KIDDO 02 2025

KIDDO 02 2025

2025

Omschrijving

6 John Dewey: pedagoog van participatie en democratie

12 Rudolf Joseph Lorenz Steiner: levensfilosoof en pedagoog van de vrijeschool

26 Maria Montessori: vertrouwen op de kracht van kinderen

34 Janusz Korczak: pedagoog en weeshuisopvoeder tussen de kinderen

44 Helen Parkhurst: ontwerper van het Daltononderwijs

47 Lev Semjonovitsj Vygotsky: wegbereider van de zone van de naaste ontwikkeling

58 Célestin Freinet: pour la vie, par la vie, par le travail

61 Emmi Pikler: gids in aandachtige en intieme verzorging

68 John Bowlby: onderzoeker van gehechtheid en verlies

76 Urie Bronfenbrenner: ontwikkelingspsycholoog van de ecologische benadering

87 Thomas Gordon: communicatie-expert voor gelijkwaardig opvoeden

95 Loris Malaguzzi: inspirator van de Reggio Emilia-benadering


En verder
10 Leren door participatie
15 Antroposofische pedagogiek in de kinderopvang
18 Willen, voelen en denken in balans brengen
20 Antroposofische kinderopvang met hart en ziel
24 Okiddo voor 0 t/m 4 jaar: Liedjes zingen kan de hele dag!
29 Montessori pedagogiek in de praktijk
32 Muziekcolumn: Hoehaa!
37 Korczak 100 jaar later nog altijd actueel
40 Werkelijk kijken en luisteren naar kinderen
42 Okiddo voor 4 t/m 12 jaar: Knikkerbaan
50 Vakliteratuur
52 Wij werken in de moestuin
56 Leespluim
64 Bewegen, spelen en verzorging
71 Hechting, óók op de bso!
74 Kinderboeken
80 Kijken naar taalontwikkeling door een contextuele bril
90 Hoe werkt de Gordonmethode in de praktijk?
98 De magie van Reggio Emilia
101 Podcasttips
102 Volgende keer & Colofon

Antroposofische kinderopvang met hart en ziel

Antroposofische kinderopvang met hart en ziel

Stel je een plek voor waar kinderen in rust en warmte kunnen opgroeien, omringd door aandacht, natuur en fantasierijk spel. In een wereld waar verschillende vormen van kinderopvang bestaan, biedt Heemhuys ’t Schaepje in Dordrecht een warme, huiselijke en authentieke omgeving waar kinderen zich op een natuurlijke manier kunnen ontwikkelen.

Geïnspireerd door de antroposofie van Rudolf Steiner, staat Heemhuys voor een pedagogische visie die het kind als een uniek individu benadert en ondersteunt in zijn of haar eigen groei.
Rudolf Steiner (1861-1925), de grondlegger van de antroposofie, had een diepgaand inzicht in de menselijke ontwikkeling. Zijn visie op opvoeding en onderwijs benadrukt de natuurlijke groeifasen van kinderen, waarbij lichaam, ziel en geest in harmonie moeten worden ontwikkeld. Heemhuys draagt deze visie uit door een omgeving te creëren die rust, ritme en warmte biedt. Kinderen krijgen de ruimte en de tijd om te spelen, te ontdekken en zich in hun eigen tempo te ontwikkelen, zonder overprikkeling en prestatiedruk.

Pedagogisch beleid en visie
Het pedagogisch beleid van Heemhuys ademt de antroposofische visie en vertaalt deze in de praktijk. Enkele essentiële elementen die hieruit voortvloeien zijn:
• Ritme en regelmaat: een vast dagritme biedt kinderen houvast en veiligheid. Eten, spelen, rusten en creatieve activiteiten verlopen in een natuurlijke en voorspelbare structuur waarbij aandacht wordt besteed aan een dagopbouw met ruimte voor in- en uitademing.
• Natuurlijke materialen: Heemhuys kiest bewust voor houten speelgoed, wollen poppen en zachte kleuren in de inrichting. Dit draagt bij aan de zintuiglijke ontwikkeling en een harmonieuze omgeving.
• Vrij spel: kinderen krijgen de ruimte om hun fantasie en creativiteit te gebruiken. Het spelen met eenvoudige, esthetisch mooie en natuurlijke materialen stimuleert de verbeeldingskracht.

Meer info
3,95
Antroposofische pedagogiek in de kinderopvang

Antroposofische pedagogiek in de kinderopvang

Er is steeds meer belangstelling en vraag naar antroposofische kinderopvang en vrije scholen, dus tijd om jullie mee te nemen in de pedagogische aspecten ervan. Ik ga niet in op de algemene historische achtergrond van de antroposofie en de grondlegger Rudolf Steiner, want ik wil jullie vooral warm laten lopen voor hoe de antroposofie ons huidige werk in de kinderopvang inspireert, of dit nu in een kinderdagverblijf of bij een gastouder plaatsvindt.

Je merkt het eigenlijk meteen als je een antroposofische opvang binnenkomt. Die ziet er huiselijk uit. Er staat een grote houten tafel met bosje bloemen erop, er is een houten huisje met keukentje erin, mooie doek erover. In het poppenbedje ligt een stoffen pop te slapen onder een dekentje. Zachte kleur gordijnen hangen voor de ramen. Naast de bank staat een vintage kast met boekjes erin. Op een wollig kleed slingert de houten treinbaan zijn weg. Er staat een seizoenstafel met daarop een klein tafereeltje waaraan je kunt zien dat het zomer is. Handgemaakte poppetjes en dieren, doek en een mooie steen maken het af. Met de zachte kleuren, warm licht en met echte, natuurlijke materialen laten we het kind wennen aan het leven op aarde. En vooral ook door hoe we met de kinderen omgaan.

Een dag van een antroposofische gastouder
Als het belletje rinkelt weten de kinderen: nog even spelen of je spel afmaken en dan gaan we fruit eten. Ik ga onze bordjes uit de keuken halen om de tafel klaar te maken. De jongsten hobbelen graag achter me aan. Ze kunnen al hun eigen bord dragen. Nu onze schaal met fruit nog. Dan rinkelen we het tweede belletje. We gaan aan tafel. Soms eerst nog even rustig ‘een prinses’, ‘een papa, mama’ of een ‘werkman’ uit het spel halen, want die moeten toch ook misschien plassen en daarna wat eten?

Meer info
3,95
Bewegen, spelen en verzorging

Bewegen, spelen en verzorging

Ik ben ruim 31 jaar werkzaam in de kinderopvang en heb de nodige pedagogische visies voorbij zien komen. Toen ik de opleiding tot Pikler Pedagoog ging volgen, dacht ik: wauw, wat enorm inspirerend! Die opleiding heeft me echt de ogen geopend om anders naar kinderen te leren kijken.

De visie van Emmi Pikler bestaat uit 3 pijlers
• Respect voor de zelfstandige activiteiten van het kind. 
Zorgdragen voor ruimte om zelfstandig en op eigen initiatief te kunnen bewegen en spelen, waarin het kind zich bovenal competent kan voelen omdat hij het zelf mag doen.
• Respect voor de behoefte van het kind aan een stabiele, persoonlijke band.
Zorgdragen dat je in contact en in verbinding komt met het kind waarmee je een dialoog aangaat in woord, gebaar, ontspanning en nog zoveel meer.
• De noodzaak om het leven van een kind zinvol te organiseren.
Zorgdragen dat hetgeen je doet voorspelbaar is, door het benoemen van je handelingen, door te vertragen zodat het kind bij jou kan aansluiten en bij dit alles vooral ook vertrouwen uit te stralen.

Gemakkelijke materialen
Het draaide in mijn werk vaak vooral om materialen waarmee we ons werk als pedagogisch professional zo gemakkelijk mogelijk konden maken. Denk aan een wipstoel, hoge grote tafels met een centrale opening voor de pedagogisch professional waarin kinderen rondom in een kinderstoel konden worden gezet om daarmee gemakkelijk meerdere kinderen te eten te kunnen geven. Een babygym die boven een wipstoel of boven een baby in de box konden worden geplaatst zodat de baby zich kon vermaken. Achteraf bezien was dit een verkeerde perceptie, want de baby kon zich niet vermaken, maar wérd vermaakt, soms zelfs tegen zijn zin, wat kon leiden tot overprikkeling. 
Op een dag kwam er iemand voorbij aan wie ik vol trots mijn opvang liet zien, waarin alles mooi en nieuw was en daarbij van alle gemakken voorzien. De dame zei: ‘Ja, wel leuk, maar mijn kind gaat naar een opvang waar écht rust heerst en mijn kind écht de volle aandacht krijgt.’

Anders naar kinderen leren kijken
Door een lezing van Anna Tardos, dochter van Emmi Pikler, vielen bij mij alle puzzelstukjes op zijn plek, en ben ik de opleiding tot Pikler Pedagoog gaan volgen. Een onderdeel daarvan zijn een aantal opleidingsweken in het Kindertehuis Lóczy in Boedapest. Wat me het meest heeft geraakt is de zorgvuldigheid waarmee de materialen speelklaar werden gezet voor de kinderen. Emmi Pikler heeft het hier na de Tweede Wereldoorlog ingrijpend anders aangepakt, wat hem voornamelijk zit in de persoonlijke zorg die binnen het kindertehuis door maximaal vier verschillende verzorgsters werd vormgegeven. 
Eigenlijk zoals we dat nu ook doen binnen de IKK-wetgeving met het vaste gezichten-criterium. Zo fantastisch dat vele zaken die zij in de tweede helft van de vorige eeuw heeft geïntroduceerd, tegenwoordig in onze huidige wetgeving hun plek krijgen.

Meer info
3,95
Célestin Freinet: pour la vie, par la vie, par le travail

Célestin Freinet: pour la vie, par la vie, par le travail

Célestin Freinet was een Franse onderwijzer met een heldere visie: kinderen leren het beste als leren betekenisvol is. Zijn onderwijs moest aansluiten bij het echte leven. Geen lesjes uit boeken, maar onderzoeken, samenwerken, praten, schrijven en handelen. In dit artikel lees je meer over zijn ideeën en waarom die ook vandaag nog waardevol zijn.

Freinet werd geboren in 1896 in Frankrijk. Hij wilde onderwijzer worden en behaalde zijn diploma in 1914. Maar in datzelfde jaar brak de Eerste Wereldoorlog uit. Freinet moest als soldaat vechten en raakte zwaargewond aan zijn longen. Jarenlang moest hij herstellen. Na de oorlog begon hij met lesgeven in Bar-sur-Loup. Daar zag hij dat de schoolgebouwen slecht waren en dat kinderen weinig aandacht hadden voor de lessen. Freinet besloot het anders te doen. Hij ging wandelen met zijn leerlingen, praatte met ze over wat ze zagen en maakten, en liet ze daarover schrijven. Zo ontstond zijn idee van de ‘école buissonnière’, letterlijk: de spijbelschool. Leren buiten, in de echte wereld.

Onderwijs voor het volk
Freinet was lid van progressieve bewegingen en trok veel op met linkse denkers. Hij geloofde in onderwijs voor het volk. In de jaren twintig kreeg hij inspiratie van andere pedagogen zoals Decroly en Cousinet. Hij werd lid van de New Education Fellowship, een internationale organisatie voor vernieuwend onderwijs. In zijn lessen zocht hij naar manieren om kinderen actiever te betrekken. Hij liet ze zelf teksten schrijven en drukken. Zo ontstond de bekende Freinet-drukpers. Kinderen konden hun eigen verhalen delen met de klas. Ook voerden ze correspondentie met andere scholen. Op die manier leerden ze communiceren en samenwerken. Freinet vond dat kinderen niet alleen leerstof moesten opnemen, maar ook zelf moesten denken, handelen en zich uiten. Hij schreef veel over deze ideeën, ook in linkse kranten en tijdschriften. Hij sprak zich uit voor een opvoeding die kinderen weerbaar maakte en voorbereidde op het echte leven.

Botsing met de autoriteiten
In 1930 werd Freinet schoolhoofd in Saint-Paul-de-Vence. Zijn aanpak trok veel aandacht. Er kwamen bezoekers uit binnen- en buitenland naar zijn school. Maar niet iedereen was blij met zijn methodes. De burgemeester en sommige ouders vonden hem een gevaar voor de orde. Ook omdat Freinet communistische sympathieën had.

Meer info
3,95
De magie van Reggio Emilia

De magie van Reggio Emilia

Leren begint met je verwonderen. Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en ontdekken de wereld op hun eigen manier. De pedagogische benadering van Reggio Emilia is gericht op kijken naar een kind als nieuwsgierige onderzoeker met honderd talen om zich in uit te drukken. Op de Speelontdekplek binnen IKC Professor Wassenberghskoalle in Lekkum wordt deze visie tot leven gebracht in een inspirerende omgeving waar spel, creativiteit en onderzoek samenkomen.

Lekkum, een dorp net boven Leeuwarden, draagt een rijke taalgeschiedenis met zich mee. Hier werd namelijk in 1742 Everwinus Wassenbergh geboren: de eerste hoogleraar Nederlands ooit, verbonden aan de Universiteit van Franeker. Taal is dus diepgeworteld in de identiteit van Lekkum. Ook binnen het IKC speelt taal een centrale rol – maar dan wel in lijn met de visie van Reggio Emilia, waarbij een kind wel honderd talen spreekt. Kinderen uiten zich niet alleen in woorden, maar in wat ze doen. Een zorgvuldig opgebouwd torentje van stenen, potloodstrepen op papier, een dans, lied: het zijn allemaal voorbeelden van de talen die een kind spreekt.

Goede samenwerking cruciaal
Binnen het IKC wordt peuteropvang en buitenschoolse opvang verzorgd door Stichting Kinderopvang Friesland. Om kinderen een stevige basis te bieden, is een goede samenwerking tussen school en opvang cruciaal. Daarom wordt er veel aandacht besteed aan een soepele samenwerking tussen opvang en school, waarbij gemeenschappelijke projecten, activiteiten en een gedeelde visie op het kind tussen beide een brug slaan. Het IKC is daardoor een gemeenschap waarin kinderen, ouders, pedagogisch medewerkers en leerkrachten samen een rijke, betekenisvolle leeromgeving vormen. De opvang en school hebben dezelfde kernwoorden als uitgangspunt: liefde, respect, vrijheid en grenzen.

Een omgeving die uitnodigt tot ontdekken
Leren doe je overal: niet alleen in een klaslokaal of op papier. Kinderen hebben een omgeving nodig die hen prikkelt, uitdaagt en uitnodigt om verder te kijken dan wat ze al kennen. Volgens de visie van Reggio Emilia heeft een kind drie pedagogen om zich heen die ieder op hun eigen manier bijdragen aan de ontwikkeling en het leerproces van het kind. De eerste pedagoog is het kind zelf, de tweede de volwassenen om hem of haar heen en de derde is de ruimte. Op de Speelontdekplek is die derde pedagoog duidelijk zichtbaar en voelbaar. De ruimte binnen en buiten is zo ingericht dat kinderen worden uitgenodigd tot onderzoeken, experimenteren en spelen. Een speelhoek kan veranderen in een atelier, een tafel in een ontdekplek vol met natuurlijke materialen. De ruimte blijft in beweging en groeit mee met de interesses van de kinderen.

Meer info
3,95
Emmi Pikler: gids in aandachtige en intieme verzorging

Emmi Pikler: gids in aandachtige en intieme verzorging

Emmi Pikler was een Hongaarse kinderarts die de wereld anders leerde kijken naar baby’s. Ze zag dat jonge kinderen zich het beste ontwikkelen als ze vertrouwen krijgen, vrijheid in hun bewegingen, en liefdevolle, aandachtige verzorging. Haar ideeën over opvoeden, verzorgen en spelen zijn vandaag de dag nog steeds inspirerend. Vooral in de kinderopvang is haar aanpak waardevol.

Emmi Pikler werd in 1902 geboren in Wenen. Toen ze zes was, verhuisde ze met haar ouders naar Boedapest. Later ging ze terug naar Wenen om geneeskunde te studeren. Ze specialiseerde zich in kindergeneeskunde. Ze leerde daar niet alleen ziekten herkennen, maar vooral ook hoe je gezonde kinderen gezond houdt. Ze werkte met professoren die kinderen met respect behandelden. In het ziekenhuis mochten kinderen bewegen, spelen en buiten zijn. Tijdens onderzoeken of verbanden werden ze gerustgesteld. Kinderen hoefden niet te huilen van angst. Deze manier van werken raakte Emmi diep. Het kind stond centraal, niet de ziekte. Samen met haar man besloot ze hun eigen dochter op een bijzondere manier op te voeden. Ze gaven haar vrijheid om te bewegen en zelf dingen te ontdekken. Ze brachten haar nooit in houdingen waar ze zelf nog niet in kon komen. Dit leidde tot een kind dat stevig en zelfstandig in het leven stond.

De zelfstandige baby
In 1935 begon Pikler haar eigen praktijk als kinderarts. Als jodin kon ze niet in een ziekenhuis werken. Ze bezocht gezinnen thuis en gaf ouders advies. Ze liet hen zien hoe baby’s zelf al veel kunnen. Ze hoefden niet steeds geholpen of gestuurd te worden. Kinderen mochten op hun eigen tempo groeien. Ze leerde ouders om goed te kijken naar hun kind. Wat doet het al? Waar is het aan toe? Wat heeft het nodig? Ze zag hoe belangrijk het is om een veilige, rustige omgeving te bieden. Ouders die haar advies volgden, waren trots op hun opgewekte, zelfstandige kinderen.

Een bijzonder kindertehuis
Na de oorlog werd Pikler directeur van een kindertehuis in Boedapest. Het was bedoeld voor kinderen van nul tot drie jaar. In deze nieuwe omgeving kon ze haar ideeën verder uitwerken. Ze leidde verzorgers op in haar pedagogiek. Volgens Pikler is elke baby bij geboorte al in staat om te communiceren en te leren. De volwassene moet voorwaarden scheppen waarin het kind zich veilig voelt en zich kan ontwikkelen. Belangrijk zijn: een liefdevolle band met de verzorger en de vrijheid om vrij te bewegen.
In het tehuis werden verzorging en ontwikkeling zorgvuldig bijgehouden. Er werd wetenschappelijk onderzoek gedaan. In 1961 werd het tehuis een nationaal opleidingscentrum. Pikler bleef er tot 1978 directeur. Daarna bleef ze nog jarenlang als adviseur betrokken. Tot haar dood in 1984 bleef ze actief.

Meer info
3,95
Hechting, óók op de bso!

Hechting, óók op de bso!

Bij hechting denk je al snel aan nieuwe ouders en de babygroepen. Volgens de hechtingstheorie wordt inderdaad in de eerste jaren de basis gelegd. Deze werkt later door in relaties met volwassenen en leeftijdsgenoten.  

Op de buitenschoolse opvang krijgen we dus niet alleen te maken met verschillende hechtingsachtergronden van kinderen, maar ook met kinderen die als onderdeel van een groep kinderen steeds meer hun eigen weg zoeken. Hechting is in die zin een constant proces in een veranderende omgeving. Je blijft leren van fijne relaties, ook als je ouder bent. De bso is daarvoor dus alvast een mooie oefenplaats. Niet meer dan logisch dat we bij TintelTuin, zowel in de praktijk als in het beleid, aan dit onderwerp veel aandacht besteden.

Verankerd in beleid
Uiteraard werken we met het wettelijk verplichte mentorsysteem, waardoor we voor ouders en kinderen een vast aanspreekpunt hebben. Daarnaast staat in ons wenbeleid hoe we ervoor zorgen dat kinderen zich fijn voelen binnen een (nieuwe) groep en in nieuwe situaties. Wennen doe je natuurlijk niet alleen als baby, maar ook wanneer je voor het eerst naar de bso gaat of van groep wisselt. Zelfs voor het eerst op een superleuk uitje kan best heel spannend zijn! Bij TintelTuin werken we ook met een eigen pedagogisch handboek: Pedagogisch Actief! Hierin is een hoofdstuk opgenomen over ‘de goede groep’. Zoals gezegd hechten kinderen zich niet alleen aan volwassenen, maar ook aan groepsgenoten.

Meer info
3,95
Helen Parkhurst: ontwerper van het Daltononderwijs

Helen Parkhurst: ontwerper van het Daltononderwijs

Helen Parkhurst is de grondlegger van het daltononderwijs. Haar ideeën leven nog steeds voort op zo’n driehonderd Nederlandse scholen. En ook buiten het Daltononderwijs zijn haar werkwijzen bekend. Denk aan werken met taken en samenwerken in kleine groepjes. Maar wie was Helen Parkhurst, en wat dreef haar om het onderwijs zo anders te organiseren?

Helen Parkhurst werd geboren in 1886 in Durand, in de Amerikaanse staat Wisconsin. Als vijfjarige kon ze al lezen. Ze werd gevraagd om haar leesvaardigheid te tonen op een zomercursus voor leraren. Dat moment bepaalde haar toekomst: ze wilde juf worden. Toen ze zeventien was, begon ze als leerkracht op een klein dorpsschooltje. Niet veel later werd ze supervisor op een lerarenopleiding. Ze was leergierig en las veel over pedagogiek. Zo raakte ze geïnspireerd door Edgar Swift, die vond dat kinderen moesten leren in echte situaties – laboratoria, zoals hij het noemde. Ook de schrijver Emerson beïnvloedde haar met zijn kritiek op het oude schoolsysteem. Parkhurst vond dat onderwijs niet alleen over kennisoverdracht moest gaan, maar ook over het vormen van mensen die zelf durven denken, voelen en handelen.

Een eigen koers
In 1910 werkte Parkhurst aan een grotere school, waar ze voor het eerst experimenteerde met vaklokalen. Ze werd daarna directeur van een lerarenopleiding en besloot in 1913 naar Rome te reizen. Daar volgde ze een opleiding bij Maria Montessori. Ze werd haar rechterhand in de Verenigde Staten, gaf lezingen en hielp scholen oprichten. Maar langzaam groeide bij Parkhurst het gevoel dat zij haar eigen weg wilde gaan. Ze vond Montessori’s aanpak te veel gericht op het individu. Parkhurst wilde juist een betere balans tussen persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke verantwoordelijkheid. In 1918 begon ze haar eigen school in New York: de Children’s University School. In 1920 paste ze haar ideeën toe op een school in het plaatsje Dalton. Daar ontstond het zogenaamde ‘Dalton Laboratory Plan’. De naam ‘daltononderwijs’ was geboren. Die naam bleef niet alleen in de VS, maar vond ook zijn weg naar Europa.

Wat is het Daltonplan?
Het Daltonplan draait om drie kernwaarden: vrijheid, verantwoordelijkheid en samenwerking. Parkhurst vond dat kinderen zelf keuzes moesten kunnen maken. Maar die vrijheid moest samengaan met duidelijke afspraken. Ze ontwikkelde een systeem van taken en contracten. Leerlingen kregen maandtaken, opgebouwd uit kleinere dagtaken. Ze mochten zelf bepalen in welke volgorde en op welk moment ze die taken uitvoerden.
Deze manier van werken gaf leerlingen meer regie over hun eigen leerproces. Ze leerden plannen, samenwerken en verantwoordelijkheid nemen. Dat alles gebeurde niet zomaar: de docent begeleidde het proces, observeerde, hielp waar nodig en hield de voortgang bij.
Parkhurst wilde geen star systeem. Ze geloofde dat onderwijs moest blijven veranderen. Leraren moesten durven experimenteren. Want elk kind is anders, en elke klas is anders. Alleen door te blijven kijken en luisteren, kun je goed onderwijs geven. Het ging haar niet om vaste methodes, maar om het vinden van werkvormen die het leren van kinderen ondersteunen.

Meer info
3,95
Hoe werkt de Gordonmethode in de praktijk?

Hoe werkt de Gordonmethode in de praktijk?

De Gordontraining wordt op verschillende locaties van Kindenco ludens aan de pedagogisch medewerkers gegeven. Tiara Ziher en Sebastiaan Soetermans werken bij KDV t Klavertje, Tiara op een babygroep en Sebastiaan op een peutergroep en sinds kort op een babygroep. Elene en Rosan werken bij bso Ay in Utrecht. We stelden de twee los van elkaar een aantal vragen over de Gordonmethode.

Welke elementen van de Gordonmethode gebruik je in de dagelijkse praktijk?
Elene (BSO Ay): ‘Ik gebruik veel: actief luisteren, het gedragsraam, het samen oplossen bij conflicten.’ Sebastiaan (peuter- en babygroep t Klavertje): ‘Vooral de Ik-boodschap. Ik vind het belangrijk om het bij mezelf te houden. Dat is bij peuters hetzelfde als bij de baby’s. Ook kijk ik beter naar wie het probleem heeft: ik hoef niet altijd in te grijpen.’ Rosan (bso Ay): ‘De overlegmethode en actief luisteren is me het meest bijgebleven. Ook laat ik kinderen nu veel zelf oplossen, in plaats van het voor ze te doen. Tiara (babygroep t Klavertje): ‘Met name ‘wie heeft het probleem’ en het zien van de behoefte achter het gedrag. Ik ben op een andere manier naar kinderen gaan kijken, naar wat ze nodig hebben.’

Heb je daar een voorbeeld van?
Tiara: ‘Als er iets is ga ik er niet meteen tegenin, maar ik geef ruimte aan hun gevoelens. Bij een kind dat moet huilen bij het afscheid nemen benoem ik het gevoel ‘je bent er verdrietig van, he’. Ik blijf erbij zitten en laat weten dat het oké is om te huilen. Ik realiseer me: afscheid nemen ís ook lastig. Het ene kind vindt het fijn nog even op schoot te blijven, de ander gaat spelen: die ruimte geef ik het kind.’ Rosan: ‘Er was van de week een kind dat mijn hulp vroeg. Hij wilde het autokleed hebben, maar de wigwam stond ervoor. In plaats van het voor hem te pakken, keken we samen hoe het zou kunnen. En met wat tips kon hij het toen zelf pakken.’

Meer info
3,95
Janusz Korczak: pedagoog en weeshuisopvoeder tussen de kinderen

Janusz Korczak: pedagoog en weeshuisopvoeder tussen de kinderen

Janusz Korczak is vooral bekend als de man die met tweehonderd kinderen uit zijn weeshuis naar Treblinka liep. Samen met hen werd hij in 1942 vermoord. Pas veel later werd zijn pedagogische visie echt opgemerkt. Zijn ideeën over kinderen en opvoeding zijn nog altijd inspirerend. Hij nam kinderen serieus, behandelde ze als volwaardige mensen en gaf ze een stem. Wie was deze bijzondere man, en wat kunnen we van hem leren?

Korczak werd in 1878 geboren als Henryk Goldszmit. Hij groeide op in een joods gezin in Warschau. Zijn familie was niet erg religieus, maar hoorde wel bij de joodse gemeenschap. Als kind maakte hij al antisemitisme mee. Toen zijn vader overleed in een psychiatrische inrichting, was hij pas zestien. 

Van dokter tot pedagoog
Na het gymnasium ging hij medicijnen studeren. Hij liep vaak door Warschau en zag daar hoe zwaar het leven voor veel kinderen was. Hij schreef erover in zijn boek Straatkinderen. Tijdens zijn studie werkte hij ook aan sociale projecten, zoals bibliotheken en vakantiekampen voor arme kinderen. Hij specialiseerde zich later als kinderarts in Parijs en Berlijn. Zijn liefde voor kinderen werd alleen maar sterker. In zijn boek Hoe houd je van een kind? klinken zijn ervaringen als arts duidelijk door.

Leven in het weeshuis
Korczak raakte betrokken bij een weeshuis in Warschau. Het werd opgericht door een Joodse organisatie en was bedoeld voor honderd kinderen: vijftig jongens en vijftig meisjes. In 1912 nam Korczak de leiding op zich. Voor veel mensen was dat verrassend. Hij was een bekende kinderarts. Toch besloot hij om zijn huis op te geven en tussen de kinderen in het weeshuis te gaan wonen. Hij leefde met hen samen. Hij at met ze, werkte met ze, vertelde verhalen en hield de wacht op de slaapzalen. Zijn rechterhand was mevrouw Stefa Wilczynska, die hem aanvulde en soms corrigeerde. Samen maakten zij van het weeshuis een plek waar kinderen zich veilig en gezien voelden.
Het weeshuis was goed georganiseerd. Er waren regels, maar ook ruimte voor eigen verantwoordelijkheid. Er was bijvoorbeeld een kindergerechtbank. Kinderen spraken daar zelf recht over ruzies of fouten. De nadruk lag niet op straf, maar op herstel. Kinderen leerden zo om verantwoordelijkheid te nemen en elkaar te helpen. Nieuwe kinderen kregen een mentor: een ouder kind dat hen wegwijs maakte en een luisterend oor bood. Alles was erop gericht om kinderen serieus te nemen en hen te leren omgaan met vrijheid.

Meer info
3,95
John Bowlby: onderzoeker van gehechtheid en verlies

John Bowlby: onderzoeker van gehechtheid en verlies

John Bowlby was een Britse psychiater en psychoanalyticus die bekend werd door zijn gehechtheidstheorie. Zijn werk heeft veel invloed gehad op hoe we vandaag kijken naar de relatie tussen jonge kinderen en hun verzorgers. Dankzij Bowlby begrijpen we beter waarom een veilige band met een vertrouwde volwassene zo belangrijk is. In dit artikel lees je over zijn leven, zijn ideeën en waarom zijn theorie nog altijd actueel is.

John Bowlby werd geboren in 1907 in Londen, in een rijk gezin. Zoals toen gebruikelijk was in hogere kringen, werd hij vooral opgevoed door een kindermeisje. Zijn moeder zag hij maar kort per dag en zijn vader alleen op zondag. Toen hij elf jaar was, werd hij samen met zijn broer naar een kostschool gestuurd. Deze vroege scheidingen maakten diepe indruk op hem. Na de middelbare school ging Bowlby medicijnen en psychologie studeren. Tijdens zijn studie werkte hij op scholen voor moeilijk opvoedbare kinderen. Daar viel hem iets op: veel van deze kinderen waren op jonge leeftijd verlaten door hun ouders of verzorgers. Dat had volgens Bowlby grote invloed op hun gedrag. Na zijn afstuderen volgde hij een psychoanalytische opleiding. Hij werd opgeleid door Melanie Klein, maar was het vaak niet met haar eens. Klein dacht dat stoornissen vooral ontstonden door fantasieën van het kind. Bowlby geloofde dat echte ervaringen, zoals het verlies van een ouder, minstens zo belangrijk waren.

Het belang van vroege ervaringen
Bowlby onderzocht jongeren met gedragsproblemen. Veel van hen waren vroeg gescheiden van hun moeder of hadden nooit een veilige band opgebouwd met een verzorger. Hij zag dat deze jongeren vaak afstandelijk of agressief waren. Ze leken moeite te hebben met relaties. Bowlby concludeerde dat vroege scheiding en een gebrek aan hechting grote invloed hadden op de ontwikkeling van een kind. Zijn werk trok de aandacht van de Wereldgezondheidsorganisatie. Hij werd gevraagd om onderzoek te doen naar de gevolgen van scheiding tussen moeder en kind. Dit onderzoek bepaalde de rest van zijn loopbaan. Bowlby begon steeds meer afstand te nemen van de klassieke psychoanalyse. Hij zocht naar verklaringen in andere richtingen.

Geïnspireerd door de dierenwereld
In 1951 ontdekte Bowlby het werk van de Oostenrijkse bioloog Konrad Lorenz en de Nederlandse onderzoeker Niko Tinbergen. Zij bestudeerden diergedrag en legden uit hoe gedrag ontstaat door evolutie. Deze kijk op gedrag heet ethologie. Bowlby raakte ervan overtuigd dat ook gehechtheid biologisch bepaald is. Volgens Bowlby zoeken kinderen van nature nabijheid van hun verzorger als ze bang zijn. Dat heet gehechtheidsgedrag. Dit gedrag helpt het kind te overleven, want de verzorger biedt bescherming. Is het kind weer gerustgesteld, dan kan het verder spelen en ontdekken. De verzorger is dus een veilige basis. Gehechtheid draait volgens Bowlby niet om voeding, zoals sommige psychoanalytici dachten, maar om nabijheid en veiligheid. Kinderen die zich veilig voelen, durven de wereld te verkennen. En dat is belangrijk voor hun ontwikkeling.

Meer info
3,95
John Dewey: pedagoog van participatie en democratie

John Dewey: pedagoog van participatie en democratie

John Dewey was een Amerikaanse pedagoog en filosoof die leefde van 1859 tot 1952. Zijn ideeën waren honderd jaar geleden vernieuwend, maar zijn vandaag de dag nog steeds relevant. Vooral nu burgerschapsvorming belangrijk is in het onderwijs, zijn zijn gedachten over participatie en democratie uitermate bruikbaar. In dit artikel lees je wie Dewey was en wat hij dacht over opvoeding en leren.

Dewey werd geboren op 20 oktober 1859 in Burlington, in de Amerikaanse staat Vermont. Hij groeide uit van een verlegen jongen tot een wereldberoemde denker.

Een denker met impact
Hij was niet alleen filosoof, maar ook een echte pedagoog. Hij schreef boeken, gaf les en dacht veel na over hoe kinderen leren. Rond 1900 werkte hij in Chicago en sloot zich aan bij de Hull Housebeweging. Die beweging hielp mensen in armoede en streed tegen sociale problemen. Dewey stopte pas na zijn pensioen in 1930 met lesgeven. Daarna bleef hij zich bezighouden met onderwijs en politiek. Hij sprak zich uit over belangrijke onderwerpen en schreef daar ook over. Hij was niet bang om zijn mening te geven.

Dewey in Nederland
In Nederland waren de eerste reacties op Dewey verdeeld. Pedagogen op bijzondere, christelijke scholen konden weinig met zijn ideeën. Dewey geloofde namelijk niet in een bovennatuurlijke wereld of religieuze opvoeding. Maar niet iedereen dacht zo. Cornelia Philippi-Siewertsz van Reesema bewonderde zijn werk. Zij onderzocht de opvoeding van jonge kinderen in andere landen en schreef positief over Dewey. Haar werk legde de basis voor het Nederlandse kleuteronderwijs, zoals dat in 1956 werd vastgelegd in de Wet op het Kleuteronderwijs.
Ook professor Wielenga vond Deweys ideeën interessant. Hij zag vooral veel in Deweys manier van lesgeven en het idee dat kinderen actief leren. Hij vond dat deze ideeën goed pasten bij een praktische manier van lesgeven op de basisschool. Vanaf de jaren tachtig groeide de interesse in Dewey weer. Samen met onder andere pedagoog Gert Biesta werd zijn werk opnieuw onderzocht en besproken. Steeds meer mensen raakten overtuigd van het belang van participatie en burgerschap in de opvoeding.

Meer info
3,95
KIDDO 2 2025 - Complete editie

KIDDO 2 2025 - Complete editie

6 John Dewey: pedagoog van participatie en democratie

12 Rudolf Joseph Lorenz Steiner: levensfilosoof en pedagoog van de vrijeschool

26 Maria Montessori: vertrouwen op de kracht van kinderen

34 Janusz Korczak: pedagoog en weeshuisopvoeder tussen de kinderen

44 Helen Parkhurst: ontwerper van het Daltononderwijs

47 Lev Semjonovitsj Vygotsky: wegbereider van de zone van de naaste ontwikkeling

58 Célestin Freinet: pour la vie, par la vie, par le travail

61 Emmi Pikler: gids in aandachtige en intieme verzorging

68 John Bowlby: onderzoeker van gehechtheid en verlies

76 Urie Bronfenbrenner: ontwikkelingspsycholoog van de ecologische benadering

87 Thomas Gordon: communicatie-expert voor gelijkwaardig opvoeden

95 Loris Malaguzzi: inspirator van de Reggio Emilia-benadering


En verder
10 Leren door participatie
15 Antroposofische pedagogiek in de kinderopvang
18 Willen, voelen en denken in balans brengen
20 Antroposofische kinderopvang met hart en ziel
24 Okiddo voor 0 t/m 4 jaar: Liedjes zingen kan de hele dag!
29 Montessori pedagogiek in de praktijk
32 Muziekcolumn: Hoehaa!
37 Korczak 100 jaar later nog altijd actueel
40 Werkelijk kijken en luisteren naar kinderen
42 Okiddo voor 4 t/m 12 jaar: Knikkerbaan
50 Vakliteratuur
52 Wij werken in de moestuin
56 Leespluim
64 Bewegen, spelen en verzorging
71 Hechting, óók op de bso!
74 Kinderboeken
80 Kijken naar taalontwikkeling door een contextuele bril
90 Hoe werkt de Gordonmethode in de praktijk?
98 De magie van Reggio Emilia
101 Podcasttips
102 Volgende keer & Colofon

Meer info
14,95
Kijken naar taalontwikkeling door een contextuele bril

Kijken naar taalontwikkeling door een contextuele bril

Er zijn grote verschillen tussen de taal die kinderen van huis uit meekrijgen. Dit kan leiden tot kansenongelijkheid op school. Om kinderen gelijke kansen te bieden is het belangrijk dat we zo vroeg mogelijk in de taalontwikkeling van kinderen investeren. En dat doen we door samen met ouders de verbinding te maken tussen de (voor)school en thuis. De aanpak Thuis in Taal helpt pedagogisch professionals om die verbinding te realiseren.

Veel Nederlandse jongeren lezen niet op het verwachte basisniveau (Meelissen e.a., 2023). Deze jongeren lopen het risico later laaggeletterd te worden. Dat betekent dat zij onvoldoende taalvaardig zijn om volwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving en minder kans hebben op een goede toekomst. Om dit tij te keren worden vele initiatieven genomen, vaak gericht op het versterken van het taal- en leesonderwijs. Een belangrijke troef in kinderopvang en onderwijs - de (voor)school - is vaak nog onderbelicht: de verbinding tussen school en thuis, die erom vraagt dat professionals met een contextuele bril leren kijken naar de taalontwikkeling van kinderen. Want taal begint thuis, oftewel: in de thuiscontext.

De aanpak Thuis in Taal
Ouders zijn de natuurlijke en belangrijkste partners van (voor) scholen om de taalontwikkeling van kinderen te bevorderen. De aanpak Thuis in Taal biedt pedagogisch professionals handvatten om samenwerkingsrelaties met ouders op te bouwen ter ondersteuning van de taalontwikkeling van kinderen (Van der Pluijm, 2022). De aanpak bestaat uit zeven stappen, verdeeld over drie fasen, om tot een betere samenwerking met ouders te komen door ze in het taalstimuleren te ondersteunen. De eerste fase gaat over het voorwerk dat nodig is om partnerships aan te gaan die goed aansluiten bij de kennis en leefwereld van ouders (Kurvers & Van Steensel, 2022). Deze fase bestaat uit drie stappen. De eerste: het verkennen van de taalomgeving thuis (stap 1). Denk hierbij aan het zicht krijgen op wat ouders en kinderen samen graag doen thuis en welke thuistaal zij spreken. Vervolgens wordt gebouwd aan helpende procedures om met ouders te kunnen samenwerken (stap 2), denk aan een duidelijke planning van momenten waarop ouders en school elkaar ontmoeten. Een laatste belangrijke voorwaarde is het zorgen voor wederkerigheid en vertrouwen (stap 3).

Meer info
3,95
Korczak 100 jaar later nog altijd actueel

Korczak 100 jaar later nog altijd actueel

Het gedachtegoed van Janusz Korczak is onmiskenbaar aanwezig in de manier waarop Humankind met kinderen werkt. Al dient hij niet als enige inspiratiebron. Humankind werkt vanuit een zorgvuldig samengesteld palet aan denkers. Haar pedagogische visie is naast de invloed van Korczak gevormd door inzichten van onder anderen Howard Gardner, Reggio Emilia, Emmy Pikler, Sieneke Goorhuis, Micha de Winter, Anke van Keulen en Lev Vygotsky. 

‘Alles wat we doen, begint bij het kind serieus nemen’, vertelt beleidsmedewerker Pedagogiek en Kwaliteit José Lenders. ‘Dat komt volledig overeen met Korczak. We hebben het niet letterlijk van hem overgenomen, maar zijn gedachtegoed zit er zeker in. Zo gaat dat met pedagogiek: je haalt inspiratie uit verschillende bronnen en vormt uiteindelijk je eigen pedagogische visie en beleid.’ 

Meerdere bronnen
Volgens pedagogisch medewerker Allard Hauer zie je bij veel pedagogische denkers dezelfde kernwaarden terugkomen. ‘Bij Korczak zie je bijvoorbeeld vijf belangrijke principes, waaronder de rechten van het kind. Dat idee zie je ook bij Montessori: help mij het zelf te doen. En bij onze eigen wiskundemethode Wiskids zie je het ook terug. Daar gaan we uit van het idee dat kinderen de wereld zelf willen ontdekken, en dat wiskundige concepten daarbij kunnen helpen. Dit sluit ook aan bij Vygotsky’s zone van de naaste ontwikkeling: kinderen uitdagen vanuit hun eigen leervermogen. We kijken vooral naar wat past bij de leefwereld van het kind.’ Het combineren van verschillende pedagogische visies is bij Humankind een bewuste keuze. José legt uit: ‘Iedere pedagoog brengt iets unieks. Psycholoog Howard Gardner schrijft over de meervoudige intelligenties van kinderen en pedagoog Luk Dewulf over de talenten van kinderen, maar beiden niet per se over samenleven. Vygotsky  helpt ons weer bij het kijken naar ontwikkelingsstappen. Zo vullen de visies elkaar aan en ontstaat er een sterke pedagogische basis.’ Allard voegt toe: ‘We geloven dat we op deze manier het beste kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen én aan de samenleving. Het humanisme vormt daarin een belangrijke basis. Na de Tweede Wereldoorlog is dat gedachtengoed opgebouwd vanuit het idee: hoe bouwen we aan een betere wereld? Dat zie je terug in hoe wij kinderen benaderen: met gelijkwaardigheid, respect voor autonomie en verantwoordelijkheid.’

Meer info
3,95
Leren door participatie

Leren door participatie


Ska Kinderopvang is een maatschappelijke kinderopvangorganisatie in de regio Amersfoort. Bij Ska Kinderopvang werken we Reggio-geïnspireerd. Bij ons mogen kinderen onderzoeken, ontdekken en ervaren. Het proces staat centraal. Deze manier van werken komt overeen met de ideeën van John Dewey.

Bij Ska vinden we het belangrijk dat kinderen niet alleen een fijne tijd hebben op de buitenschoolse opvang, maar ook dat zij actief meedenken en meebeslissen over hun eigen opvang. Daarom hebben wij binnen ons Ska Next-programma de kinderraad in het leven geroepen. Die biedt bso-kinderen een platform om hun stem te laten horen en die te dragen aan de invulling van hun vrije tijd.

Wat is Ska Next?
Ska Next is dé plek voor (bijna-)tieners op de bso. Elke periode van zes weken gaan we bij Ska Next aan de slag met een tof thema en een uitdagende challenge. Kinderen zijn in de lead en bepalen hoe ze invulling geven aan het thema. Ze krijgen zelfs een eigen budget om de challenge te volbrengen. Op deze manier geven we kinderen de regie en ontwikkelen ze belangrijke vaardigheden, zoals samenwerken, zelfstandigheid en budgetteren. Bij zo’n challenge zit ook een inspirerende workshop op locatie of in de buurt. Een voorbeeld is de skatepark challenge. De kinderen mogen van alles uitproberen rond het thema skaten. Ontwerp je eigen skatepark met ramps, en halfpipes, maak een coole skatevideo met indrukwekkende trucs, of bouw een parcours om doorheen te skaten.

Meer info
3,95
Lev Semjonovitsj Vygotsky: wegbereider van de zone van de naaste ontwikkeling

Lev Semjonovitsj Vygotsky: wegbereider van de zone van de naaste ontwikkeling

Lev Vygotsky was een Russische psycholoog die al vroeg begreep hoe belangrijk opvoeding en cultuur zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Zijn werk kreeg pas na zijn dood bekendheid in het Westen. Maar zijn ideeën zijn actueler dan ooit. Zeker in de kinderopvang en het onderwijs worden zijn inzichten veel gebruikt. Wat maakt zijn visie zo bijzonder?

Lev Semjonovitsj Vygotsky werd geboren in 1896. Hij leefde in een tijd van grote veranderingen. In Rusland brak een revolutie uit, en oude systemen stortten in. Joden kregen meer rechten. Vygotsky kon daardoor aan de universiteit werken, iets wat eerder niet mocht. Hij studeerde taal, literatuur en psychologie. Hij was een breed denker. Hij schreef over opvoeding, ontwikkeling, communicatie en kunst. Hij kende veel talen en wist wat er in de wereld speelde. Hij was ook een inspirerende spreker. In zijn laboratorium in Moskou werkte hij met jonge onderzoekers samen. Vygotsky stierf jong, in 1934, aan tuberculose. Tijdens de Stalinperiode werd zijn werk verboden. Pas in de jaren zeventig werd hij ontdekt in het Westen. Sindsdien wordt hij gezien als een van de belangrijkste denkers over leren en opvoeden.

Leren is samen doen
Vygotsky dacht heel anders dan veel andere pedagogen. Hij vond niet dat kinderen alles zelf moesten ontdekken. Volgens hem leren kinderen juist het beste van anderen. Een kind leert door samen te werken met iemand die al iets meer weet. Dat kan een volwassene zijn, maar ook een ouder kind. Een goed voorbeeld is een puzzel maken. Een jong kind kan dat nog niet alleen. Maar als een volwassene helpt, lukt het wel. Die volwassene geeft aanwijzingen: eerst de hoekjes, dan de randen. Stap voor stap leert het kind hoe het moet. Later kan het dat zelf. Dat is precies wat Vygotsky bedoelt met zijn theorie over leren. Hij noemde dat internalisatie: het kind neemt het gedrag van de ander over. Eerst is er hulp van buiten. Dan leert het kind om die hulp zelf in gedachten te gebruiken. Zo groeit het kind in zelfstandigheid.

De zone van de naaste ontwikkeling 
Een van Vygotsky’s bekendste ideeën is de ‘zone van de naaste ontwikkeling’. Dat is de ruimte tussen wat een kind al zelf kan en wat het nog niet kan, zelfs niet met hulp. In die tussenruimte ligt het ontwikkelingspotentieel. Vygotsky vond het niet zo interessant wat een kind al kan. Belangrijker is wat het kan leren met een beetje hulp. Als een volwassene of ouder kind het juiste steuntje geeft, lukt er ineens veel meer. En dat stimuleert het leren. Daarom moeten opvoeders goed kijken waar een kind zit in zijn ontwikkeling. En daarop aansluiten. Niet te makkelijk, maar ook niet te moeilijk. Juist op het punt waar het kind iets nieuws kan leren met een beetje hulp. Zo groeit het vertrouwen én de kennis.

Meer info
3,95
Loris Malaguzzi: inspirator van de Reggio Emilia-benadering

Loris Malaguzzi: inspirator van de Reggio Emilia-benadering

Loris Malaguzzi was een pedagoog met een bijzondere visie op kinderen en leren. Hij geloofde dat kinderen krachtige wezens zijn met een enorme drang om te ontdekken en te communiceren. Zijn gedachtegoed vormt de basis van de Reggio Emilia-benadering, een wereldwijd invloedrijke pedagogiek. Maar wie was Malaguzzi en wat maakt zijn ideeën zo bijzonder?

Loris Malaguzzi werd geboren op 23 februari 1920 in Correggio, een dorp in de Italiaanse regio Reggio Emilia. In 1939 begon Malaguzzi een opleiding tot onderwijzer. Nog voor het einde van de Tweede Wereldoorlog haalde hij zijn diploma Pedagogiek aan de Universiteit van Urbino.

Een school bouwen met stenen en dromen
Na de oorlog heerste er een sterke wens om een nieuwe en betere toekomst op te bouwen. In Villa Cella, een dorpje in de buurt, verkochten inwoners militaire voertuigen en paarden om een schooltje te bouwen. Ze verzamelden stenen, zand en hout en gingen aan de slag. Malaguzzi fietste erheen en was zo geraakt door hun inzet dat hij er besloot te blijven. Hij werkte mee als onderwijzer en psycholoog. Samen met ouders besprak hij hoe kinderen zich via educatie optimaal konden ontwikkelen. In 1946 behaalde hij ook zijn diploma in posttraumatische psychologie. Dat gaf hem de mogelijkheid om kinderen niet alleen te onderwijzen, maar ook te helpen bij het verwerken van traumatische ervaringen uit de oorlog. Dit deed hij door samen met hen te praten, te spelen en creatieve activiteiten te organiseren. Kinderen konden tekenen, kleien of toneelspelen om hun gevoelens te uiten. Deze combinatie van pedagogiek en psychologie vormde de basis van zijn latere werk.

Honderd talen om de wereld te begrijpen
Malaguzzi zag kinderen als actieve ontdekkers met een natuurlijke nieuwsgierigheid. Hij vond dat volwassenen te veel nadruk leggen op wat kinderen nog niet kunnen. In plaats daarvan moeten we kijken naar hun talenten en mogelijkheden. ‘Een kind heeft honderd talen,’ zei hij, ‘maar grote mensen stelen er negenennegentig van.’ Met die uitspraak bedoelde hij dat kinderen zich op talloze manieren uitdrukken. Ze communiceren niet alleen met woorden, maar ook met gebaren, beweging, muziek, spel, klei en kleur. Malaguzzi vond dat volwassenen goed moeten kijken en luisteren om te begrijpen hoe kinderen leren. Dat vraagt een open houding en bereidheid om kinderen serieus te nemen.
Volgens Malaguzzi gebeurt leren vooral door te doen. Hij pleitte ervoor dat kinderen materialen krijgen waarmee ze kunnen experimenteren. Op die manier kunnen ze de wereld om zich heen onderzoeken ‘De werkelijkheid onthult haar oneindige mogelijkheden in de handen van kinderen,’ vond hij. Zijn pedagogiek nodigt uit tot creativiteit, samenwerking en onderzoek. Kinderen krijgen de kans om op hun eigen tempo en manier te leren. De rol van de volwassene is om dit proces te begeleiden, niet om het te sturen. Of, zoals Malaguzzi zei: ‘Op het vlak van creativiteit is het onze taak om kinderen hun eigen bergen te helpen beklimmen. Zo hoog mogelijk.’

Meer info
3,95
Maria Montessori: vertrouwen op de kracht van kinderen

Maria Montessori: vertrouwen op de kracht van kinderen

Maria Montessori is wereldwijd bekend als een pionier op het gebied van kindgericht onderwijs. Haar naam is onlosmakelijk verbonden met de Montessori-methode: een manier van opvoeden en onderwijzen die het kind centraal stelt. Ze geloofde dat ieder kind een innerlijke kracht bezit om zichzelf te ontwikkelen. Die visie maakte haar tot een van de meest invloedrijke pedagogen van haar tijd.

Maria Montessori werd geboren op 31 augustus 1870 in Italië. Ze groeide op in Rome, waar ze als een van de eerste vrouwen in Italië een medische opleiding volgde. In 1896 haalde ze haar artsexamen en daarna studeerde ze verder in pedagogiek en antropologie.
Maria Montessori werkte in ziekenhuizen en aan de universiteit, maar haar echte passie lag bij kinderen. Vanaf 1900 leidde ze samen met arts Philippe Montesano een medisch-pedagogisch instituut voor kinderen met een beperking. Daar begon haar zoektocht naar een andere manier van opvoeden. In deze periode kreeg ze ook een zoon, Mario, die werd opgevoed in een pleeggezin. Later zou hij zich bij zijn moeder voegen en haar werk voortzetten.

Het eerste Kinderhuis
In 1907 opende Montessori haar eerste ‘Casa dei Bambini’ (Kinderhuis) in de arme wijk San Lorenzo in Rome. De wijk werd opgeknapt en gezinnen kregen betere woonomstandigheden. Maar voor jonge kinderen was overdag geen opvang. Hun moeders werkten buitenshuis, en de kinderen zwierven rond. Montessori begon met vijftig kinderen tussen de 3 en 6 jaar. Ze observeerde hen en ontwikkelde haar opvoedingsideeën en materialen. Het resultaat was verbluffend: de kinderen bloeiden op, werden sociaal vaardig en leerden zelfs lezen en schrijven. Haar methode kreeg internationale aandacht. Over de hele wereld kwamen mensen kijken in het Kinderhuis. Daarna volgden er snel meer. Eerst in Italië, later ook in andere landen.
Vanaf de jaren twintig reisde Montessori de wereld over om haar methode te verspreiden. Ze woonde in Italië en Spanje, maar bracht haar laatste levensjaren door in Nederland. Ze overleed in 1952 in Noordwijk aan Zee. Tot op de dag van vandaag is het hoofdkwartier van haar internationale organisatie (AMI) gevestigd in Amsterdam.

Meer info
3,95
Montessori pedagogiek in de praktijk

Montessori pedagogiek in de praktijk

Sinds 2015 is KinderRijk Kindcentrum Mio Mondo een Montessori kindcentrum waar school, buitenschoolse opvang (bso) en kinderdagverblijf samenkomen. Het gebouw telt veertien klassen, verdeeld over onder-, midden- en bovenbouw. Het centrum biedt een veilige en stimulerende omgeving waar kinderen van 0 tot 13 jaar nieuwsgierig de wereld om zich heen kunnen ontdekken.

Het pedagogisch handelen binnen het Montessori Kindercentrum is gebaseerd op keuzevrijheid, structuur en het stimuleren van zelfvertrouwen en concentratie. De dagritmekaarten helpen de kinderen om begrippen zoals groot/klein, dik/dun, warm/ koud te leren. Fijne en grove motoriek, evenals sociaal-emotionele ontwikkeling, worden gestimuleerd door middel van speciale Montessori materialen.

De roze toren
In de groep werken Noa en Sophie samen met de roze toren. Het doel van dit materiaal is om de kinderen de begrippen groot en klein aan te leren en de blokken op volgorde te zetten. De kinderen werken op een kleedje, dit helpt bij het afbakenen van het werkplekje. Kinderen zitten vaak graag op de grond en het montessori-materiaal leent zich uitstekend voor een groter en zachter werkoppervlak dan een tafeltje. Het werken op een kleedje past ook goed bij het jongere kind, omdat het nog veel moet bewegen en niet te lang achter elkaar aan een tafel moet zitten.

Meer info
3,95
Muziekcolumn: Hoehaa!

Muziekcolumn: Hoehaa!

Hoehaa, handen omhoog, want wij zijn woest en stout! Voor een themanummer over pedagogiek leek het me gepast om in de geest van ras-pedagoog Annie M.G. Schmidt een lekker ondeugend liedje over rovers uit te lichten.

Introductie
Vraag de kinderen om tijdens het beluisteren van dit lied mee te lopen op de maat, terwijl ze met hun handen en vingers een boevenmasker maken voor hun ogen. Bij een tweede keer luisteren gaan de kinderen weer zitten en moeten ze zoveel mogelijk dingen onthouden die de rovers willen hebben (schatten, buit, juwelen, geld, goud). Bespreek eventueel de betekenis van ‘buit’ en ‘juwelen’ als de kinderen die nog niet kennen. Zing het lied nog een keer en vraag ze om zoveel mogelijk mee te zingen.

Handen omhoog!
Voeg bij het refrein beweging toe:
• Bij ‘hoe’ wordt de ene hand omhooggehouden naast het hoofd, bij ‘haa’ de andere.
• Bij ‘handen omhoog’ gaan de handen omhoog.
• Bij ‘wij zijn woeste rovers’ gaan de vingermaskers weer op.
• Bij ‘geef je geld… geef je over’ worden graaiende bewegingen gemaakt.
• Dit hele stuk wordt opnieuw gezongen, waarbij de bewegingen zich herhalen. Maak bij de laatste ‘hoehaa!’ een grote sprong. In de coupletten stappen de kinderen rond als rovers.

Luisteropdracht: Wie hoor je?
Bespreek met de kinderen waarom boeven maskers dragen. Om niet herkend te worden natuurlijk. Hoe herken je iemand zonder zijn of haar gezicht te zien? Aan hun stem bijvoorbeeld! Eén kind mag zich omdraaien. Jij wijst een ander kind aan dat één keer ‘Hoehaa!’ mag zeggen. Kan het eerste kind raden wie dat was? Als dit te moeilijk is, mag de zin ook wat langer worden: ‘Hoehaa, handen omhoog’. Is het te makkelijk? Dan mogen de kinderen ook hun stem verdraaien.

Meer info
Gratis
Okiddo voor 0 t/m 4 jaar: Liedjes zingen kan de hele dag!

Okiddo voor 0 t/m 4 jaar: Liedjes zingen kan de hele dag!

Met hele jonge kinderen zingen we graag. Het begint ermee dat kinderen rustig worden als we voor hen zingen of neuriën. Ze vallen makkelijker in slaap en worden erdoor getroost. In de kinderopvang zingen we ook omdat we liedjes vinden die bij onze thema’s passen en omdat ze een goede invloed hebben op de taalontwikkeling

Al verstaan of begrijpen jongen kinderen de woorden van een liedje nog niet, ze ervaren wel de klanken van de taal. We zien tijdens het zingen van liedjes ook dat kinderen zich herinneren dat bij bepaalde liedjes ook leuke bewegingen horen. Ze zijn dan vol verwachting als het bijna zover is. Soms zozeer dat ze niet kunnen wachten en al luidkeels door het liedje heen roepen. Meezingen Veel gehoord is ook dat pm’ers zeggen: ‘Hé, waarom zingen jullie niet mee?’ Het meezingen van liedjes doen de meest kinderen vanaf 2-2,5 jaar. Ze zingen dan liedjes die volwassenen heel vaak voor hen hebben gezongen. Baby’s horen het zingen, dreumesen gaan het begrijpen en verheugen zich erop dat gebaren op bepaalde momenten moeten. Bij liedjes met bewegingen zing je met pauzes. Die pauzes zijn nodig om kinderen de tijd te geven om reageren. De schootliedjes doen we met kinderen individueel en we raken ze daarbij ook veel aan, we stimuleren hierbij het lichaamsbesef maar ook voor kinderen die niet op schoot zitten is het interessant. De liedjes over dieren zijn erg in trek en worden vaak herhaald. Gebruik eens een prentenboek of folder erbij of attributen die betrekking hebben op de tekst van het lied zodat het naast de klanken en de woorden ook kan worden gezien, gevoeld of gekozen.

Meer info
3,95
Okiddo voor 4 t/m 12 jaar: Knikkerbaan

Okiddo voor 4 t/m 12 jaar: Knikkerbaan

Binnenstappen bij bso Boshut voelt als een avontuur: een theater, een atelier, een boshut en zelfs een bioscoop met echte stoelen. Je zou willen dat je hier kon spelen! Maar vandaag draait alles om techniek: de kinderen bouwen hun eigen knikkerbaan. 

Bij de activiteiten beginnen we meestal met een inspirerend voorbeeld en vandaag is geen uitzondering. Zodra de kinderen uit school komen, worden ze meteen nieuwsgierig naar wat we gaan doen. Lexy bekijkt het voorbeeld van de knikkerbaan en roept enthousiast: ‘Dat wil ik ook!’ 

Een techniekruimte vol materiaal
Zodra je de techniekruimte binnenstapt, valt je oog op de overvloed aan materialen en gereedschap. Hier krijgen kinderen de kans om hun creativiteit de vrije loop te laten. Wanneer pedagogisch medewerker Sanne het voorbeeld van de knikkerbaan heeft laten zien, laat ze de kinderen weten dat ze zelf kunnen kiezen met welke materialen ze aan de slag gaan. Noah reageert: 'Je kunt Kapla gebruiken en karton!’ Lexy wil graag iets van goud toevoegen. Noah: 'Ik wil met het lijmpistool, maar ik ben bang dat ik mij zeer doe. Sanne, wil jij mij dan helpen?’ Sanne reageert dat ze hem natuurlijk wil helpen en dat ze het dan gewoon samen doen. Zo begint iedereen met het vormen van ideeën en het verzamelen van materialen. Noah is druk op zoek naar de Kapla-blokjes. ‘Oh nee, Sanne, deze zitten aan elkaar vast. Hoe krijg ik die nou weer los?’ roept hij verontwaardigd uit. Sanne vraagt aan hem: ‘Wat zou je kunnen gebruiken om het los te maken?’ Je ziet Noah hard nadenken en wanneer hij iets bedacht heeft, beginnen zijn ogen te glinsteren en pakt hij een hamer. ‘Wat een goed idee van jou!’, reageert Sanne als ze ziet dat hij een oplossing heeft bedacht.

Meer info
3,95
Rudolf Joseph Lorenz Steiner: levensfilosoof en pedagoog van de vrijeschool

Rudolf Joseph Lorenz Steiner: levensfilosoof en pedagoog van de vrijeschool

Rudolf Steiner was een denker met grote invloed. Hij was geen gewone onderwijshervormer. Hij was filosoof en grondlegger van de antroposofie. Zijn ideeën vormden de basis van de vrijescholen, die tot op de dag van vandaag bestaan. In dit artikel lees je meer over zijn visie op kinderen, onderwijs en opvoeding.

Rudolf Joseph Lorenz Steiner werd geboren op 27 februari 1861 in Kraljevec, toen nog onderdeel van Hongarije. Hij groeide op op het platteland. Op school hield hij vooral van tekenen en wiskunde. Als puber las hij complexe filosofische boeken, zoals van de beroemde Duitse denker Immanuel Kant (1724-1804), wiens werken Steiner op zijn vijftiende al tot zich nam.

Een veelzijdig denker
Na de middelbare school studeerde hij aan de Technische Hogeschool in Wenen. Daar volgde hij exacte vakken. Tegelijkertijd gaf hij bijles aan kinderen. Een tijdlang was hij zelfs privéleraar van een jongen met een beperking. In deze periode leerde hij veel over opvoeding in de praktijk. Zijn belangstelling voor filosofie bleef intussen groeien, terwijl hij de voornaamste boeken bestudeerde van briljante schrijvers als Goethe (1749-1832) en Nietzsche (1844-1900).
Later werd Steiner schrijver en spreker. Hij hield honderden voordrachten over allerlei onderwerpen. Niet alleen over onderwijs, maar ook over gezondheid, landbouw en samenleving. Aan het einde van zijn leven richtte hij de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap op in het Zwitserse Dornach, waar men zich in zijn filosofie kon verdiepen.

Wat is antroposofie?
Steiner was de grondlegger van de antroposofie. Dat woord betekent: wijsheid van de mens. Antroposofie gaat uit van een holistisch mensbeeld. Dat wil zeggen dat lichaam, ziel en geest bij elkaar horen. Volgens Steiner kan de mens zichzelf en de wereld leren begrijpen, niet alleen via verstand, maar ook via gevoel en geestelijke ontwikkeling.
Antroposofie is geen religie of theorie. Het is een manier van denken en leven. Een bepaalde weg om te groeien als mens. In plaats van feiten uit het hoofd leren, wil de antroposofie dat mensen hun innerlijke vermogens ontwikkelen. Dat geldt ook voor kinderen. Steiner vond dat onderwijs niet alleen kennis moet overdragen, maar ook de hele mens moet aanspreken.

Meer info
3,95
Thomas Gordon: communicatie-expert voor gelijkwaardig opvoeden

Thomas Gordon: communicatie-expert voor gelijkwaardig opvoeden

Thomas Gordon was een Amerikaanse psycholoog die ouders en opvoeders leerde hoe je écht met kinderen in gesprek gaat. Hij vond dat opvoeden draait om communicatie, wederzijds respect en het serieus nemen van het kind. Zijn ideeën zijn inmiddels gemeengoed geworden. Denk aan actief luisteren, ik-boodschappen en het zoeken naar oplossingen waarmee niemand verliest. Wie was deze pionier in de opvoedingscommunicatie?

Thomas Gordon werd in 1918 geboren in Paris, Illinois. Hij studeerde psychologie aan verschillende universiteiten en promoveerde uiteindelijk aan de University of Chicago, waar hij samenwerkte met Carl Rogers – een van de grondleggers van de humanistische psychologie.

Een psycholoog met een missie
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte Gordon als luchtmachtinstructeur. Daar ontwikkelde hij een manier van lesgeven zonder autoritaire stijl. Deze ervaring wakkerde zijn interesse aan in groepsgericht leiderschap. Na de oorlog richtte hij zich op communicatie binnen gezinnen. In gesprekken met ouders ontdekte hij dat veel opvoedproblemen voortkwamen uit misverstanden en gebrekkige communicatie. Zijn conclusie? Ouders kregen vaak de schuld van opvoedproblemen, maar werden zelden adequaat geholpen. Gordon wilde dat veranderen.

Luisteren naar kinderen
In 1962 ontwikkelde Gordon zijn bekende oudercursus: Parent Effectiveness Training (PET). In Nederland werd deze cursus in 1979 geïntroduceerd als ‘Effectief omgaan met kinderen’. Inmiddels hebben wereldwijd meer dan een miljoen ouders in 43 landen deze training gevolgd. Het doel van de training is simpel: zorg voor een betere band met de kinderen. Dat betekent onder andere: leer luisteren naar kinderen totdat je ze echt begrijpt. Dat betekent actief luisteren: je benoemt de gevoelens of behoeften van het kind en controleert of je die goed begrijpt. Bijvoorbeeld door te zeggen: ‘Je bent er verdrietig over dat je niet mee mag, hè.’
Actief luisteren helpt kinderen hun gevoelens te verwoorden. Ze voelen zich serieus genomen en begrepen. Dat zorgt voor rust en verbinding. Gordon benadrukte dat je als opvoeder niet alleen met je oren moet luisteren, maar ook met je ogen en je hart. Het draait om aanwezigheid en de wereld proberen te zien door de ogen van het kind.

Meer info
3,95
Urie Bronfenbrenner: ontwikkelingspsycholoog van de ecologische benadering

Urie Bronfenbrenner: ontwikkelingspsycholoog van de ecologische benadering

Kinderen groeien niet alleen op. De wereld om hen heen beïnvloedt hun ontwikkeling. Denk aan ouders, familie, school en vrienden. Maar ook wetten, cultuur en maatschappelijke ontwikkelingen spelen een rol. Urie Bronfenbrenner (1917-2005) begreep dit als geen ander. Hij ontwikkelde een model dat laat zien hoe al deze factoren samenwerken en invloed hebben op een kind. Zijn ideeën hebben wereldwijd invloed gehad op opvoeding en onderwijs.

Bronfenbrenner werd in 1917 geboren in Moskou. Op zijn zesde verhuisde zijn familie naar de Verenigde Staten. Zijn vader werd daar hoofd van een laboratorium waar onderzoek werd gedaan naar verstandelijke beperkingen. Terwijl hij opgroeide, hielp Urie vaak in het laboratorium en raakte zo geïnteresseerd in psychologie. Na zijn studie psychologie aan de Cornell University, deed hij een master aan Harvard en promoveerde hij aan de Universiteit van Michigan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte hij als psycholoog in militaire ziekenhuizen. Daarna keerde hij terug naar Cornell, waar hij zijn ideeën verder ontwikkelde.

Een wetenschapper met een missie
Bronfenbrenner wilde niet alleen theorieën bedenken. Hij wilde ook iets veranderen aan de samenleving. Hij werkte samen met beleidsmakers en politici. Zijn doel was om gezinnen en kinderen betere ondersteuning te geven. In de jaren zestig pleitte hij voor overheidssteun bij de opvoeding van jonge kinderen, destijds een nieuw idee. Veel mensen hielden de ouders verantwoordelijk. Bronfenbrenner zag dit anders. Volgens hem had de hele samenleving een taak in de opvoeding. Dit idee leidde mede tot de oprichting van ‘Head Start’, een programma voor kinderen uit arme gezinnen. Dit programma bestaat nog steeds en helpt jaarlijks honderdduizenden kinderen. Het zorgt ervoor dat kinderen uit kansarme gezinnen beter aan hun schoolleven beginnen en zich zodoende optimaal kunnen ontwikkelen.

Het ecologische model: een kind groeit in lagen
Vroeger dachten psychologen vooral dat de ontwikkeling van een kind door het gezin werd bepaald. Bronfenbrenner vond dat te simpel. Hij stelde dat een kind opgroeit binnen verschillende omgevingen. Deze omgevingen beïnvloeden elkaar en vormen samen de ontwikkeling van het kind.

Meer info
3,95
Werkelijk kijken en luisteren naar kinderen

Werkelijk kijken en luisteren naar kinderen

Wie de Joods-Poolse arts/pedagoog/kinderboekenschrijver als inspiratiebron neemt, moet allereerst Korczak’s eigen waarschuwing ter harte nemen dat je hem niet moet imiteren. ‘Ken jezelf’, adviseerde hij ons pedagogen, ‘en zoek je eigen weg.’ Leer ook vooral het kind in jezelf kennen, zodat je kinderen beter zult begrijpen. In de omgang met kinderen moeten we ons niet neerbuigen, maar ons uitrekken en omhoog reiken, om niet te kwetsen.

Voor Korczak was het belangrijk dat we kinderen serieus nemen, hen rechtvaardig behandelen en hun rechten respecteren. In zijn Magna Carta beschreef hij enkele van die rechten, zoals het recht van het kind om te mogen zijn wie het is; het recht om, evenals volwassenen, zelf te bepalen welke risico’s je wilt nemen; het recht om gehoord te worden in zaken die jou aangaan. Kinderen, zo meende Korczak, lopen extra risico slachtoffer te worden van onderdrukking en rechteloosheid. Ze zijn weerloos tegen onrechtvaardigheid en willekeur van volwassenen omdat ze van hen afhankelijk zijn. En die volwassenen gaan, volgens Korczak, niet altijd even zorgvuldig om met die machtspositie.

Op je vingers getikt
Korczak stelt zich in zijn geschriften op als verdediger van kinderen tegen die rechteloosheid. Daarin was hij vrij radicaal. Je zult je als opvoeder door hem vaak op je vingers getikt voelen. Korczak kan ons pedagogisch geweten zijn waaraan we ons dagelijks handelen toetsen. Je dacht dat je kinderen serieus nam? Waarom mogen ze dan niet meebeslissen over welke activiteiten ‘we’ gaan uitvoeren? En als er dingen niet lekker lopen in de groep, waarom vragen we dan de kinderen niet hoe zij dat ervaren en hoe zij denken dat te kunnen oplossen? (De jonge Korczak schreef eens: Ik werd pas opvoeder toen ik niet meer tégen de kinderen sprak, maar mét hen). Of misschien denk je dat kinderen bij jou mogen zijn wie ze zijn. Maar kinderen die druk zijn moeten toch écht rustiger doen. Kinderen die slonzig zijn zullen toch echt moeten leren opruimen. En agressieve kinderen krijgen natuurlijk straf, ook al hebben ze mogelijk alle recht van de wereld om boos te zijn.

Meer info
3,95
Wij werken in de moestuin

Wij werken in de moestuin

Op voorschool De Kleinste Campus in Amsterdam gaan kinderen samen met pedagogisch medewerkers aan de slag in de moestuin. Het meespelen met kinderen sluit aan bij de visie van Vygotsky, hij stelt dat sociale interactie van groot belang is tijdens het leerproces, met een essentiële begeleidende rol voor de professional.

Op voorschool De Kleinste Campus gebruiken we het VVEprogramma Startblokken, met dit voorjaar als thema: wij werken in de moestuin. Hiervoor hebben we een themahoek ingericht met zo veel mogelijk materialen uit de echte wereld: een moestuinbak, gieters, harken en scheppen, tuinbroeken en laarzen zoals echte tuinmannen en -vrouwen dragen, kruiden, bolletjes en zaadjes om te planten.

Aansluiten
We hebben op de groep prentenboeken uitgestald staan die bij het thema passen. Gedurende deze weken lezen we die voor. We zingen passende liedjes en doen knutsel- en ondernemende activiteiten. Ook de observatietafel en sensopathische bakken zijn ingericht met materialen en objecten die van toepassing zijn. De pedagogisch medewerkers maken vooraf een plan hoe het thema er globaal uit gaat zien, hoe we de themahoek inrichten, welke doelen wij voor de kinderen stellen en welke woorden centraal zullen staan. Startblokken gaat ervan uit dat je vanuit de belevingswereld van de kinderen werkt en daarom zorgen wij ervoor dat we een basisplan hebben wat we met het thema willen gaan doen, maar volgen we iedere week vooral wat de kinderen bezighoudt en wat voor input zij geven. Hierdoor sluit het programma aan bij de belevingswereld van specifiek deze kinderen. Vandaar ook dat het thema het ene jaar weer een andere vorm heeft dan het jaar erop, omdat de kinderen elk jaar met andere ideeën en vragen komen.

Observeren
Om het kennisniveau van de kinderen voor ons inzichtelijk te maken, en erachter te komen waar hun interesses rondom dit nieuwe thema naar uitgaan, hebben we ons in de eerste weken volledig gefocust op meespelen in de themahoek. Tijdens het meespelen observeren wij als professionals wat de kinderen zoal doen, zeggen en zelf zien en registreren dit allemaal. Op basis van deze observaties kunnen wij voor onze kinderen nieuwe doelen stellen en onze begeleiding op hun niveau instellen.

Meer info
3,95
Willen, voelen en denken in balans brengen

Willen, voelen en denken in balans brengen

Zowel op de bso als de peutergroep van ISTIA Kinderopvang Middelburg zijn de pedagogische uitgangspunten van Rudolf Steiner in alles leidend en inspirerend. De uitgangspunten zijn gebaseerd op de mens- en ontwikkelingsvisie uit de antroposofie. Voor KIDDO beantwoordt locatieleider Jelka Matlung een aantal vragen over de visie van ISTIA Kinderopvang.

Hoe zijn jullie anno 2025 nog geïnspireerd door Steiner?
De visie van Steiner gaat uit van de ontwikkeling van het hele individu: lichaam, ziel en geest. Steiner zag de mens als een wezen dat zich voortdurend ontwikkelt, waarbij niet alleen het intellect belangrijk is, maar ook het gevoel, de wil en de creativiteit. In het vrijeschoolonderwijs en op antroposofische opvanglocaties is deze visie de basis voor de inrichting, dagindeling en activiteiten. Er wordt veel aandacht besteed aan spel, creativiteit, verbondenheid met de natuur, het ritme van de dag en seizoensgebonden activiteiten. 

Welke concrete elementen van de visie van Steiner komen terug in jullie pedagogisch beleid? Waarom vinden jullie dit belangrijk?
In ons pedagogisch beleid komen verschillende elementen terug, zoals de holistische benadering, vrije ontwikkeling, verbondenheid met de natuur, ervarend leren, kunst en creativiteit plus sociale en morele ontwikkeling. Deze elementen zijn zo belangrijk omdat ze de basis vormen van de antroposofische kinderopvang en vrije school. Zonder een holistische benadering, die het willen, voelen en denken in balans brengt, zou er geen basis liggen. Het is juist deze integrale kijk die ruimte biedt voor kinderen om zich op hun eigen tempo en manier te ontwikkelen. De verbondenheid met de natuur, leren door te doen, en kunstzinnige uitdrukking zorgen voor een gezonde, creatieve groei. Sociale en morele ontwikkeling helpt kinderen te leren samenwerken en respect te hebben voor elkaar. Al deze onderdelen samen zorgen voor de essentie!

Op welke manier zie je dit terug in de dagelijkse praktijk? Zie je dit bijvoorbeeld terug in de inrichting, het spelmateriaal, de manier van communiceren en het omgaan met ongewenst gedrag?
Visueel en concreet herken je een vrijeschool of antroposofische kinderopvang meteen. Doordat de visie zo sterk aanwezig is, is die ook in alle lagen terug te zien en te voelen. In de inrichting van, met veelal natuurlijke materialen afgeronde (abgeëckte) hoeken, de zonnepoppen in wiegjes tot aan de voeding en de onderwerpen van ouderavonden. Zelfs in de kleinste details zit zorg, aandacht en een gedachte.

Meer info
3,95