Hoe krijgen we nu eens en voor altijd over het voetlicht wat de kwaliteit en toegevoegde waarde is van de kinderopvang, zowel pedagogisch als maatschappelijk? Natuurlijk zijn er diverse wetenschappelijke instituten die onze kwaliteit periodiek in kaart brengen, maar als we in gesprek met ouders of andere stakeholders spreken over de kwaliteit, blijven we vaak in abstracties hangen. Waarom is het toch zo lastig helder te maken wat professionals in de kinderopvang meer bieden dan een oppas? Hoe kunnen we kwaliteit zo verwoorden dat het begrijpelijk blijft? Door concreet te maken wat er op de groep daadwerkelijk gebeurt.
Perspectieven
Ik was laatst bij een bijeenkomst van de branchepartijen, met ook veel kwaliteitsmedewerkers, pedagogen en hr-medewerkers, die input leverden voor de Kwaliteitscode Kinderopvang. Daar kwam kwaliteit prachtig voorbij. Kwaliteit kun je bekijken vanuit het perspectief van kinderen, van medewerkers én van ouders. Onze pedagogisch professionals zijn opgeleid in het werken met kinderen en weten als geen ander hoe de interactie met kinderen aan te gaan, individueel en in de groep. Ze observeren het spel en wat kinderen doen, letten op of ze al woordjes geven aan hun bezigheden en kijken waar ze dat spel kunnen verrijken. Ze zijn getraind om te zien wat een kind nodig heeft. Ze helpen kinderen zelfvertrouwen opbouwen en laten hen ervaren hoe belangrijk autonomie is – een basisvoorwaarde voor een gezonde ontwikkeling.
Autonome mensen
Veel ouders herkennen dat kinderopvang bijdraagt aan socialisatie, dat kinderen die naar de kinderopvang zijn gegaan zich makkelijker bewegen in een groep en sneller wennen op de basisschool. Maar dat de kinderopvang ook bijdraagt aan het opvoeden van kinderen tot autonome mensen, en de grote waarde hiervan voor hun ontwikkeling, is veel minder bekend. Ook ik ben als moeder pas later gaan nadenken over hoe waardevol het is om zelfs aan heel jonge kinderen, ook baby’s, uit te leggen wat je met ze gaat doen. ‘Ik ga je nu optillen en dan ga ik je een schone luier omdoen.’
Onze pedagogisch professionals doen dat als vanzelfsprekend. Ze tillen een kind niet ineens van achteren met een zwaai omhoog, maar benaderen ook het jongste kind als een eigenstandig persoon. Autonomie is essentieel voor een gezonde ontwikkeling. ‘Het is mijn lichaam en daar ga ik zelf over’, dat bewustzijn mag bij ouders best groeien. Zeker nu is dat hard nodig. Maar autonomie is niet alleen belangrijk voor kinderen. Ook voor pedagogisch professionals is het essentieel, want ontwikkelen is meer dan opleiden. We vragen van hen dat ze kunnen reflecteren op zichzelf en hun werk. Daarvoor is het welbevinvan achteren met een zwaai omhoog, maar benaderen ook het jongste kind als een eigenstandig persoon. Autonomie is essentieel voor een gezonde ontwikkeling. ‘Het is mijn lichaam en daar ga ik zelf over’, dat bewustzijn mag bij ouders best groeien. Zeker nu is dat hard nodig. Maar autonomie is niet alleen belangrijk voor kinderen. Ook voor pedagogisch professionals is het essentieel, want ontwikkelen is meer dan opleiden. We vragen van hen dat ze kunnen reflecteren op zichzelf en hun werk. Daarvoor is het welbevinden van de professional fundamenteel.
De pedagogische kwaliteit van de kinderopvang begint namelijk bij hen. Dat betekent: tijd, ruimte en middelen om zich te kunnen ontwikkelen. Denk aan ondersteuning bij financiële zorgen of ruimte voor mantelzorg. Want pas als ook hun welbevinden op orde is, zijn ze emotioneel beschikbaar voor de kinderen op de groep.
Als sector werken we al geruime tijd aan een kwaliteitscode. Dat is niet eenvoudig. Zijn we bang om onze autonomie te verliezen als we ons vastleggen op kwaliteitscriteria? Zijn we bang om erop afgerekend te worden? Wat doen we? Hoe ontwikkelen we ons? Waar zitten onze kwetsbaarheden?