Het inhoudelijke deel van dit redactioneel wil ik graag gebruiken voor een korte beschouwing over de inhoud en het belang van waardenwerk in onze tijd. Ik ervaar het begrip waardenwerk onverminderd als een sterk en relevant concept. Sterker nog: in een tijd waarin veel individuen niet goed raad weten met zichzelf en met de maatschappij waarin zij leven, waarin morele tradities en morele samenhangen onder grote druk staan en waarin democratische instituties en de democratische cultuur geleidelijk af brokkelen, is waardenwerk harder nodig dan ooit Het begrip waardenwerk is intern verbonden met een hoopvol perspectief op vormen van leven en samenleven die in het teken staan van goed gezelschap, met jezelf, met anderen en met de andere levensvormen met wie wij de aarde delen. Dat perspectief houdt ook een ethisch en moreel appel in, dat ik als volgt zou willen formuleren: probeer je leven zo vorm te geven dat je goed gezelschap bent voor jezelf en voor anderen en werk uit je handen kunt laten komen dat deugt en deugd doet.
Dit appel heeft zowel een ethisch als een moreel karakter. Niet in de zin van een moreel gebod, maar in de zin van een uitgesproken vertrouwen in de morele vermogens van mensen. Die vermogens worden gevoed vanuit een existentiële, relationele en biotische bodem die mensen in staat stelt om het goede bij elkaar op te roepen en te versterken en goed gezelschap te zijn voor zichzelf en voor anderen. Dit betekent dat een flink deel van datgene wat echt van waarde is in ons bestaan, het deel dat verbonden is met ervaringen van schoonheid, ontroering, gedeeld plezier en intimiteit, niet om werk vraagt maar in en tussen ons emergeert.
Jessica Benjamin beschrijft deze emergentie aan de hand van de ‘oerervaring’ van het voeden van baby’s en alle daarmee verbonden geluidjes, aanrakingen en blikken die over en weer bevestigen dat dit hen beiden goed doet. Paul Ricoeur beschrijft deze emergentie als een kenmerk van vriendschapsrelaties. Bart van Rosmalen en zijn kompanen verhelderen haar aan de hand van ‘muzische ervaringen’ en het spelen, maken en vertellen waaruit die voort kunnen komen. Anderen verbinden die met ‘natuurervaringen’ of spreken over de spirituele dimensie van ons bestaan. Steeds gaat het om het ervaren en bekrachtigen van vormen van het goede die emergeren in mensen zelf en in onze relaties met elkaar, met andere levensvormen en met de kosmos, zonder dat we daarvoor hoeven te werken.