In de kinderopvang willen we het vaak graag netjes houden. Overzichtelijk en geordend. Logisch, want rust en structuur zijn belangrijk, voor kinderen én voor onszelf. Juist daar kan het wringen als kinderen écht aan het ontdekken zijn.
Kasten gaan open, bakken worden omgekieperd, er wordt geklodderd met zand en water. Kortom: er ontstaat troep. We herkennen allemaal de reflex om materialen weg te halen die rommel geven: zandtafels die uit groepen verdwijnen, verf die buiten bereik staat. Met de beste bedoelingen, om overzicht te bewaren, de dag soepel te laten lopen en ouders te laten zien dat het netjes is. Begrijpelijk, maar het kost kinderen kansen. Waar wij troep zien, ziet een kind mogelijkheden.
Spelen is leren
Een kansrijke toekomst begint niet pas op de basisschool. Ze begint hier en nu, in de kinderopvang. In het dagelijks spel, in de vrijheid om te proberen, te kliederen en te ontdekken. Laten we kinderen die tijd en ruimte gunnen.
De spieren die straks een potlood soepel vasthouden, zijn dezelfde die eerst bouwen met blokken, experimenteren in de zandtafel, knijpen in klei en vingerverven. In dat spel ontwikkelen kinderen kracht en coördinatie. Handen gaan samenwerken, de grove greep verfijnt naar pincet- en driepuntsgreep, polsen en schouders worden stabieler en de oog-handcoördinatie groeit. Die basis is nodig vóór er één letter op papier verschijnt.
Forceren heeft weinig zin
Laat je kinderen te vroeg letters oefenen terwijl hun handen daar nog niet klaar voor zijn, dan krijg je al snel frustratie: een krampachtige pengreep, vermoeide polsen en slordige letters. Je kunt leren niet versnellen; wél kun je de juiste voorwaarden scheppen. Dat doe je met rijk spel en lekker troep mogen maken. Wat rijpt er bij jonge kinderen vóórdat schrijven lukt?
• Snellere verbindingen tussen hoofd en handen. In deze jaren legt het brein als het ware snelwegen aan. Door veel voelen en bewegen worden de verbindingen in het brein sneller en nauwkeuriger.
• Kracht doseren. Het lichaam leert hoeveel kracht er nodig is. Scheppen, kneden en verven, leren kinderen hoeveel druk nodig is: niet te hard, niet te zacht.
• Eerst groot, dan klein. Bouwen met blokken, spelen met zand en water en kliederen met vingerverf maken schouders en polsen sterk; pas dán kunnen de kleine vingerbewegingen netjes en precies worden.
• Beide handen leren samenwerken. Bij bouwen, scheuren of spelen met duplo houdt de ene hand vast en werkt de andere. Die samenwerking heb je later nodig om met de ene hand te schrijven en met de andere te sturen.
• Ogen en handen op elkaar afstemmen. Kijken én doen tegelijk helpt straks lijnen volgen en lettervormen zetten.
• Bewegingen worden automatisch. Veel herhalen in spel zorgt dat bewegingen soepel en automatisch gaan. In groep 3 is er dan ook energie over voor wát je wilt schrijven, niet alleen voor hoe je het potlood vasthoudt.