Janusz Korczak is vooral bekend als de man die met tweehonderd kinderen uit zijn weeshuis naar Treblinka liep. Samen met hen werd hij in 1942 vermoord. Pas veel later werd zijn pedagogische visie echt opgemerkt. Zijn ideeën over kinderen en opvoeding zijn nog altijd inspirerend. Hij nam kinderen serieus, behandelde ze als volwaardige mensen en gaf ze een stem. Wie was deze bijzondere man, en wat kunnen we van hem leren?
Korczak werd in 1878 geboren als Henryk Goldszmit. Hij groeide op in een joods gezin in Warschau. Zijn familie was niet erg religieus, maar hoorde wel bij de joodse gemeenschap. Als kind maakte hij al antisemitisme mee. Toen zijn vader overleed in een psychiatrische inrichting, was hij pas zestien.
Van dokter tot pedagoog
Na het gymnasium ging hij medicijnen studeren. Hij liep vaak door Warschau en zag daar hoe zwaar het leven voor veel kinderen was. Hij schreef erover in zijn boek Straatkinderen. Tijdens zijn studie werkte hij ook aan sociale projecten, zoals bibliotheken en vakantiekampen voor arme kinderen. Hij specialiseerde zich later als kinderarts in Parijs en Berlijn. Zijn liefde voor kinderen werd alleen maar sterker. In zijn boek Hoe houd je van een kind? klinken zijn ervaringen als arts duidelijk door.
Leven in het weeshuis
Korczak raakte betrokken bij een weeshuis in Warschau. Het werd opgericht door een Joodse organisatie en was bedoeld voor honderd kinderen: vijftig jongens en vijftig meisjes. In 1912 nam Korczak de leiding op zich. Voor veel mensen was dat verrassend. Hij was een bekende kinderarts. Toch besloot hij om zijn huis op te geven en tussen de kinderen in het weeshuis te gaan wonen. Hij leefde met hen samen. Hij at met ze, werkte met ze, vertelde verhalen en hield de wacht op de slaapzalen. Zijn rechterhand was mevrouw Stefa Wilczynska, die hem aanvulde en soms corrigeerde. Samen maakten zij van het weeshuis een plek waar kinderen zich veilig en gezien voelden.
Het weeshuis was goed georganiseerd. Er waren regels, maar ook ruimte voor eigen verantwoordelijkheid. Er was bijvoorbeeld een kindergerechtbank. Kinderen spraken daar zelf recht over ruzies of fouten. De nadruk lag niet op straf, maar op herstel. Kinderen leerden zo om verantwoordelijkheid te nemen en elkaar te helpen. Nieuwe kinderen kregen een mentor: een ouder kind dat hen wegwijs maakte en een luisterend oor bood. Alles was erop gericht om kinderen serieus te nemen en hen te leren omgaan met vrijheid.