KIDDO 01 2025

KIDDO 01 2025

2025

Omschrijving

- Hoe nieuwsgierig ben jij naar de leefwereld van kinderen?

- Omgaan met armoede

- Ieder kind verdient een plek in de opvang

- De doorgaande lijn van peuter naar kleuter

- Speel je Hecht!

- Inspiratie om slim te spelen en ontdekken

En verder

  • Glijbaanpoetser
  • Muziekcolumn: Bolle buik
  • Wel of geen muziek bij prikkelgevoeligheid?
  • Op avontuur, subjectivering en het jonge kind
  • Kinderboeken
  • Kinderrechten & burgerschap
  • Okiddo voor 4 t/m 12 jaar: Wie denkt dat naaien ouderwets is?
  • Stoeien, bouwsteen voor de morele ontwikkeling van peuters en kleuters
  • Podcasttips
  • Grip op de pedagogische en didactische kwaliteit
  • In de ban van de kring
  • Leespluim
  • Vakliteratuur
  • Klankbewustzijn bij praten en lezen
  • Zorgen bespreken met ouders
  • Peuterkleuter-groep
  • Interprofessionele samenwerking in Nederlandse kindcentra
  • De Drummers, een groep waar peuters en kleuters samenkomen
  • Boekfragment Onbegrepen gedrag bij jonge kinderen
  • Volgende keer & Colofon
Boekfragment Onbegrepen gedrag bij jonge kinderen

Boekfragment Onbegrepen gedrag bij jonge kinderen

Er zijn verschillende verklaringen en oplossingsrichtingen mogelijk bij ‘onbegrepen gedrag’ van jonge kinderen. In dit artikel gaan we in op positieve gedragsondersteuning als oplossingsrichting. Dit artikel is een fragment uit het boek Onbegrepen gedrag bij jonge kinderen van Frank Studulski (red.).

Onbegrepen gedrag kan deels worden gekenmerkt als leeftijdsinadequaat gedrag: hierbij spelen (leeftijdsadequate) verwachtingen van professionals een rol. Denk aan jonge kinderen: heel jonge kinderen hebben wellicht moeite met  concentreren, vertonen zeer vluchtig gedrag en hebben moeite met uitgestelde aandacht van de professional. Dat past bij de leeftijd. Maar bij peuters en kleuters mogen we qua aandacht al iets meer verwachten. Daarnaast is er bij onbegrepen gedrag soms sprake van storend of onwenselijk gedrag dat naar buiten is gericht: weigering om aan verzoeken te voldoen, speelgoed afpakken of andere kinderen of professionals agressief bejegenen. Bij dergelijk gedrag is het de vraag of het kind bekend is met grenzen stellend gedrag van volwassenen, met consequenties aan regelovertredend gedrag. 
Het kunnen omgaan met leeftijdsgenoten vraagt om oefening en correctie. Wellicht dat door corona de sociale ontwikkeling bij sommige kinderen pas laat op gang is gekomen. Wat de oorzaken van onbegrepen gedrag ook zijn, het is goed vooraf stil te staan bij wat een goede gedragsontwikkeling aan vaardigheden bij kinderen vraagt en hoe volwassenen die ontwikkeling kunnen ondersteunen.

Meer info
3,95
De doorgaande lijn van peuter naar kleuter

De doorgaande lijn van peuter naar kleuter

Kinderen zijn gebaat bij continuïteit van hun ervaringen in verschillende contexten. Dat geldt ook voor peuters die vanuit de kinderopvang uiteindelijk naar de basisschool gaan. Wat is er nodig om die continuïteit te bevorderen?

Elk jaar beginnen ongeveer 150.000 kinderen op de basisschool. Het merendeel heeft daarvoor een vorm van opvang doorlopen. Voor veel kinderen (en hun ouders) is de eerste schooldag best spannend. Een nieuwe groep, een nieuwe leerkracht, soms een andere locatie en een veel grotere groep dan in de kinderopvang. Andere regels en routines, een totaal ander dagritme. Gelukkig wennen de meeste kinderen binnen enkele weken aan die nieuwe omgeving, maar voor 15-20% van de kinderen is die overstap lastiger. Wat kunnen kinderopvangorganisaties en basisscholen doen om deze overgang te vergemakkelijken? We staan stil bij drie niveaus om een doorgaande lijn van kinderopvang naar basisschool te bevorderen.

Belang en betekenis doorgaande lijn
Vooraf is het goed om het wezenlijke belang in te zien van een goede overgang van kinderopvang naar basisschool. Een goed begin op de basisschool draagt onder andere bij aan een positief gevoel van eigenwaarde en positieve gevoelens over school, zowel bij de kinderen als hun ouders. Op de langere termijn is dit gunstig voor de sociale relaties en het leren van kinderen. Het is voor de verdere schoolloopbaan van kinderen dus belangrijk dat die overgang soepel verloopt.
De term doorgaande lijn omvat wel wat meer dan alleen het moment van de overgang. De doorgaande lijn verwijst naar een vloeiende overgang van de peuter- naar de kleutergroep met een aanpak die met het kind mee-evolueert, hetgeen vereist dat pedagogisch medewerkers en leerkrachten tenminste op de hoogte zijn van elkaars aanpak. Met de komst van Integrale Kindcentra (IKC’s) zijn al belangrijke stappen gezet. Zeker voor locaties waar kinderopvang en basisschool zijn samengebracht is het makkelijker elkaar te vinden, kennis te nemen van elkaars werkwijze en informatie uit te wisselen. Een gezamenlijke locatie is evenwel geen garantie dat er wordt samengewerkt. In feite vraagt samenwerking gericht op een soepele overgang om stappen op drie niveaus (Van Druten & Van Langen 2021):
• formele afspraken op het niveau van directies, eventueel ook met de gemeente
• elkaar ontmoeten en kennen (relationeel niveau)
• inhoudelijke afstemming

Meer info
3,95
De Drummers, een groep waar peuters en kleuters samenkomen

De Drummers, een groep waar peuters en kleuters samenkomen

In 2022 begon Integraal Kind Centrum (IKC) Het Duet in Uithoorn de Peuter Kleuter Groep (PKG) De Drummers. De peuters en kleuters oefenen samen spelenderwijs met de taal en sociaal-emotionele vaardigheden, met als doel de overstap naar groep 1 te verkleinen, zodat ze op een gedegen manier aan hun schoolloopbaan kunnen beginnen.

Aan de Amstel, ten zuiden van Amsterdam, ligt het Noord- Hollandse Uithoorn. Hier ontstond in de jaren vijftig de wijk Thamerdal. Nu, ongeveer zeventig jaar later, telt de wijk ongeveer 3300 inwoners. Thamerdal is een diverse wijk, waar 20% van de huishoudens op of onder de armoedegrens leeft, 60% van de huizen huurwoningen zijn, 70% van de inwoners praktisch geschoold is, ongeveer 40% van de inwoners een niet-westerse migratieachtergrond heeft en het gemiddeld inkomen per inwoner het laagst ligt van alle buurten in Uithoorn. Middenin de wijk staat IKC Het Duet, een integraal kindcentrum dat van 07.00-19.00 een plek biedt aan, en het onderwijs verzorgt voor, kinderen uit de wijk, waarvan de niveaus bij het begin van het basisonderwijs enorm uit elkaar lopen.

Voorsprong
Uit onderzoek blijkt dat kinderen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische achtergrond over een minder grote woordenschat beschikken dan kinderen uit gezinnen met een hoog sociaaleconomische achtergrond. Kinderen uit gezinnen met een hoog sociaaleconomische achtergrond hebben gemiddeld 6 miljoen meer woorden gehoord aan het begin van hun schoolloopbaan. Gemiddeld gezien hebben ze aan meer sociale activiteiten deelgenomen, waardoor ze geregeld met leeftijdsgenootjes in aanraking zijn gekomen. Deze kinderen beginnen dus met een 3-0 voorsprong aan hun schoolloopbaan. Maar wat kunnen we, in een diverse wijk als Thamerdal, betekenen voor kinderen die vanaf nul beginnen?

Meer info
3,95
Glijbaanpoetser

Glijbaanpoetser

Op een Leader in Me-school leren kinderen om zelfleiderschap te ontwikkelen. Dit doen ze door te oefenen met de 7 gewoonten van Stephen Covey (zie kader) die je helpen om te ontdekken wie je bent en wie je wil zijn, en op die manier het beste uit jezelf te halen.

Dit proces begint al wanneer je begint in groep 1. Er wordt een stevige basis gelegd door les te geven in hoe je eigenaar kunt zijn over je eigen leerproces en gedrag. Oefenruimte om dit in de praktijk te brengen is daarbij onontbeerlijk. In de kleutergroep van juf Maaike wordt daarom, net als op andere Leader in Me-scholen, gewerkt met leiderschapsrollen. Samen met leerlingen worden rollen bedacht waarin leerlingen leren verantwoordelijkheid te nemen, om zo een bijdrage te leveren aan het reilen en zeilen van de groep.

De 7 gewoonten van Stephen Covey
Leader in Me is gebaseerd op het boek The 7 Habits of Highly Effective People van Covey: een van de populairste boeken over persoonlijk leiderschap ooit. De kern van het boek: effectieve mensen hebben 7 gewoonten die de basis vormen voor hun persoonlijke effectiviteit en groei. Iedereen kan deze gewoonten bij zichzelf ontwikkelen, ook kinderen. De 7 gewoonten versterken elkaar en zetten een proces van persoonlijke en interpersoonlijke groei in beweging.
Het maakt dat leerlingen persoonlijk de regie leren en dúrven voeren over hun leerproces en gedrag. Het raamwerk van de 7 gewoonte met bijbehorende gemeenschappelijke taal biedt houvast voor de pedagogische en didactische aanpak.

Meer info
3,95
Grip op de pedagogische en didactische kwaliteit

Grip op de pedagogische en didactische kwaliteit

Welbevinden en betrokkenheid zijn voor alle (jonge) kinderen essentieel voor de ontwikkeling. Zonder welbevinden en betrokkenheid van kinderen is ontwikkeling onmogelijk. De professional, de pedagogisch medewerker of leerkracht, is het meest bepalend voor de pedagogische en didactische kwaliteit. We weten dit uit onderzoek, maar hoe zorg je dat jouw aanbod het welbevinden, de betrokkenheid en daardoor de ontwikkeling van kinderen ondersteunt? Om die vraag te beantwoorden moet je eerst weten hoe het met de kwaliteit van je aanbod is gesteld.

Landelijk wetenschappelijk onderzoek geeft algemene informatie over de kwaliteit van de kinderopvang. Dat gaat (meestal) niet over jouw locatie, laat staan over jouw handelen als professional. Het jaarlijkse inspectierapport geeft al een concreter beeld hiervan, met de kanttekening dat deze rapporten gebaseerd zijn op korte observatiemomenten in een beperkt aantal groepen/klassen. Ik vind dat deze twee bronnen alleen onvoldoende informatie geven voor de praktijk om inzicht te krijgen in de kwaliteit die wij bieden.

Kwaliteit gaat over jouw locatie, jouw groep en jouw handelen. Ik vind dat een organisatie, behalve door onderzoek en inspectie, zelf een beeld moet hebben van de eigen kwaliteit. Door een zelfevaluatie-instrument te gebruiken kun je een goede inschatting maken van wat er al goed gaat en waar je nog kunt verbeteren. Zo kun je leren vasthouden aan waar je trots op bent en bewust proberen te verbeteren waar de kwaliteit zich nog niet op het gewenste niveau bevindt. Deze informatie helpt jou, en helpt een organisatie, om grip te krijgen op de kwaliteit.

Meer info
3,95
Hoe nieuwsgierig ben jij naar de leefwereld van kinderen?

Hoe nieuwsgierig ben jij naar de leefwereld van kinderen?

De waarnemingen van professionals die werken met kinderen worden vanzelfsprekend gekleurd door eigen beelden, ervaringen, overtuigingen, relaties en cultuur. Wanneer we nadenken over kindontwikkeling, is het goed dat we weet hebben van de leefwereld van het kind, zodat we ons een beeld kunnen vormen van zijn leven, leren en ontwikkelen. Door aandachtig betrokken te zijn, zonder oordeel proberen te luisteren en vragen te stellen, vormt zich een steeds completer verhaal.

Tijdens een deelsessie over de leefwereld van jonge kinderen, op het congres Leve het jonge kind, stelde ik de deelnemers deze beginvragen. ‘Wisten jouw ouders/verzorgers hoe het op school écht met je ging?’ en ‘Wisten jouw begeleiders hoe het thuis voor jou was?’ De leeftijd van de deelnemers was gemêleerd, de gesprekken levendig. Soms haakten de vragen in op oude pijn van ongezien blijven, maar in de meeste gevallen deelden mensen interessante, boeiende ervaringsverhalen. Over scholen die nauw verbonden waren met gezinnen, over laagdrempelige contacten tussen professionals en ouders. Maar ook over grote kloven, nauwelijks uitwisseling, of ouders die werkelijk geen idee hadden hoe het echt met hun kind ging op de verschillende plekken. En professionals die ook geen idee hadden hoe jij thuis of buiten school was. 
De vervolgvraag in de workshop ging over de grotere familie, de wijk en de omgeving van hen vroeger. Hoe was dat? Speelde je veel buiten, waren er families waar je graag kwam? Was je lid van verenigingen, een kerk, sport? En waren daar mensen die betekenisvol voor je zijn geweest, die jou echt zagen? Opnieuw komen er mooie verhalen. Over ouders die te druk waren, maar een oma die in de straat woonde en er altijd was. Over een conciërge in het buurthuis. Een trainer van de voetbalclub. Een begeleider in de kerk. Over plekken in je nabije omgeving die invloed hebben gehad op jouw ontwikkeling. Positief én negatief…

Meer info
3,95
Ieder kind verdient een plek in de opvang

Ieder kind verdient een plek in de opvang

De kinderopvang in Nederland staat voor een grote uitdaging. Steeds meer kinderen hebben extra ondersteuning nodig, terwijl de reguliere kinderopvang niet altijd hierop is ingericht. Pedagogisch medewerkers doen hun uiterste best, maar lopen tegen grenzen aan. Ze missen soms de kennis en ervaring om deze kinderen goed te begeleiden.

Het structureel moeten bieden van extra ondersteuning aan sommige kinderen, kan tot lastige situaties leiden. Soms lukt het gewoonweg niet om een kind de benodigde aandacht te geven zonder de andere kinderen tekort te doen. Ouders kunnen in de knel komen met werk als hun kind niet naar de opvang kan. En zonder de noodzakelijke opvang, wordt de thuissituatie soms ook al snel te zwaar belast. 

Stel je voor…
Een vrolijke groep kinderen die samenspeelt in de kinderopvang. Ze bouwen torens, lezen boekjes, ravotten in de speeltuin. Allemaal kinderen, ieder met hun eigen talenten en behoeftes. Maar wat als een kind net iets meer ondersteuning nodig heeft om mee te kunnen doen? Wat als een kind moeite heeft met de drukte, snel overprikkeld raakt of moeite heeft met sociale interactie? Hoe kun je dit kind goed ondersteunen en tegelijkertijd de andere kinderen in de groep ook de aandacht geven die ze nodig hebben? 

Of, een andere situatie: een drukke groep met twintig kinderen op de bso. Na een lange schooldag is de sfeer ontspannen, maar er is één kind dat moeite heeft met de overgang. Het heeft behoefte aan structuur en voorspelbaarheid, maar op de bso is juist veel vrijheid en gebeurt er van alles tegelijk. Dit kind raakt overprikkeld en reageert met agressie. Jij, als pedagogisch medewerker, weet even niet hoe te reageren.

Of: je hebt in de groep een peuter die moeite heeft met taal. Het begrijpt niet wat je bedoelt als je vraagt om een stoeltje te pakken. Het kind raakt gefrustreerd en gaat met speelgoed gooien. De andere kinderen in de groep schrikken hiervan en sluiten het kind buiten. Jij wilt dit kind graag helpen, maar je hebt niet de juiste kennis en ervaring om met deze taalachterstand om te gaan.

Meer info
3,95
In de ban van de kring

In de ban van de kring

Bijna iedere leerkracht of pedagogisch medewerker in de kinderopvang die met peuters of kleuters werkt, kent ook de valkuilen van de grote kring met peuters en kleuters: de duur ervan, het feit dat kinderen onrustig worden, niet op hun beurt kunnen wachten en soms afhaken. Hoe komt het dan toch dat leerkrachten zo vaak voor de kring kiezen als groepsvorm voor een speel-leeractiviteit? Wat maakt dat leerkrachten ‘in de ban’ zijn van de kring?

OP verzoek van onderbouwteams of kinderopvangteams neem ik nogal eens een kijkje in peuter- of kleutergroepen. Bijvoorbeeld in het kader van een visie-traject op het jonge kind of om adviezen te kunnen geven over hoe spel en spelend leren beter kunnen. Een ochtend observeren bij de kleuters, wat is er nou leuker dan dat? De lente hangt in de lucht en het is buiten stralend weer. Een enkel kind mag zelfs al ‘met zonder jas’ naar school. Ik kom vandaag in een aantal kleutergroepen kijken naar het handelen van de leerkracht tijdens een activiteit op het gebied van taal.

De grote kring
Als ik aan het eind van de dag in de auto weer naar huis rijd, zit ik te peinzen over wat ik zoal heb gezien. Opvallend dat in alle groepen waar ik observeerde die dag in de grote kring werd gewerkt. Begrijp me goed hoor, het aanbod in de kring is in veel gevallen een prima keuze. Bijvoorbeeld voor het verkennen en introduceren van een nieuw thema waarbij er veel open ruimte is voor alle kinderen en ze allemaal kunnen vertellen over wat ze al weten en wat ze hebben ervaren. Of de grote kring als een sociaal moment, zoals bij het samen vieren van een feest of een verjaardag, en bij het afsluiten en openen van de dag.

Meer info
3,95
Interprofessionele samenwerking in Nederlandse kindcentra

Interprofessionele samenwerking in Nederlandse kindcentra

Terwijl er op steeds meer plekken nauwer wordt samengewerkt tussen basisscholen en kinderopvangorganisaties, weten we nog betrekkelijk weinig van deze samenwerking. In een landelijk onderzoeksproject werken de Hanze, Hogeschool KPZ, Zuyd Hogeschool en Hogeschool van Amsterdam komende jaren samen om meer inzicht te verkrijgen over de verschillende vormen van samenwerking en wat die de kinderen feitelijk opleveren.

Het staat elke basisschool en kinderopvangorganisatie in Nederland vrij om volgens een eigen visie hun onderlinge samenwerking vorm te geven. Omdat er geen wettelijke kaders zijn, zie je in de praktijk verschillende vormen van interprofessionele samenwerking (VNK, 2024). Die samenwerking varieert van bijna volledig geïntegreerd tot school- en opvanglocaties die praktisch apart van elkaar functioneren.
In dit landelijk onderzoeksproject wordt gekeken naar de samenwerking tussen kinderopvang (dagopvang en bso), onderwijs en zorg. Aan het onderzoek doen 46 locaties (combinaties van kinderopvang en onderwijs) mee uit 11 provincies. De mate waarin de locaties samenwerken en wat hun ambities op dit gebied zijn, lopen behoorlijk uiteen.

Nieuw instrument
Om de mate van samenwerking op locatieniveau bij het begin van dit onderzoek in kaart te brengen, is er een instrument ontwikkeld: de Kindcentrum Scan (KC-scan), die voortbouwt op eerdere instrumenten, ontwikkeld om de aard en het niveau van samenwerking te definiëren en categoriseren (Sardes, 2017; Veen et al., 2019; Verheijen- Tiemstra et al., 2020; zie ook Verheijen-Tiemstra, 2024). Deze scan is fundamenteel vernieuwd ten opzichte van andere instrumenten, omdat de samenwerking met zorgpartners is toegevoegd en die met de dagopvang en bso apart in kaart wordt gebracht.
Tijdens de intakegesprekken met de directieleden van de 46 locaties (veelal schooldirecteuren en managers kinderopvang) is dit instrument gezamenlijk ingevuld. De reacties op het instrument waren dermate positief dat de onderzoekers besloten om het instrument nog verder te ontwikkelen, zodat deze voortaan door het complete werkveld kan worden gebruikt, en dat heeft uiteindelijk de Kindcentrum Scan opgeleverd (KC-scan, Kassenberg et al., 2024).

De Kindcentrum Scan
In de Kindcentrum Scan kan zowel de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs als die tussen kinderopvang, onderwijs en verschillende zorgpartners in kaart worden gebracht. De samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs wordt door middel van tien onderwerpen (onder andere: visie, doorgaande lijn, professionalisering, bestuurlijke samenwerking en uitstraling) vastgesteld. 

Meer info
3,95
KIDDO 1 2025 - Complete editie

KIDDO 1 2025 - Complete editie

Hoe nieuwsgierig ben jij naar de leefwereld van kinderen?
Omgaan met armoede
Ieder kind verdient een plek in de opvang
De doorgaande lijn van peuter naar kleuter
Speel je Hecht!
Inspiratie om slim te spelen en ontdekken

En verder
10 Glijbaanpoetser
14 Muziekcolumn: Bolle buik
16 Wel of geen muziek bij prikkelgevoeligheid?
19 Op avontuur, subjectivering en het jonge kind
24 Kinderboeken
30 Kinderrechten & burgerschap
38 Okiddo voor 4 t/m 12 jaar: Wie denkt dat naaien ouderwets is?
40 Stoeien, bouwsteen voor de morele ontwikkeling van peuters en kleuters
45 Podcasttips
46 Grip op de pedagogische en didactische kwaliteit
48 In de ban van de kring
58 Leespluim
60 Vakliteratuur
62 Klankbewustzijn bij praten en lezen
65 Zorgen bespreken met ouders
68 Peuterkleuter-groep
80 Interprofessionele samenwerking in Nederlandse kindcentra
84 De Drummers, een groep waar peuters en kleuters samenkomen
89 Boekfragment Onbegrepen gedrag bij jonge kinderen
98 Volgende keer & Colofon

Meer info
14,95
Kinderrechten & burgerschap

Kinderrechten & burgerschap

Elke weekdag gaan in Nederland honderdduizenden kinderen naar een vorm van kinderopvang. Dat is een enorme verantwoordelijkheid voor ons als professionals die met deze kinderen werken. Richting ouders, en richting samenleving: wat hebben kinderen nodig? En wat vinden wij met z’n allen belangrijk om kinderen mee te geven? In de allereerste plaats zijn we natuurlijk schatplichtig aan de kinderen. Hoe weten we wát we het beste kunnen doen? En hoe brengen we dat vervolgens in de praktijk? Daarover kunnen en moeten wij de kinderen bevragen. En dan goed luisteren naar wat ze te zeggen hebben.

Kinderen laten meepraten, is een kinderrecht (Verdrag inzake de Rechten van het Kind, 1989). Uit onderzoek naar kinderrechten en burgerschap komt naar voren dat kinderparticipatie belangrijk is, ook voor de inclusie van kinderen in een context van steeds meer diversiteit. En dit geldt ook voor jonge kinderen! Helaas zien we dat laatste nog te vaak over het hoofd, of denken we dat het niet zoveel oplevert, of dat het lastig is om in de praktijk te brengen.

Inspiratie voor kinderparticipatie
Kinderparticipatie kan in meer directe vorm plaatsvinden, bijvoorbeeld door in speciale gesprekken naar aanleiding van een project of thema met kinderen te praten over wat ze leuk of belangrijk vinden en wat hun ideeën zijn. Het kan ook een meer indirecte vorm krijgen, bijvoorbeeld door hun ouders te bevragen naar de wensen van de kinderen of door goed te observeren wat de kinderen nodig hebben. Verder kan participatie meer formeel worden vormgegeven (bijvoorbeeld door een enquête onder kinderen te houden) of informeel van aard zijn (via terloopse gesprekjes).

Meer info
3,95
Klankbewustzijn bij praten en lezen

Klankbewustzijn bij praten en lezen

Klanken zijn de bouwstenen van taal, en in zowel de mondelinge als de schriftelijke taalontwikkeling speelt klankbewustzijn een belangrijke rol. Bij zowel het leren praten als het leren lezen is het van belang om stapsgewijs én spelenderwijs te werken aan klankbewustzijn.

Wat is klankbewustzijn?
Klankbewustzijn wordt ook wel fonemisch bewustzijn genoemd: het besef dat woorden uit klanken (of fonemen) bestaan. Het betekent dat een kind in staat is afzonderlijke spraakklanken in woorden te herkennen en samen te voegen. Jonge kinderen leren woorden eerst vanuit betekenis. Zo leren zij bijvoorbeeld dat een konijn een klein zacht dier is met lange oren. Later pas realiseren ze zich dat ‘ko-nijn’ bestaat uit twee stukjes (lettergrepen) en begint met de klank /k/. Het kind kan dan de betekenis van het woord loslaten en richten op de vorm van het woord. Dit besef groeit vanaf het derde levensjaar en noemen we het fonologisch bewustzijn.

Klanken en het leren praten
Naarmate kinderen opgroeien, ontdekken ze steeds meer verschillende klanken en leren ze die te gebruiken in woorden. Eigenlijk leren kinderen klanken vanzelf, net zoals zij taal vanzelf leren, simpelweg door te luisteren naar de taal om hen heen, en hiermee actief aan de slag te gaan. Een jong kind spreekt ook niet direct alle woorden goed uit. Een woord als ‘paard’ wordt misschien eerst wel uitgesproken als /taat/ of /paat/. Tot een bepaalde leeftijd zijn veel van deze ‘spraakfoutjes’ normaal, want het kind is volop aan het oefenen. De omgeving speelt hierin een belangrijke rol. Ten eerste om het kind te bevestigen en aan te moedigen, ten tweede om het kind vooruit te helpen en een juist voorbeeld te geven ‘Ja een paard, het is een paard!’ Door je taalaanbod aan te passen kan het kind makkelijker de informatie oppikken die het nodig heeft om zich verder te ontwikkelen.

Hoe leer je een klank?
Wanneer een kind een klank aan het leren is, wordt er in het brein een klankrepresentatie aangemaakt. Er wordt informatie over de klank verzameld, over eigenschappen van de klank, die e klank betekenis-onderscheidend maakt. Uit de taal die een kind hoort, gaat het patronen herkennen, en regels, waaronder ook klankregels. Het verzamelt verschillende informatie over een bepaalde klank. Middels feedback (vanuit de omgeving en zichzelf) wordt de informatie steeds verfijnder en correcter. 
De auditieve info is daarbij voor veel kinderen leidend, door te luisteren en te imiteren leren zij de meeste klanken en klankregels toe te passen. Maar het brein slaat ook sensorische en motorische informatie op; hoe voelt het en welke mondspieren worden geactiveerd?

Meer info
3,95
Muziekcolumn: Bolle buik

Muziekcolumn: Bolle buik

Een nieuw broertje of zusje op komst is natuurlijk een geweldig avontuur! Dit liedje bezingt op luchtige wijze enkele voor- en nadelen. Lekker bij mama op schoot zitten is er bijvoorbeeld niet zomaar meer bij…

Introductie
Laat het lied een keer horen en vraag de kinderen om steeds als ‘bolle bolle buik’ gezongen wordt, de vijf lettergrepen van deze woorden zachtjes op hun eigen buik mee te trommelen. Doe het zelf eerst een keertje voor zonder het lied, daarna met. Speel of zing het lied vervolgens nog een keer en vraag ze om dit keer deze woorden ook mee te zingen terwijl ze op hun buik trommelen. Vraag na afloop of de kinderen begrijpen waarom de ikpersoon niet meer op schoot past. Dit is natuurlijk een mooi moment om eigen ervaringen van kinderen die een broertje of zusje gaan krijgen of misschien net hebben gekregen aan bod te laten komen.

Uitbeelden
Verzin met de kinderen gebaren die jullie samen bij de rest van het refrein kunnen maken. Dus bij ‘rond en groot’, ‘ik pas niet meer op schoot’ etcetera. Bij de woorden ‘bolle bolle buik’ blijven jullie op de buik trommelen. Zing nu het hele lied nog een keer waarbij jullie de afgesproken bewegingen in het refrein samen uitvoeren. Nodig in de coupletten steeds één kind uit dat in de kring of voor de groep komt en bewegingen improviseert. De rest van de groep probeert deze zo precies mogelijk na te doen. Je kunt dit spel ook in tweetallen doen waarbij één kind de grote broer of zus is en de ander de nieuwe baby die natuurlijk de grote broer of zus graag wil nadoen. Je kunt dit ook doen met de instrumentale versie van het lied die eveneens op Spotify te vinden is. Dan is de vorm wat vrijer.

Instrumenten
Omdat jullie al veel hebben geoefend met op je buik trommelen is het niet meer zo moeilijk om hetzelfde woordritme op muziekinstrumenten mee te spelen. Gebruik bijvoorbeeld trommels, woodblocks of ritmestokjes. Iets moeilijker is om in twee groepen te laten spelen door een antwoordritme toe te voegen. De ene groep speelt nog steeds het ritme van ‘bolle bolle buik’, de tweede groep speelt het ritme van de ander zinnen; ‘rond en groot’, ‘ik pas niet meer op schoot’ etcetera. De slotzin ‘Hoera voor mijn broertje of zusje’ wordt door beide groepen tegelijk gespeeld. Als je met iets oudere kinderen werkt, kun je het bolle bolle buik-motiefje ook op een melodie-instrument laten meespelen, zoals klokkenspel, xylofoon of keyboard. De tonen die je dan moet gebruiken zijn: f-es-d-es-f. <

Meer info
Gratis
Okiddo voor 4 t/m 12 jaar: Wie denkt dat naaien ouderwets is?

Okiddo voor 4 t/m 12 jaar: Wie denkt dat naaien ouderwets is?

SDK Boshut is een nieuwe bso-locatie binnen SDK Kinderopvang. Wanneer je deze locatie binnenloopt, wens je stiekem dat je weer kind bent en hier zou mogen spelen. Zo is er bijvoorbeeld een theater, een atelier, een timmerhoek, een boomhut en een bioscoop met echte bioscoopstoelen. Binnen de brede mogelijkheden bieden pedagogisch medewerkers de kinderen toffe, uitdagende activiteiten waar vol enthousiasme aan wordt meegedaan.

Zo heeft pedagogisch medewerker Sanne weer een nieuwe activiteit voor de kinderen klaargezet, ze krijgen een workshop naaien. Ze gaan naaien met een echte naaimachine! Wanneer de kinderen binnenkomen, reageren zij direct enthousiast: ‘Yes, we gaan naaien, ik wil meedoen!’ 

Op onderzoek in de naaikast
Op de groep staat een ouderwetse buffetkast, die tot naaikast is omgetoverd. Op onderzoek uitgaan in de kast is voor de kinderen al een feestje. Hij ligt vol met vrolijke stofjes, diverse kleuren garen, vulling voor knuffels en kussens en een naaidoos met allerlei hulpmiddelen. De leukste ideeën komen naar boven: ‘Ik ga een knuffel maken voor mijn nieuwe nichtje.’ ‘Zal ik een bedje maken voor mijn lievelingsknuffel?’ ‘Nee, ik ga een kussen voor mezelf maken.’ Op die manier inspireren de kinderen elkaar.

De ideeën omzetten naar een schets
Eerst gaan de kinderen hun ideeën schetsen op papier. Sommige kinderen weten hun ideeën direct om te zetten in een schets. Andere kinderen hebben meer sturing nodig, waarbij Sanne de kinderen ondersteunt door bijvoorbeeld te vragen:
‘Wat wil je maken?’ ‘Hoe ga je dit doen en wat heb je ervoor nodig?’ ‘Ik weet wat ik ga maken en ik weet ook al welke stof ik wil gebruiken’, roept Miran blij, staand voor de kast. Hij gaat een kussen maken en kiest een stof met allerlei diertjes erop. ‘Deze stof is zo schattig, ik ga vanavond op mijn kussen slapen als hij af is.’
Jess en Kayleigh kiezen ervoor om inspiratie op te doen op Pinterest. Ze duiken de kast in op zoek naar alle kleuren stof die ze nodig hebben en gaan daarna languit op de grond aan de slag met hun project. Het ziet er gezellig en huiselijk uit. De kinderen gaan volledig op in hun project.

Meer info
3,95
Omgaan met armoede

Omgaan met armoede

In het rijke Nederland groeien heel wat kinderen op in armoede. Dit kan een groot effect hebben op de ontwikkeling van deze kinderen. Als professionals in de kinderopvang (gastouder-, dag- en buitenschoolse opvang) kun je veel betekenen voor deze kinderen. In dit artikel bieden we praktische handvatten voor hoe je kunt bijdragen aan de ontwikkeling en toekomstkansen van kinderen die opgroeien in armoede.

Kinderen die in armoede opgroeien, geven te kennen dat zij een minder fijne jeugd hebben dan kinderen in gezinnen waar geen geldzorgen zijn (Kinderombudsman, 2018). Zij hebben soms geen bed, of het is niet zeker dat er voldoende luiers zijn, of dat er ontbijt is (Weel e.a., 2022). Ook kunnen kinderen niet altijd meedoen met andere kinderen, bijvoorbeeld met uitstapjes, feestjes of sport. Sommige kinderen wonen in een huis waar schimmels voorkomen, of in een huis dat te klein is. En sommige buurten hebben weinig speelruimte, of zijn onveilig. Geldzorgen kunnen bij ouders tot stress leiden. Die stress kan ervoor zorgen dat ouders minder aandacht hebben voor hun kinderen en soms ook minder geduld hebben. Soms straffen ouders hun kinderen strenger dan zij zouden hebben gedaan als ze minder stress zouden hebben (Kalthoff, 2020). Ouders geven die stress door aan hun kinderen, en dat gebeurt al vanaf conceptie (Roosenboom, 2023). Ook jonge kinderen pikken de stress op van hun ouders.

Gevolgen van opgroeien in armoede
Deze early life stress (Koning, 2021) beïnvloedt de ontwikkeling van de ‘executieve functies’ die kinderen nodig hebben om in het dagelijks leven goed te functioneren. Voor jonge kinderen die ‘early life stress’ ervaren is het bijvoorbeeld moeilijker om even geduld te hebben, speelgoed te delen, aanwijzingen van twee stappen te onthouden, op hun beurt te wachten en rekening te houden met anderen (SLO, 2019). Als een gezin langere tijd weinig geld heeft, kan dit ook de lichamelijke en mentale gezondheid beïnvloeden. Kinderen kunnen zich bang, onzeker en verdrietig voelen. Ook krijgen ze soms hoofdpijn of buikpijn en zijn ze vaker moe.

Risico op armoede
Armoede kan iedereen treffen. Het kan gebeuren bij levensgebeurtenissen die veel gezinnen meemaken, bijvoorbeeld bij een echtscheiding, bij ziekte of overlijden van een ouder of bij een faillissement of baanverlies. Een groot deel van de ouders met geldzorgen heeft een baan. Zij werken bijvoorbeeld in sectoren waar de lonen laag zijn. Ook flexwerkers die niet zeker zijn van het aantal uur dat zij werken en zzp’ers met te weinig opdrachten kunnen geldzorgen hebben.
Misschien heb je als gastouder of pedagogisch professional ook wel geldzorgen. Ouders met een licht verstandelijke beperking, die van een uitkering leven en/of die slecht Nederlands spreken, hebben een extra risico op geldzorgen.

Meer info
3,95
Op avontuur, subjectivering en het jonge kind

Op avontuur, subjectivering en het jonge kind

In onderstaand verhaal komt iets wezenlijks aan het licht van wat het betekent om met jonge kinderen te werken. Iets dat niet te vangen valt in een theoretische verhandeling of overzichtelijk model, maar dat je waarschijnlijk zonder meer herkent als je met jonge kinderen werkt: het ontstaan van avontuur met rijk spel en een grote betrokkenheid.

Mijn collega Jeannette Benschop werkt al veertig jaar met jonge kinderen en sinds een paar jaar werk ik nauw met haar samen in mijn onderzoeksgroep in Rotterdam. Jeannette vertelde me over een avontuur dat ze beleefde met de kleuters.
De collega’s van de onderbouw hadden afgesproken dat ze de komende periode zouden werken rond het thema ‘huis’ en ‘wonen’. Ze maakten plannen over wat er binnen dat thema allemaal aan bod moest komen, maar Jeannette nam nog even de tijd. Op een dag had ze een klein groepje (het was coronatijd) en ze zei tegen de kinderen: ‘Zullen we eens bij de andere klassen gaan kijken?’ En zo zagen ze bij een andere juf hoe die in haar eentje, volgens een vooraf bedacht plan, een huis aan het maken was van een grote doos, terwijl de kinderen andere dingen deden. Jeannette zei: ‘Er is voor ons ook ergens zo’n doos. Zullen we die eens gaan pakken?’
Op de gang, achter een kast, stond een nog plat opgevouwen doos en Jeannette haalde hem tevoorschijn. Maar hij viel op de grond en daardoor klapte de doos open. En voor ze het wist, zaten alle kinderen erin: dit was een huis! Even was er een moment van schrik: kan dat wel zomaar? Maar meteen daarna dacht ze: Oh ja, natuurlijk is dit een huis!

Sterren, ramen en een appeltje
Nog voordat Jeannette een plan had bedacht, was er dus iets ontstaan. Samen sleepten ze de doos naar de klas en begonnen ze te bedenken hoe ze nog meer een huis ervan konden maken. Een jongetje zei: ‘Er moeten raampjes in, dan kunnen we ’s nachts naar de sterren kijken.’

Meer info
3,95
Peuterkleuter-groep

Peuterkleuter-groep

Op kindcentrum De Nieuwe Draai in Heerhugowaard is een droom werkelijkheid geworden: in 2020 begon daar een Peuterkleuter-groep, waarmee een ononderbroken ontwikkeling voor de kinderen wordt nagestreefd.

De plek waar de vroegere peuters (2 tot 4 jaar) zich bevonden in de maatschappij kon verschillend zijn. Van oudsher bestond de kinderopvang al. Deze kreeg in de tijden na de oorlog een prominentere rol in de maatschappij doordat er meer tweeverdieners kwamen in het gezin en de kinderopvang als een model diende om de kinderen op te vangen. Daarnaast zijn er sinds de jaren 60 de toenmalige peuterspeelzalen ontstaan. Over het algemeen werden deze in die tijd geleid door ouders en vrijwilligers. De focus lag vooral op spel, ontspanning en sociale interactie. In de decennia erna veranderde dit en kreeg de peuterspeelzaal een meer formeel karakter. Dit hield in dat er meer opgeleid personeel werd ingezet voor deze doelgroep en de focus werd verlegd naar de ontwikkeling van de peuters.
In de jaren 90 werd daarbij het VVE-programma (vroeg en voorschoolse educatie) ingesteld. Deze peuterspeelzalen vielen toen nog niet onder de Wet Kinderopvang, maar onder de Inspectie van het Onderwijs. Sinds 2018 vallen ze wel onder de Wet Kinderopvang en zorgt de GGD in opdracht van de gemeente voor het toezicht op het werken met deze doelgroep, waarbij de Inspectie van het Onderwijs indirect betrokken is gebleven door de kwaliteit van het VVE-programma en de aansluiting op het onderwijs te waarborgen. Op dit moment vallen dus zowel peuters op het kinderdagverblijf als de (VVE) peuteropvang-groepen onder dezelfde wet- en regelgeving. De laatste jaren is er echter steeds meer focus komen te liggen op de kwaliteit in zowel de kinderopvang als op de peuterspeelzalen. Dit wordt mede gestuurd door het maatschappelijk belang. Kinderen op deze leeftijd worden meer gestimuleerd in hun ontwikkeling dan bij het ontstaan van peuterspeelzalen in de jaren 60, toen de nadruk op ontspanning en spelen lag.

Meer info
3,95
Speel je Hecht!

Speel je Hecht!

We horen allemaal dat hechting zo ontzettend belangrijk is, en dat wanneer hierin iets verkeerd loopt, je er je leven lang last van kan hebben. Aan de ene kant is het mooi dat er zoveel aandacht voor is, aan de andere kant levert het ook druk op voor ouders en professionele opvoeders, over iets dat eigenlijk vanzelf zou moeten gaan. De stress om alles goed te doen, komt in deze tijd veel voor. Maar wanneer doe je het goed genoeg, en hoe ziet dat er dan precies uit?

Onze bouwstenen-praatplaat is een mooi model om op een positieve manier met ouders en/of professionele verzorgers te kijken naar wat een kind nodig heeft. Met behulp van de plaat is te zien welke ontwikkelingsstappen een kind neemt en waar, in bepaalde fases, een specifieke groeikans ligt. Daaraan wordt gekoppeld wat de ouders en de mensen om hen heen in die fase kunnen doen om dit proces bij het kind te ondersteunen. Hierdoor krijgen ouders en professionals concrete handvatten om gehechtheidsontwikkeling vorm te geven.

Hechting opbouwen
Een kind ontwikkelt zich in contact en interactie met zijn opvoeders. Op elke leeftijd heeft het daarin iets anders nodig om zich goed te hechten en zijn er bepaalde gevoeligheden en mogelijkheden. Door goed afgestemd op het kind datgene te bieden dat past bij een bepaalde ontwikkelingsfase, wordt hechting opgebouwd. Steeds wordt daarbij de basis gelegd voor de volgende fase. Deze basis is als een bouwsteen. Hoe steviger, hoe meer mogelijkheden voor ontwikkeling er zijn bij de volgende stap. Maar het betekent zeker niet dat het na die fase ophoudt. Kansen voor ontwikkeling en herstel blijven er altijd. Als een bouwsteen niet optimaal is ontwikkeld, heeft dat invloed op de vervolgontwikkeling van het kind. Maar als je op latere leeftijd dit kind alsnog iets aanbiedt, werk je weer aan het verstevigen van de eerdere bouwsteen of eerdere bouwstenen. Soms zijn er ook bepaalde situaties, die een kind kunnen terugzetten in niveau van behoeftes. Het kind laat bijvoorbeeld na een verandering of traumatische gebeurtenis ineens jonger gedrag zien dan bij zijn/ haar leeftijd past. Het kind wil als het ware even checken of de hechting en veiligheid nog steeds okay is. En loopt opnieuw bepaalde bouwstenen door.

Meer info
3,95
Spelen is verbindend

Spelen is verbindend

Sensopatisch spel is spelen met al je zintuigen en vooral natuurlijke materialen of materialen waarbij kinderen hun fantasie moeten gebruiken. Wanneer je kind met zijn handen speelt, voelt en ontdekt, worden er prikkels naar de hersenen gestuurd die verbindingen leggen in het brein. Die verbindingen zijn belangrijk en worden versterkt door herhaling.

'Mama, ik wil dat jij terug de mama bent van vroeger’, zei mijn jongste zoon van 7 enkele weken geleden. Ik schrok. Ik ben toch een betrokken mama? Mijn hart brak eventjes in duizend stukjes, en ik stelde de vraag: ‘Hoe bedoel je?’
Moet je weten… Wij bieden onze kinderen thuis heel veel sensory play aan. Ze hebben ook veel open einde speelgoed, Lego, educatief en creatief speelgoed. Ze houden van STEM, voetballen en gezelschapsspellen spelen. Uiteraard houden ze ook van een scherm. Soms een beetje te veel en tegen mijn zin. Schermtijd krijgen ze ook, maar beperkt.
De activiteiten in mijn boek SPEEL! zijn voor 90 procent dingen die ik met mijn eigen kinderen deed. Ik begreep dus niet wat hij bedoelde. ‘Ik wil heel graag terug spelen met dat gekleurde schuim en knutselen met jou.’

Ontprikkelend, leerrijk en verbindend
Oké, dat bedoelde hij dus. Hij wil weer verrast worden door speelwerelden en gewoon zijn handjes in schuim zetten en creatief bezig zijn. Wie was ik om te denken dat ze er misschien nu wel uit gingen groeien. Ik wist het eigenlijk wel… Sensory play blijft gewoon interessant én verbindend. Mijn zonen zijn momenteel 8 en 10. Ik dacht… ik laat ze meer los, ik laat ze zelf hun spel kiezen. Vroeger zette ik speelwerelden klaar om hen een zetje te geven. Want aanbieden van spel blijft echt een heel belangrijk iets. Zo merkte ik dat het een grote impact op hen heeft, ongeacht de leeftijd. Sensory play en buitenspelen is nu eenmaal zeer ontprikkelend, leerrijk en verbindend.
Ik leg vaak knutselgerei en karton midden op onze tafel. Samen gaan we aan de slag. Zonder insteek, zonder voorbeeld. De kinderen beginnen gewoon en maken de meest creatieve zaken. Probeer dat ook maar eens…

Meer info
3,95
Stoeien, bouwsteen voor de morele ontwikkeling van peuters en kleuters

Stoeien, bouwsteen voor de morele ontwikkeling van peuters en kleuters

Het aantal oefenervaringen dat kinderen op een dag in interactie met anderen kunnen opdoen, is enorm. Het gestructureerd aanbieden van stoei-activiteiten kan daarbij helpen. Het stoeien doet immers een beroep op zoveel meer dan alleen fysieke vaardigheden en lichaamsbesef. Zo spreekt het ook het sociale-emotionele, executieve en morele ontwikkelingsbesef aan (Dierckx en Koelman, 2018).

In de bso-groep spelen een paar kinderen op de mat een stoeispel. Ze duwen en trekken elkaar zachtjes om te zien wie de sterkste is. Tijdens het spel roept een van de kinderen plotseling: ‘Au’, en stopt daarna met lachen. Maar het spel stopt niet! ‘Hoor je niet dat ik au zeg?!’ vraagt het kind nadrukkelijk. Maar het valt voor jonge kinderen nog niet mee om in hun spel en enthousiasme te reageren op wat de ander zegt, en dan ook nog goed te interpreteren wat er wordt bedoeld.
Theory of mind is noodzakelijk voor empathie, dat draait om de ander te kunnen begrijpen en te snappen dat iemand anders ook iets anders kan zien, voelen en beleven dan jijzelf. Het herkennen van de eigen emoties, wensen en gedachten leren de kinderen op de bso te benoemen. Een hele mond vol, maar je snapt dat empathie zich bij de jongste kinderen op de bso volop aan het ontwikkelen is.

Meer info
3,95
Wel of geen muziek bij prikkelgevoeligheid?

Wel of geen muziek bij prikkelgevoeligheid?

Laatst sprak ik iemand over muziekactiviteiten in de kinderopvang. Ze gaf direct aan: ‘Onze kinderen zijn érg prikkelgevoelig! Kun je dan wel muziek samen maken?’ Een mooie vraag, want juist muziek kan goed helpen bij het leren omgaan met prikkels.

Muziek draagt ook bij aan de activering van het beweegstelsel, en samen muziek maken bouwt geweldig mee aan het brein van jonge kinderen, waardoor die zich makkelijker kunnen ontwikkelen. Helaas kan er ook overprikkeling plaatsvinden waarbij die grote voordelen niet zullen optreden. Alles hangt af van hóe je de muziek aanbiedt, en in welke omstandigheden.

Wedstrijdje om het hardst geluid maken
Is het nu volgende moment een herkenbaar voorbeeld van overprikkeling voor sommige kinderen? Het beeld van de bak met allerlei muziekinstrumenten die bij een verjaardag op de groep tevoorschijn komt. Meteen ontstaat er onenigheid en jaloezie: ‘Ik wil die!’ En daarmee is de stress vaak al begonnen. Het geluid dat je hoort wanneer de kinderen dan allemaal zo’n muziekinstrument in hun handen hebben, kun je moeilijk nog muziek noemen. Een wedstrijdje wie het hardste geluid kan maken is lawaaierig van start gegaan. Overprikkeling ligt dan snel op de loer, en met prikkelgevoelige kinderen in je groep, die hiervan schrikken of flink overprikkeld raken, is dit dus meteen een lastige situatie. Deze manier van muziek aanbieden kan dus al snel overprikkelen, maar er is veel, héél veel mogelijk, om muziek in de prikkelverwerking bij uitstek een positieve rol te geven. Zo brengen bepaalde klanken rust, en vormen weer andere klanken juist een mooie manier om kinderen te activeren. In de workshop over prikkelverwerking en muziek van Het Muziekkwartier wordt uitgebreid ingegaan op muziekspel dat kinderen, op een speelse en positieve wijze, prikkels makkelijker leert te verwerken.

Meer info
3,95
Zorgen bespreken met ouders

Zorgen bespreken met ouders

Als je met kinderen werkt, werk je met hun ouders; een onvermijdelijke waarheid die je tegenkomt als pedagogisch medewerker. Achter ieder kind in je groep staan ook altijd ouders met wie je een relatie moet opbouwen en onderhouden. En juist die relatie kan zowel een kans als een uitdaging zijn.

Als pedagogisch medewerker begin je je loopbaan met een passie: een verlangen om kinderen te helpen groeien, leren en bloeien. Jouw expertise richt zich vaak op de ontwikkeling van het kind: je wilt dat de kinderen zich uiteindelijk op een goede manier kunnen ontwikkelen tot gezonde, sociale en veilige mensen. Waarschijnlijk ben je uitstekend toegerust om een kind daarnaartoe te begeleiden maar er wordt vanzelfsprekend ook van je verwacht dat je effectief kunt communiceren met ouders – vaak zonder dat je daarin specifiek bent opgeleid. Je zult ouders op de hoogte moeten brengen van het reilen en zeilen in de groep en de ontwikkelingsstappen die het kind doormaakt. Óók zul je je zorgen moeten bespreken wanneer je problemen signaleert.

Die ouders…
Het voeren van lastige gesprekken met ouders wordt door veel professionals ervaren als een van de meest complexe onderdelen van hun werk. Gelukkig gaat het vaak goed, maar niet altijd. Wanneer je een zorg wilt bespreken, kan er al snel spanning voelbaar zijn in de relatie, ook met ouders waarmee je daarvoor altijd prima overweg kon. Ouders worden soms als veeleisend en confronterend ervaren. Jouw zorgen worden niet altijd herkend of serieus genomen. 
Gesprekken met ouders kunnen dan je energie opslurpen. Misschien herken je deze gedachte wel: doe mij maar een groep vol kinderen met probleemgedrag, maar laat die ouders alsjeblieft thuis. Waarom gebeurt dit zo vaak? Hoe komt het dat er snel spanning kan ontstaan in de communicatie met ouders, dat een gesprek plotseling stroef en ongemakkelijk wordt en dat je het gevoel kunt hebben soms erg op je woorden te moeten letten? Alice van der Pas, bekend van haar boeken over ouderbegeleiding, stelt dat je tijdens lastige gesprekken, zonder kennis over de psychologie van ouderschap - wat is ouderschap eigenlijk? - en handvatten om adequaat met hen te communiceren, met lege handen staat. Je beschikt dan niet over de juiste instrumenten om effectief en begripvol te communiceren. Alleen kennis over kinderen is onvoldoende.

Meer info
3,95