek je de vijf niveaus van luisteren volgens Stephen Covey. Leer hoe luisteren écht het verschil maakt in de samenwerking met kinderen, ouders én collega’s.
Emoties willen gehoord worden. Als kinderen zich niet gezien of gehoord voelen, slaan ze dicht of worden ze juist druk. Luisteren is de eerste stap in het reguleren van emoties: het schept veiligheid, rust en ruimte om tot ontwikkeling te komen. In contact met ouders en collega’s is dat niet anders. Wie zich gehoord voelt, staat meer open voor samenwerking en vertrouwen.
Wat de 5 niveaus van luisteren doen
Stephen Covey onderscheidt vijf niveaus van luisteren. Elk niveau zegt iets over hoe je aanwezig bent bij de ander:
• Negeren: je hoort niets, je voelt je niet belangrijk.
• Doen alsof: een ‘hmm-hmm’ zonder echt contact. Kinderen prikken er feilloos doorheen.
• Selectief luisteren: je pikt eruit wat jou uitkomt met verwarring en frustratie tot gevolg.
• Aandachtig luisteren: je bent aanwezig, open en oprecht.
• Empathisch luisteren: je voelt je gehoord, gezien én begrepen.
Dat opent de deur naar vertrouwen, rust en samenwerking. In de kinderopvang zie je dit dagelijks. Als een peuter, die net is gevallen, een vluchtige ‘komt wel goed’, te horen krijgt, kan hij zo maar harder gaan huilen. Een ouder die z’n zorgen uit, krijgt goedbedoeld advies maar mist het gehoord worden. Of collega’s die langs elkaar heen praten omdat ze vooral wachten op hun eigen beurt om te spreken. Empathisch luisteren maakt hierin het verschil.
Als peuters met een te kleine woordenschat naar de basisschool gaan, krijgen ze problemen met leren lezen. Het plakken van letters tot woorden die ze niet begrijpen vertraagt, demotiveert en vergalt het leesplezier. Het kan ertoe leiden dat ze later onvoldoende leesvaardig van school gaan. Met de boeken van Ebbie kun je peuters een basiswoordenschat aanreiken, mét leesplezier.
Ebbie is een vrolijk, blauw aapje met een rode broek. De avontuurtjes die hij beleeft zijn herkenbaar voor jonge kinderen. Ze staan beschreven in zes kleurrijke, stevige kartonboekjes, geïllustreerd door Milja Praagman. Je kunt deze boeken al voorlezen aan kinderen van 1,5 en de meeste tweejarigen zullen de verhalen al helemaal begrijpen. Daarnaast zijn ze ook geschikt voor 3-jarigen met een kleine woordenschat. In elk boek komen ruim 50 nieuwe basiswoorden aan bod, ingebed in korte verhalen met grappige illustraties. Met alle Ebbie-boeken samen (het streven is 8 delen) kunnen kinderen een basiswoordenschat van 500 woorden verwerven, waarmee ze kunnen doorgroeien naar voldoende woordenschat om in groep 1 succesvol te beginnen.
Basiswoorden
De woorden in de Ebbie-boeken zijn geselecteerd uit een lijst van 1000 basiswoorden, samengesteld door het Instituut voor Taalontwikkeling. Deze 1000 woorden zouden alle kinderen minimaal moeten kennen in groep 1 van de basisschool. Het gaat hierbij om woorden die de meeste kinderen van huis uit al meekrijgen (door gesprekjes met ouders/verzorgers en het voorgelezen krijgen van boeken), zoals de namen van dieren, kleuren, lichaamsdelen, kleding, speelgoed, eten, gevoelens, telwoorden, voorzetsels, vraagwoorden, vergelijkingen, enzovoort. Sommige kinderen kennen te weinig van deze basiswoorden en als pm’er kun je hierin voor hen veel betekenen. Ebbie helpt daar een handje bij.
Receptieve en expressieve woordenschat
De tekst is opgebouwd uit korte zinnen. Zinnen die een peuter snapt en ook kan gebruiken. Er staan veel woorden in rond wassen: bad, douche, wasbak, kraan, water, warm, heet, koud, zeep, handdoek, schoon, vies, nat, droog. Dit zijn woorden in de context van verwante woorden. Woorden in een context worden makkelijker opgepikt. En behalve in de context van verwante woorden staan de woorden hier in de context van een betekenisvol verhaal.
In het hele boek zijn geen andere personages te zien dan Ebbie. Als je het boek voorleest, lijkt het alsof je direct tegen Ebbie praat. Het idee hierachter is dat wanneer kinderen de boeken zelf gaan ‘lezen’ (nadat ze het een aantal keer voorgelezen hebben gekregen), ze ook tegen Ebbie gaan praten. Zo wordt niet alleen de receptieve woordenschat (het kennen van de woorden), maar ook de expressieve woordenschat (het gebruiken van de woorden) gestimuleerd.
Dit liedje ontstond ooit als opdracht voor een project van kinderen in het Speciaal Onderwijs, maar blijkt een fijn lied voor jonge kinderen in alle soorten onderwijs.
Introductie
Vraag de kinderen om te raden welke emotie jij uitbeeldt. Doe er een paar, telkens zonder geluid te maken. Boos: fronsen, tanden laten zien, met je vuisten zwaaien, op de grond stampen. Bang: maak je klein, verstop je gezicht en bibber. Bespreek telkens hoe de kinderen de emotie herkennen en vertel vervolgens dat dit liedje over verschillende gevoelens gaat die ze mogen raden.
Uitbeelden
Laat de opname horen of zing het lied voor en nodig de kinderen uit om steeds mee te doen met uitbeelden als de emoties worden beschreven. Bespreek na afloop welke emoties er allemaal langskwamen (boos, verdrietig, bang en blij). Zing het lied nog een keer en nodig de kinderen uit om nog eens mee te doen met uitbeelden en eventueel al het refrein mee te zingen. Vraag na afloop of iemand nog een andere emotie kan bedenken. Laat diegene die emotie uitbeelden, de rest mag raden welke emotie het was. Kinderen die het moeilijk vinden om een emotie te bedenken kun je eventueel iets influisteren. Denk aan: verlegen, verliefd, onzeker, woedend, geschrokken of zenuwachtig.
Hoe voelt de muziek zich?
Zoek van tevoren op YouTube of Spotify een playlist met de zoekterm ‘music and different emotions’ of zet een paar van je eigen favorieten klaar. Bespreek met de kinderen dat muziek bepaalde gevoelens kan uitdrukken of oproepen. Laat verschillende liedjes of muziekstukken horen met duidelijk verschillende emoties. De kinderen mogen weer zonder geluid uitbeelden welke emotie ze vinden dat bij die muziek past.
Let op: houd een eventueel eigen oordeel binnen. Kinderen hebben soms een andere beleving van muziek dan je zou verwachten. Bijvoorbeeld door een herinnering of een specifieke associatie. Alles is goed in dit geval. Met oudere kinderen kun je eventueel bespreken hoe het komt dat muziek een bepaalde emotie oproept. Bijvoorbeeld door een herinnering of een associatie met een bepaalde situatie, maar ook door muzikale kenmerken. Langzame, zachte, vloeiende muziek wordt vaak als rustgevend ervaren. Harde en snelle muziek als boos of vrolijk. Laat de kinderen na dit gesprek nog een paar muziekstukken ‘beoordelen’.
Bij de bso locatie Boshut van SDK kinderopvang staat er vandaag een creatieve activiteit op de planning. Binnenkort begint het thema ‘Boeren buitenleven’. Sanne heeft bedacht om met de kinderen alvast wat versiering te maken.
Wanneer Sanne alle spullen heeft klaargezet en de kinderen zien de kleuren van het zoutdeeg, beginnen ze enthousiast door elkaar te roepen: ‘Ik wil blauw, ik groen, ik roze, nee ik wil ook blauw, die heb ik al!’ Sanne komt aanlopen en zegt: ‘Jullie kunnen straks allemaal de kleur die je wilt, want we halen er stukjes af, er is genoeg voor iedereen!’ De kinderen kijken elkaar opgelucht aan, ze kunnen met een gerust gevoel aan de activiteit beginnen.
Niet om op te eten
Sanne vertelt: ‘We gaan hangertjes van zoutdeeg maken! We beginnen over een week met het thema Boeren Buitenleven en met deze hangertjes kunnen we onze groep mooi versieren. Wie heeft er al eens met zoutdeeg gewerkt?’ Tiago roept: ‘Ik heb met mijn tante cakejes gebakken!’ Sanne legt uit dat je dit deeg niet kunt opeten. ‘Er zit heel veel zout in en als je daarvan eet, krijg je last van je buik.’ Lexy giechelt: ‘Dat is echt héél vies, ieuw, ik heb het een keer geproefd.’ Sanne zegt: ‘Oké, dit gaan we doen: jullie mogen straks een kleurtje deeg kiezen en daar een stukje afhalen. Dat stukje maak je helemaal plat met de deegroller. Als jullie dat hebben gedaan, zal ik de volgende stap uitleggen.’ De kinderen gaan aan de slag. Jess vraagt: ‘Wat kan ik doen zodat het bolletje één kleur wordt?’ Sanne legt uit dat ze dan verder moet kneden. Jess kneedt verder en reageert: ‘Oooh ja, het werkt!’
Kapot plat
Als alle kinderen het bolletje hebben gekneed zoals ze willen, beginnen ze met het platmaken. Noah roept: ‘Zooo, die van mij wordt kapot plat!’ Sanne kijkt hem verbaasd aan: ‘Kapot plat, wat is kapot plat?’ Noah begint te lachen: ‘Dat het zo plat is als een pannenkoek!’
Als je werkt met kinderen kun je merken dat zij soms last hebben van stress. Bijvoorbeeld na een drukke schooldag of wanneer ze vervelende dingen meemaken. Als pedagogisch medewerker kun je dan van grote betekenis zijn. Je kunt kinderen helpen goed om te gaan met stress. Ook kun je hen op verschillende manieren ontspanning bieden.
Je kunt stress goed vergelijken met een weegschaal. Aan de ene kant zijn er de krachten van een kind. Bijvoorbeeld de talenten, de vriendjes en vriendinnetjes, de steun van de ouders en van jou. Aan de andere kant zijn er de eisen die aan het kind worden gesteld. Dit zijn alle dingen waar het kind mee om moet gaan. Bijvoorbeeld moeilijk schoolwerk, ruzie met een vriendje en grote zaken, zoals ouders die scheiden of het overlijden van een familielid. Als die weegschaal uit balans raakt, voelt het kind stress. Er wordt dan te veel van het kind gevraagd. Als pedagogisch medewerker of leerkracht merk je dit. Sommige kinderen worden bijvoorbeeld druk of vertonen uitdagend gedrag. Andere kinderen trekken zich juist terug. Ook zijn er kinderen die jouw nabijheid opzoeken. Zelfs al heb je niet eens altijd door waarom een kind zich anders gedraagt: je gevoel zegt je dat je ontspanning wilt bieden.
Stress
Het liefst zou je misschien alles willen wegnemen dat stress veroorzaakt. Maar dat kan niet en zou ook niet goed zijn. Stress is namelijk niet alleen maar slecht. Het is een teken dat je iets moet doen. Je lichaam en je hoofd vertellen je dat een situatie niet prettig voor je is. Je voelt bijvoorbeeld je hart sneller kloppen. Of je merkt dat je een situatie graag zou willen veranderen. Doordat je stress voelt, ben je beter in staat om aan de slag te gaan. Dat geldt ook voor kinderen. Dit zie je het gemakkelijkst bij momenten waarop direct en snel gehandeld moet worden. Bijvoorbeeld wanneer jij een rennend kind roept te stoppen voordat hij bij de oversteek komt. Het kind schrikt duidelijk en staat meteen stil. Op die manier helpt stress en is stress soms nodig.
Helpen
Ook al kun je stress niet volledig wegnemen, je kunt er wel zijn voor kinderen die stress hebben. Je kunt bijvoorbeeld een luisterend oor bieden. En je kunt ze helpen om situaties te begrijpen en te leren wat ze in zo’n situatie kunnen doen om te ontspannen. Je benoemt bijvoorbeeld welke emoties je ziet. Of je bedenkt samen met het kind een plan. Bij een ruzie stel je bijvoorbeeld voor dat het kind ‘sorry’ kan zeggen om het goed te maken. Meestal helpt het om vooral open vragen te stellen. Je zet het kind aan het denken. Hierbij kun je denken aan vragen als: ‘Wat zou je eraan kunnen doen?’ ‘Wie zou jou kunnen helpen?’ ‘Je kijkt altijd graag naar de filmpjes van … [naam van de superheld waar het kind fan van is]. Wat denk je dat hij/zij nu zou doen? En wat kun jij daarvan leren?’ Je brengt kinderen met dit soort vragen in een oplosstand. En een oplossing die kinderen zelf bedenken, werkt vaak beter dan een oplossing die een ander aandraagt.
Verder help je kinderen die stress ervaren door afleiding te bieden. Dit hebben kinderen nog meer nodig dan volwassenen. Veel situaties kunnen zij immers niet bepalen. Ze zijn afhankelijk van de beslissingen van volwassenen. Vooral jongere kinderen tot ongeveer 9 à 10 jaar oud vinden het bovendien moeilijk om op een ‘volwassen’ manier te denken over stress en de situatie te relativeren. Oudere kinderen en volwassenen kunnen bijvoorbeeld bedenken dat iets niet zo erg is of dat het wel weer over zal gaan. Hierdoor verminderen de negatieve gevoelens zoals angst of boosheid. Voor jongere kinderen is het soms prettiger om zich ergens anders op te richten. Wanneer een kind bijvoorbeeld zenuwachtig is voor een bezoek aan de tandarts later op de dag, kun je het kind even lekker laten spelen met vriendjes, laten luisteren naar een leuk voorleesverhaal of laten bellenblazen. Dat soort afleiding helpt dan het allerbeste.
Personeelstekorten, invalkrachten, problemen oplossen, brandjes blussen, thema’s en activiteiten voorbereiden. Geen tijd om stil te staan. Geen ruimte om te zien wat aandacht nodig heeft. En intussen blijft het belangrijkste werk liggen: het écht zien van kinderen.
Herken je dat gevoel? Aan het eind van de dag uitgeblust op de bank ploffen, het hoofd vol en je lijf moe. Pedagogisch professionals werken met hart en ziel, maar vaak ook onder hoge druk. Alles moet dóór. Meespelen – zittend tussen de kinderen, in rust en nabijheid – lijkt voor veel professionals een luxe geworden. En zelfs alleen al als je het probeert, kun je je schuldig voelen. Omdat er nog zoveel ‘moet’.
Een systeem vol goede bedoelingen
Op de groepen zie ik vaak hetzelfde patroon: medewerkers werken keihard, maar lijken vooral bezig te zijn met overleven. Geen tijd om stil te staan. Geen ruimte om écht te kijken. En dus ook niet om te voelen. Het systeem vraagt iets anders: doorgaan. We rennen door – met de beste bedoelingen – maar raken de bedoeling gaandeweg kwijt. Stilstaan bij de bedoeling Als je dit herkent, deel je dit gevoel dan weleens met collega’s? Of met je leidinggevende? Niet als klaagzang over hoe druk het is, maar als uitnodiging tot reflectie: waarom doe ik dit werk? Wat raakt me? Waar verlang ik naar in mijn werkdag? Welke ruimte heb ik – en welke zou ik willen?
Een aantal vragen die daarbij kunnen helpen:
• Waar staan we nu?
• Waar willen we naartoe?
• Wat hebben we nodig?
• Wat houdt ons tegen?
• Wat wordt de eerste stap?
Hoe staat het met de pedagogische visie binnen jouw organisatie? Leef je die voor, voel je je daarin gedragen, of is die langzaam naar de achtergrond verschoven? Als jij dit niet alleen voelt, maar je collega’s ook, dan is een teamgesprek een goed idee. Een herbezinning. Een gezamenlijke zoektocht naar de bedoeling. En precies daar ontstaat ruimte. Niet door harder te werken, maar door anders te kijken.
Zit jij tussen de kinderen?
De eerste praktische stap? Letterlijk ruimte creëren voor wat jullie belangrijk vinden. Niet door méér te doen, maar door bewust te kiezen. En dat vraagt ook om actie vanuit de organisatie. Er zijn kinderopvangorganisaties die (tijdelijk) extra personeel inzetten op de groepen, of ervoor kiezen om structureel met één persoon boventallig te werken. Niet om bij te springen in de drukte, maar om ruimte te maken voor wat er écht toe doet: observeren, meespelen, in contact zijn.
In dit artikel beschrijf ik drie herkenbare situaties uit de praktijk van een pedagogisch medewerker. Momenten waarin we vaak op de automatische piloot reageren – en hoe je dan, met een beetje bewustzijn, een groot verschil kunt maken.
Ken jij het filmpje van het Still Face Experiment van Dr. Edward Tronick? Misschien heb je het ooit voorbij zien komen tijdens een opleiding of training. Als ik het laat zien aan pedagogisch medewerkers, dan gebeurt er altijd hetzelfde: iedereen kijkt vol verbazing. Je ziet mensen denken: ‘Wow, wat een impact. Is dit wat er gebeurt als ik níet reageer op een kind? Het filmpje raakt iets. Want het laat in een paar minuten zien hoe belangrijk ons gedrag is. Hoeveel invloed wij hebben. Hoe een simpele gezichtsuitdrukking – of juist het gebrek daaraan – zóveel kan doen met een kind. En dat blijft hangen. Tenminste… op dat moment.
Responsief vraagt net iets meer
Maar wat gebeurt er daarna? Als je weer terug bent op de groep, tussen de boterhammen en de plasrondes, voel je dan nog steeds die impact? Sta je dan nog steeds stil bij hoe vaak zo’n ‘still face moment’ eigenlijk ook in het echt gebeurt? Niet omdat je het wilt – natuurlijk niet. Maar het gebeurt. En dat is confronterend, maar ook een uitnodiging. Want als we heel eerlijk zijn: we weten dat sensitief en responsief handelen belangrijk is. Mooie woorden, die je vaak hoort. En ik geloof ook écht dat bijna alle medewerkers in de kinderopvang sensitief zijn. Je voelt aan wat er speelt bij kinderen. Soms ook bij collega’s. Maar dat andere woord – responsief – dat vraagt net iets meer. Responsief zijn betekent namelijk niet alleen iets aanvoelen, maar er ook echt iets mee doen. Dáár op reageren. En dat is spannend. Want dat vraagt iets van jou. Van jouw zelfkennis, jouw zelfreflectie. Weet jij waar jouw reactie vandaan komt? Reageer je op het kind, of op iets in jezelf?
Hij haalt weer de kast overhoop…
Je kent hem vast wel. Dat ene kind dat – precies op het moment dat jullie willen opruimen – ineens iets heel anders bedenkt. Terwijl jij met je handen vol Duplo naar de kast loopt, zie je in je ooghoek dat hij wéér bovenop de speelgoedkeuken klimt. Of hij trekt zomaar een la open en kiepert de inhoud om. Je denkt: Waarom juist nu? We zijn bijna klaar!
Maar wacht eens even. Wat gebeurt er daar eigenlijk écht? Het is verleidelijk om meteen te denken: Hij wil gewoon niet meewerken. Maar wat nou als dit eigenlijk neerkomt op een roep om verbinding?
Dat voorlezen belangrijk is voor de taalontwikkeling weten we allemaal. Maar voorlezen doet zoveel meer voor jonge kinderen. Lees jij wel eens voor aan een verdrietig kind, als een warm moment van troost? Of als rustmoment omdat het onrustig is op de groep? Lees jij vaker hetzelfde boek voor, omdat kinderen de herhaling zo fijn vinden? Of kies je een boek dat in onderwerp aansluit bij wat kinderen op de groep bezighoudt, zoals op vakantie gaan, naar de dokter toe of gezinsuitbreiding? Dan biedt je kinderen méér dan een rijk taalaanbod. Jij verhoogt de emotionele veiligheid.
Laten we samen dagdromen… Stel je eens voor hoe een voorleesmoment eruitziet waarin een kind zich veilig, gezien en begrepen voelt. Dat knus en ontspannen aanvoelt voor iedereen. Wat zie je?
Je zit gezellig bij elkaar op een rustig, knus plekje. Eén-op-één of met een klein groepje kinderen, zodat er volle aandacht is voor elkaar. Je praat samen over wat je ziet op de bladzijden. Je gaat in op wat kinderen spannend, grappig of herkenbaar vinden. Jullie maken samen plezier en genieten van het moment. Het voelt ontspannen. Er is geen goed of fout in hoe kinderen reageren, of in hoe jij voorleest. Een voorleesmoment als dit is een kans om écht contact te maken, rust te brengen en een kind te laten voelen: jij bent veilig, jij mag er zijn. Voor baby’s, dreumesen, peuters én kleuters in de kinderopvang vormen knusse voorleesmomenten een rustpunt in een soms overweldigende wereld.
De baby: veilig bij jou
Een baby begrijpt (nog) niet veel van wat jij vertelt, of van de plaatjes die het ziet. Maar door jouw vriendelijke stem, kalme ritme en ontspannen houding voelt de baby dat hij veilig is bij jou. Het boekje voelt zacht en prettig. De baby zit dicht bij jou. Je kunt het gezicht van de baby zien, zodat je jouw tempo en reacties daarop kunt afstemmen. Door dit één-op-één momentje samen, ontstaat een intiem moment van verbinding. Een moment als dit hoeft maar vijf á tien minuten te duren en kan vóór of na een verzorgingsmoment, zoals het verschonen of eten. Maar ook wanneer een baby onrustig is kan een klein leesmomentje samen zorgen voor verbinding en ontspanning.
De dreumes: ontdekken vanuit veiligheid
Een dreumes begrijpt en herkent steeds meer van wat hij ziet. Hij begint te wijzen, na te bootsen en te reageren op herkenbare voorwerpen en emoties in een boek. Hij hoort graag van jou hoe iets heet, soms wel tien keer achter elkaar. Dit is niet alleen goed voor de taalontwikkeling, maar ook een manier om de wereld en zichzelf te leren begrijpen.
De dreumes ontdekt graag hoe een boekje werkt. Geef hem die ruimte en volg de dreumes in wat hij interessant vindt. Oók als hij kris-kras door het boekje gaat zonder het verhaal te volgen. En óók als hij maar één en dezelfde bladzijde steeds opnieuw wil bekijken. Zo ervaart hij een veilige basis om op zijn eigen manier te ontdekken. Ga er lekker voor zitten met wat verschillende stevige boekjes, op een rustige knusse plek waar dreumesen kunnen komen en gaan. Trek er vijftien minuten voor uit en geef je over aan de gezellige chaos die er kan zijn. Ook dát is voorlezen.
Als een kind jouw rust nodig heeft om zich veilig te voelen, dan moet jij eerst weten hoe je er zelf bij zit. Hoe voel jij je vandaag? Ben je gehaast, vermoeid, gespannen? Of juist kalm en aanwezig? Wat jij voelt, blijft niet bij jou. Baby’s hebben nog geen stevig prikkelfilter. Dat maakt ze extra gevoelig voor jouw stemming.
De praktijk van alledag
Stel je voor... Je hebt net een baby in slaap gewiegd. Het duurde even: wiegen, sussen, wachten tot hij zich kon overgeven. Nu ligt hij eindelijk. Stil. In de groepsruimte ruikt een andere baby naar poep. Je pakt hem op voor een schone luier. In je ooghoek zie je een dreumes op het lage kastje klimmen. Je bent net op tijd.
Op dat moment stapt een collega van de peutergroep binnen. ‘Kunnen jullie vandaag de was doen? Het is bij ons echt even chaos.’ Je wil antwoorden, maar je hoort ineens gehuil. De baby in de slaapkamer is alweer wakker. Je kijkt op. Je collega is net op de gang in gesprek met een ouder. Jij bent alleen. En je voelt het: je wordt alle kanten opgetrokken. Je wil voor elk kind zorgen. Rust brengen. Aanwezig zijn. Maar je hoofd zit nu al vol. En de dag is nog maar net begonnen.
Wat baby’s nodig hebben
Baby’s ervaren emoties, net als wij: blijdschap, onrust, nieuwsgierigheid, frustratie. Maar ze kunnen die gevoelens nog niet reguleren. Daar hebben ze jou voor nodig. Jouw rustige aanwezigheid helpt hen kalmeren. Niet door alles op te lossen, maar door er gewoon te zijn.
Een baby huilt. Je pakt hem op. Je stem is zacht. Je maakt oogcontact. Misschien zing je een liedje of wiegt wat heen en weer. Je lijf, je blik, je ademhaling. Alles in jou zegt: ‘Ik ben er. Jij bent veilig.’ Dat is co-regulatie: een kind ondersteunen bij emoties die het nog niet kan dragen. Als jij met aandacht beschikbaar bent, komen kinderen tot rust. Ze zoeken geen oplossingen, ze zoeken jou. Maar als jij er niet echt bent, als je gehaast bent, afgeleid of vol in je hoofd, dan voelen ze dat meteen. Een baby begint te wiebelen, een ander gaat huilen. Sommigen zoeken je op, trekken aan je, klampen zich vast. En voordat je het weet, reageert de hele groep. Want kinderen voelen niet alleen jou, maar ook elkaar. Juist dán hebben ze je nodig.
Hoe zit jij erbij?
Kinderen spiegelen wat jij uitstraalt. Je stem, je houding, je blik, je tempo. Het telt allemaal mee. Daarom is het belangrijk dat je jezelf kent: hoe jij reageert op drukte, prikkels en chaos. Iedereen zoekt rust op een andere manier. De een in orde, de ander in contact. Sommigen voelen spanning bij rommel, anderen bij stilzitten. Dat is niet goed of fout, maar het helpt als je het herkent. Zodat je kunt kiezen: reageer ik nu vanuit mezelf, of vanuit wat dit kind nodig heeft?
Kindgericht of taakgericht?
Je wilt de tafel schoonmaken. Een baby begint te huilen. Je moet iets noteren. Een dreumes vraagt jouw aandacht. Alles lijkt tegelijk te komen. Wat doe je eerst?
Op zulke momenten moet je kiezen. Tussen wat er moet gebeuren, en wat een kind nú van je nodig heeft. Dat is niet altijd makkelijk. Want iets laten liggen voelt vaak ongemakkelijk. Je weet: er ligt werk te wachten. Er is altijd iets dat nog moet. Die spanning voel je in je lijf. Je tempo schiet omhoog. Je adem versnelt. En kinderen merken dat. Gelukkig hoef je die keuzes niet alleen te maken. Kindgericht werken lukt beter wanneer je samen afstemt. Zie de tips hieronder.
Sinds een jaar combineert Mark Sluis zijn grootste passie voetbal met weerbaarheidstraining. Vooral bij kinderen blijkt dit een schot in de roos: spelenderwijs werken ze aan zelfvertrouwen, omgaan met winst en verlies, spelen onder druk en grenzen aangeven.
Mark: ‘Of het nu gaat om een basisschoolleerling die worstelt met emoties op het veld of in de klas of een puber die vastloopt binnen school; samen werken wij aan de ontwikkeling. Ook ben ik continu op zoek naar het samenwerken met andere ervaren trainers. Zo is de samenwerking begonnen met Marieke Meelkop.’
Marieke: ‘De weerbaarheidstrainingen zijn spelenderwijs met veel bewegingsactiviteiten en worden voornamelijk op basisscholen gegeven in de groepen 4-8. Marieke vindt het belangrijk dat kinderen vroeg leren wat ze voelen (emoties), wat hun eigen grenzen zijn en hoe ze deze kunnen aangeven. Daarnaast kijk ik als holistisch therapeut naar waar het gedrag vandaan komt. Wat is de onderliggende oorzaak? Wat moet er gezien worden? Vaak heeft dit te maken met (onverwerkte) emoties. Vervolgens gaan we aan de slag met de oorsprong van het gedrag in een training of een coaching-traject.’
Leerkrachten meenemen
Marieke: ‘Als we een training geven, werken we niet alleen met de kinderen, maar nemen we ook de leerkrachten en ouders hierin mee. De leerkrachten zijn aanwezig bij de training, doen vaak (deels) actief mee met de oefeningen. Daarnaast observeren ze de klas en de leerlingen, iets waar ze niet vaak de tijd voor kunnen nemen in deze vorm. Na de les evalueren we met de leerkracht: Wat heb je gezien? Wat viel je op? Wat heeft het met jou gedaan? Wat hebben wij als trainers gezien, wat viel ons op? Hieruit ontstaan de mooiste gesprekken, want wij als trainers zijn er maar even en de leerkracht zet het voort in de groep. We geven de leerkrachten en de school handvatten om dit in de groep en binnen de school voort te zetten.’
Ouders meenemen
Marieke: ‘Ook ouders betrekken we bij de training, dat kan op verschillende manieren. Na de les schrijven wij als trainers samen met de leerkracht een stukje over de les voor in het ouderportaal of wij maken een nieuwsbrief voor ouders met informatie over de les en achtergrondinformatie over het thema, met tips voor thuis. Soms worden ouders uitgenodigd om een les, of een deel ervan, bij te wonen en ook maken we gebruik van ouderbijeenkomsten waarin we de ouders door middel van een workshop meenemen in de thema’s die we met de kinderen behandelen. Hierbij is er ruimte voor reflectie en vragen.’
Groeien in weerbaarheid
Mark: ‘In onze trainingen staat het versterken van zelfvertrouwen, lichaamstaal en sociale vaardigheden centraal. Door letterlijk in beweging te komen, ontdekken kinderen hun eigen kracht, grenzen en hoe ze met lastige situaties kunnen omgaan. Of het nu gaat om een kind met autisme, een klas vol basisschoolleerlingen of een jongere die worstelt met zijn/haar zelfbeeld, wij geloven dat iedereen kan groeien in weerbaarheid, als je maar de juiste tools krijgt.’ Weerbaar zijn begint vaak met hoe je staat, kijkt en beweegt. Door houding en ademhaling bewust te trainen (zoals bij Rots & Water), leren kinderen letterlijk sterker te staan. Dat zorgt in spannende situaties voor meer zelfvertrouwen en rust.