Er is onrust in de werksectoren rond het jonge kind, zowel onder kinderen als professionals. Kinderen vertonen gedrag waar professionals geen raad mee weten. Kinderen zijn ‘anders, lastig, lopen achter, hebben gedragsproblemen’.
Professionals voelen zich onzeker en onbekwaam en stromen weg uit de sector. Wat is er aan de hand? Reden voor Childcare International/CCI Jochen Devlieghere uit te nodigen als spreker op het seminar Zorg(en)kinderen in maart 2025.
Deficitmodel
Onze blik van vandaag sluit erg aan bij wat we kunnen benoemen als het deficitmodel: we leggen de nadruk op wat een kind ‘tekortkomt’ in vergelijking met andere kinderen. De kinderopvang voelt het in deze logica als ‘opdracht’ om het verschil tussen kind A (met wie het goed gaat, die aan de norm voldoet) en kind B (die niet aan de norm voldoet en afwijkt) te laten verdwijnen. Denk als voorbeeld aan een peutertje dat niet goed kan stappen omwille van motorische moeilijkheden. In het deficit-denken zal de kinderopvang erop gericht zijn om het kind even goed te leren stappen als ‘de anderen’.
Natuurlijk is het goed dat de kinderopvang kinderen ondersteunt in hun ontwikkeling. Maar door deficit-denken dreigt de kinderopvang een voorwaardelijke plaats te worden. Een plaats waar niet geleerd wordt om te gaan met verschillen, maar waar geprobeerd wordt te egaliseren naar de algemene norm. Het kind moet aan de voorwaarde van de norm voldoen om gezien te worden als ‘goed functionerend’, of zelfs als een ‘normaal kind’.
Het deficitmodel wordt gekenmerkt door een hang naar cijfers en gemiddelden. Het gemiddelde is normaal. Het is de norm, datgene wat we moeten bereiken. Om te weten of een kind voldoet aan de norm van normaal moet je meten wat het kan en kent, en ook wat het niet kan en kent. Dat staat echter op gespannen voet met de waarde die in kinderopvang zo belangrijk is: het kind mag zijn wie het is, en ontwikkelt zich in eigen tempo. Internationale cijfers betreffende cognitieve kennis (bijvoorbeeld PISA-onderzoek) tonen dat onze kinderen steeds lager scoren op die algemene norm. Dat maakt ons als kindbegeleider en opvoeder bezorgd. Komt het nog wel goed met onze jonge kinderen?
Het deficitmodel gaat sterk uit van het voorspelbare kind. We kijken naar kinderen als toekomstige volwassenen en willen hun levensloop voorspellen en beheersen. Als we geloven in die voorspelbaarheid, kunnen we het kind daarvoor toerusten. Wij investeren in een kind opdat het kind verbetert, verandert.