Goede zorg aan vrouwen met migratieachtergrond

Goede zorg aan vrouwen met migratieachtergrond

Productgroep Waardenwerk 2025 102-103
3,90
Gratis voor abonnees.

Omschrijving

Het was al voor mijn tienerjaren, gewoon eigenlijk een soort van al geschreven: m’n ouders bepalen met wie ik trouw. Ik had wel geluk met één ding wat mijn ouders me wel gunden, en met name mijn moeder. Dat ze zei van: ‘Weet je? Zorg tenminste dat je wel je diploma hebt, want als je man je dan slecht behandelt, dan kan je wel weg van hem gaan.’ En dat is de reden waarom ik superlang over mijn studie heb gedaan om officieel nog student te zijn. Soenita, 37, Hindostaanse achtergrond

Soenita’s verhaal is een van de vele verhalen van vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond1die aan bod komen in ons boek, Goede zorg aan vrouwen met migratieachtergrond: Dilemma’s rondom vrijheidsinperking, gender en cultuur (Saharso, Tack, en Blonk, 2025). Soenita is opgegroeid in een traditionele Hindostaanse familie met strikte genderverhoudingen, waar vrouwen weinig autonomie hebben. Belangrijke zaken, zoals een huwelijk, worden door hun familie voor hen beslist. Van jonge vrouwen wordt verwacht dat zij een gehoorzame dochter zijn en later een gehoorzame echtgenote. Voor Soenita was het vanzelfsprekend dat ze deed wat van haar werd verwacht. Niet alleen werd haar niet gevraagd wat ze zelf wilde, ze kwam niet eens op het idee dat ze kon zeggen dat ze geen gearrangeerd huwelijk wilde. Terugblikkend op haar jeugd zegt Soenita: ‘Ik had geen wil van praten.’ Tegelijk was een huwelijk voor haar een schrikbeeld. ‘Ik zag het heel mijn leven als een ding wat ik moet ontwijken, want dat betekent dat ik mezelf niet meer kan zijn en dat ik al mijn vrijheid kwijt ga raken,’ vertelt ze. Daarom probeerde ze een huwelijk uit te stellen door zo lang mogelijk student te blijven. Maar tijdens haar studie ontwikkelde ze steeds meer psychische en lichamelijke klachten.

Soenita’s ervaringen illustreren de vrijheidsinperkingen die vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond uit culturen met strikte en ongelijke genderverhoudingen kunnen ervaren. Ze worden door hun omgeving ernstig ingeperkt in hoe ze zouden willen leven. Huwelijksdwang is één voorbeeld, maar het kan ook gaan om bijvoorbeeld huiselijk en eergerelateerd geweld, dreiging van achterlating in het land van herkomst, en strikte normen rond maagdelijkheid. Bij sommige vrouwen leiden deze vrijheidsinperkingen tot lichamelijke en psychische klachten, waarvoor ze hulp zoeken bij zorg- en hulpverleners zoals huisartsen, sociaal werkers, en psychologen.
Maar hoe ga je als zorg- of hulpverlener om met patiënten of cliënten van wie de autonomie onder druk staat door vrijheidsinperking of dwang? Wanneer deze vrouwen bij de hulp- en zorgverlening in beeld komen, blijkt de prevalerende oriëntatie op het respecteren van autonomie en het stimuleren van eigen regie zowel ontoereikend als omstreden. Hulp- en zorgverleners zijn getraind om paternalisme te vermijden, en om de zorg die ze bieden af te stemmen op de wensen en behoeften van hun cliënt of patiënt. Soenita’s huisarts verwachtte van haar een hulpvraag, maar ze was slecht in staat om aan te geven wat ze wilde of wat ze nodig had. Ze had immers, zoals ze het zelf beschrijft, ‘geen wil van praten.’ Toen ze bij de psycholoog terechtkwam, was haar reactie: ‘Ga het huis uit.’ ‘Maar,’ vertelt Soenita, ‘dat was nog een te grote stap voor mij.’ De reactie van de psycholoog komt vermoedelijk voort uit haar eigen opvattingen over autonomie, en is een voorbeeld van hoe vraagstukken rondom autonomie vaak worden gereduceerd tot een kwestie van verzet tegen, of onderwerping aan, vrijheidsinperkende relaties en verwachtingen.