EN VERDER...
EN VERDER...
Tevreden klanten. Daar gaan we voor. Een hoge klanttevredenheid zorgt voor nieuwe klanten, stevige relaties met bestaande klanten en gemotiveerde medewerkers die graag bij jouw organisatie werken. Aandacht voor klantbeleving is dan een krachtige tool.
Tevreden klanten willen hebben, is makkelijk gezegd. Maar hoe stel je een klantstrategie en klantreis op? Hoe zorg je voor de juiste implementatie en inbedding? En niet onbelangrijk: is het voor kinderopvangorganisaties, die veelal te maken hebben met personeelsgebrek en lange wachtlijsten, geen overbodige investering in tijd en geld? Ik praat daarover met Nils Schmeling van adviesbureau NECXT, en trainer tijdens de bdKO-dag Klantbeleving voor Leiders – van strategie tot praktische implementatie. Nils: ‘Klanttevredenheid wordt bepaald door het beeld dat de klant van jouw organisatie heeft. Hoe groter de noodzaak om klanten voor jouw organisatie te laten kiezen, hoe mooier en aantrekkelijker het door marketing gecreëerde beeld. Maar klopt dat beeld wel?’
‘Vaak is er een groot verschil tussen de belofte en wat de klant daadwerkelijk krijgt. Belofte en beleving moeten matchen. Zeg wat je doet en doe minimaal wat je belooft. Zo creëer je een positieve ervaring, een positieve beleving. En wees authentiek en onderscheidend, laat vooral je eigen kracht en kernwaarden zien.’
Schmeling adviseert ook kinderopvangorganisaties om met klantbeleving aan de slag te gaan, ook al zijn er personeelstekorten en wachtlijsten. ‘De huidige situatie verandert in de toekomst ongetwijfeld. Het is vaak een golfbeweging. Juist nu kun je als organisatie werken aan ontwikkeling en groei. En het levert nog veel meer op: niet alleen word je vaker aanbevolen door ouders, je wordt ook een aantrekkelijkere werkgever én je kosten dalen.’
Oog voor ouders
We moeten in de kinderopvang leren beseffen dat kinderopvang meer is dan een kind veilig opvangen en pedagogisch verantwoord verzorgen. Het betekent óók ouders een goed gevoel geven. Te vaak ligt de focus alleen nog op het kind, zeker bij pedagogisch professionals, betoogt Schmeling.
‘Ouders vertrouwen jouw organisatie hun meest dierbare “bezit” toe: hun kind. Natuurlijk is veiligheid en vertrouwen dan belangrijk. Maar ook andere factoren spelen een rol bij keuze en tevredenheid. Ouders moeten elke dag hun kind met een goed gevoel kunnen achterlaten.’ Dat goede gevoel heeft te maken met beleving. Wordt er tijdens de rondleiding naar wensen van ouders geluisterd, of is het een monoloog? Is er persoonlijke aandacht, of voelen ze zich een nummer? Worden ze elke dag begroet met een oprechte glimlach? Voelen ze zich gezien? Ervaren ze een warm bad?
Wie de kinderopvang de afgelopen maanden een beetje volgt, ziet het overal: marketing is booming. Niet marketing om ouders te trekken – die hebben we vaak al meer dan genoeg – maar marketing om personeel te vinden én vast te houden.
Je ziet advertenties op social media tot complete abri’s bij bushaltes. Sommige organisaties durven het zelfs aan om reclame te maken op trams, alsof het gaat om een nieuw frisdrankmerk of een musicalpremière. Kinderopvang is ‘hot property’ op de arbeidsmarkt, en werkgevers proberen elkaar te overtroeven met de meest opvallende wervingscampagnes. Wat me fascineert, is de paradox die hier ontstaat. Enerzijds voeren we als sector campagnes om nieuw personeel te lokken – het liefst met direct een vast contract, bonussen en aantrekkelijke voorwaarden. We zetten kinderopvang neer als een sector waarin alles mogelijk is, waar je welkom bent en meteen zekerheid krijgt. Anderzijds zijn we binnen de groepen constant aan het puzzelen om überhaupt voldoende gekwalificeerd personeel te hebben, laat staan de luxe van extra handen om de kwaliteit echt te verhogen. Marketing zet dus in op overvloed, terwijl de praktijk draait om schaarste. In die context is er een risico van overselling.
Vast contract
Een tramreclame die belooft dat werken in de kinderopvang een droombaan is met rust, aandacht en ontwikkelingsmogelijkheden, staat haaks op de werkelijkheid waarin medewerkers regelmatig te maken krijgen met hoge werkdruk, onderbezetting en de strakke kaders van de bkr. Het gevaar is dat nieuwe medewerkers binnenkomen met een beeld dat niet strookt met de praktijk. En teleurgestelde medewerkers haken sneller af, wat het probleem juist vergroot. Een opvallende ontwikkeling is het inzetten van het vaste contract als marketinginstrument. Waar vroeger een vaste aanstelling het resultaat was van bewezen dienst en wederzijds vertrouwen, wordt het nu gebruikt als lokmiddel: kom bij ons, dan krijg je meteen zekerheid.
Het klinkt aantrekkelijk, maar het roept ook vragen op. Hoeveel ruimte blijft er nog om te kijken naar geschiktheid, naar match met de organisatie, naar vakmanschap? En wat betekent dit voor de flexibiliteit die een werkgever nodig heeft om roosters sluitend te maken? Daarmee komen we bij de kern: in hoeverre gaat de kwaliteit inboeten door de focus op kwantiteit? De wetgever stelt harde grenzen met de bkr. Op papier lijkt dat de garantie dat er altijd genoeg medewerkers zijn om goede zorg en educatie te bieden. Maar in de praktijk wordt die norm vaak het plafond in plaats van de ondergrens. Zodra er net voldoende mensen op de groep staan, zijn we tevreden – want we voldoen aan de regels. Extra handen om echt kwaliteit te maken, om kinderen meer individuele aandacht te geven, zijn een luxe die steeds zeldzamer wordt.
De kinderopvang in Nederland is sinds 2005 een hybride markt. Sinds de invoering van de Wet Kinderopvang in dat jaar is er opgeschaald in kindplaatsen, de beschikbaarheid van kinderopvang groot en de kwaliteit gestegen. Inmiddels kan de Nederlandse kinderopvang zich meten aan de top van kinderopvangstelsels in de hele wereld.
En er is meer: omdat we in de kinderopvang consequent aan kwaliteit hebben gewerkt, is inmiddels overal doorgedrongen dat we niet alleen een arbeidsmarktinstrument zijn, maar ook een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van kinderen. De Wet Kinderopvang is dus geslaagd. Er is meer kwaliteit en adaptibiliteit bij aanbieders van kinderopvang, maar ook groei en lokaal maatwerk. De hybride markt heeft haar werk gedaan. En we zijn nog niet klaar. Er ligt een opdracht voor ons om zowel qua medewerkers als qua locaties flink op te schalen. Alle aanbieders van kinderopvang zijn keihard nodig om die opdracht te vervullen.
Toch wordt er in Nederland geklaagd over de kinderopvang. Als we het publieke en politieke debat volgen, dan lijkt het wel alsof de hybride markt heeft gefaald. Als we inzoomen op waarover geklaagd wordt, dan gaat dat voornamelijk over de betaalbaarheid en de toeslagenaffaire.
Overheidsbesluiten
Over de toeslagenaffaire kan ik kort zijn. Die schandalige affaire is ontstaan door het gedrag van de overheid, niet door ons stelsel. Dat gedrag is gelukkig aan de kaak gesteld en de ouders die hierdoor geraakt en soms zelfs verwoest zijn, worden voor – voor zover mogelijk – gecompenseerd. Dan de betaalbaarheid. De Nederlandse kostprijs is in lijn met vergelijkbare andere landen en per kind lager dan in het onderwijs. De betaalbaarheid voor ouders staat onder druk omdat de vergoeding die de overheid over heeft voor kinderopvang te laag is. In ons stelsel komt dat door zowel de te lage percentages die vergoed worden per inkomenscategorie, als door de knelling tussen het jarenlang onjuist geïndexeerde maximum uurtarief waarover de overheid vergoedt en de werkelijke uurprijzen.
Leiband
Knelpunten die het gevolg zijn van verkeerde overheidsbesluiten kan je repareren. Dat wil de overheid niet binnen het huidige stelsel, maar daarvoor wil ze een nieuw stelsel. Als sector lopen we daarin al vijf jaar aan de leiband van het ministerie mee. Kabinetten, bewindspersonen, zelfs directeuren bij SZW hebben we inmiddels versleten. Greenfields, werkgroepen, klankbordgoepen. Met als resultaat na vijf jaar dat we nog niet zoveel verder zijn, dat we weten dat het stelsel miljarden extra gaat kosten, terwijl ondertussen de schatkist leeg raakt en de sector stilstaat. En de verbeteringen in eenvoud en betaalbaarheid voor ouders? Die zijn inmiddels uitgesteld tot tenminste 2029. Wordt het niet eens tijd om een sneller, simpeler en goedkoper alternatief te schetsen?
Optimaliseren
Om het eenvoudiger te maken voor ouders starten we met directe financiering door de oude POBR-systematiek of de huidige pilot met directe financiering uit te rollen. Kinderopvangorganisaties krijgen de zorgplicht om ouders te helpen bij de aanvraag, de overheid betaalt uit aan de organisaties en de organisaties factureren alleen het ouderdeel bij de ouder. Introduceer daarbij als toetsinkomen het T-2 principe, waarbij het recht op kinderopvangtegemoetkoming bepaald wordt op basis van het toetsinkomen van de twee jaar daarvoor. Kleine misinschattingen wegen ruim op tegen het wegvallen van de administratieve druk van terugvorderingen. Ook de betaalbaarheid is prima te verbeteren. Pas de tabel aan, vergoed 105 procent voor ouders uit de onderste vier inkomenscategorieën, zodat de aanbieders in de achterstandswijken een hoger uurtarief kunnen vragen voor de extra kosten die ze maken voor de begeleiding van de kinderen.
Maak het tot twee keer modaal voor 96 procent gratis en laat de rest van de ouders inkomensafhankelijk betalen. Voer dit stapsgewijs in, beginnend bij de laagste inkomenscategorieën. Herijk de maximum vergoede uurprijs net als bij de start van de Wet Kinderopvang in 2005 naar het 80e percentiel van huidige uurprijzen.
Hoe krijgen we nu eens en voor altijd over het voetlicht wat de kwaliteit en toegevoegde waarde is van de kinderopvang, zowel pedagogisch als maatschappelijk? Natuurlijk zijn er diverse wetenschappelijke instituten die onze kwaliteit periodiek in kaart brengen, maar als we in gesprek met ouders of andere stakeholders spreken over de kwaliteit, blijven we vaak in abstracties hangen. Waarom is het toch zo lastig helder te maken wat professionals in de kinderopvang meer bieden dan een oppas? Hoe kunnen we kwaliteit zo verwoorden dat het begrijpelijk blijft? Door concreet te maken wat er op de groep daadwerkelijk gebeurt.
Perspectieven
Ik was laatst bij een bijeenkomst van de branchepartijen, met ook veel kwaliteitsmedewerkers, pedagogen en hr-medewerkers, die input leverden voor de Kwaliteitscode Kinderopvang. Daar kwam kwaliteit prachtig voorbij. Kwaliteit kun je bekijken vanuit het perspectief van kinderen, van medewerkers én van ouders. Onze pedagogisch professionals zijn opgeleid in het werken met kinderen en weten als geen ander hoe de interactie met kinderen aan te gaan, individueel en in de groep. Ze observeren het spel en wat kinderen doen, letten op of ze al woordjes geven aan hun bezigheden en kijken waar ze dat spel kunnen verrijken. Ze zijn getraind om te zien wat een kind nodig heeft. Ze helpen kinderen zelfvertrouwen opbouwen en laten hen ervaren hoe belangrijk autonomie is – een basisvoorwaarde voor een gezonde ontwikkeling.
Autonome mensen
Veel ouders herkennen dat kinderopvang bijdraagt aan socialisatie, dat kinderen die naar de kinderopvang zijn gegaan zich makkelijker bewegen in een groep en sneller wennen op de basisschool. Maar dat de kinderopvang ook bijdraagt aan het opvoeden van kinderen tot autonome mensen, en de grote waarde hiervan voor hun ontwikkeling, is veel minder bekend.
Ook ik ben als moeder pas later gaan nadenken over hoe waardevol het is om zelfs aan heel jonge kinderen, ook baby’s, uit te leggen wat je met ze gaat doen. ‘Ik ga je nu optillen en dan ga ik je een schone luier omdoen.’ Onze pedagogisch professionals doen dat als vanzelfsprekend.
Ze tillen een kind niet ineens van achteren met een zwaai omhoog, maar benaderen ook het jongste kind als een eigenstandig persoon. Autonomie is essentieel voor een gezonde ontwikkeling.
Log of maak een gratis account aan om de hele column te lezen.
Kinderopvang is pure winst voor het kind. Een kind dat naar de opvang gaat heeft een voorsprong op kinderen die niet zijn geweest. In tegenstelling tot de ons omringende landen, wordt kinderopvang in Nederland vooral gezien als een economische oplossing. De aandacht voor kindontwikkeling is nog lang niet overal de norm.
Bij ouders, samenwerkingspartners, de overheid en andere aanbieders ligt de focus vaak nog op het ‘opvangen’ van kinderen, zodat ouders hun handen vrij hebben om te werken. Dit kan echt anders, vindt Monique van Weert, directeur marketing, communicatie en innovatie bij Humankind. Monique: ‘Het móét anders. We willen ons als organisatie, en daarmee de branche, duidelijker profileren. De focus ligt op de meerwaarde die we bieden aan een opgroeiend kind. En ook op de maatschappelijke impact die we samen hebben. Kinderopvang is niet alleen een oplossing voor werkende ouders, maar biedt kinderen een waardevolle start.’
Bij Humankind draait het sinds 1983 om méér dan opvang: de organisatie zet vol in op kindontwikkeling. Monique: ‘Terwijl kinderen op school leren lezen, schrijven en meer, leren ze op de kinderopvang stap voor stap zichzelf en het leven beter kennen. Met vaardigheden als hoe je vrienden maakt. Of ruzie. En het weer goedmaakt.’ ‘Op de kinderopvang ontdek je wat je leuk vindt en waar je goed in bent. Hoe je je staande houdt. Samen met andere kinderen, onder de liefdevolle en kundige begeleiding van pedagogisch professionals.
Een kind heeft veel profijt van professionele opvang. Aan deze mindshift moeten we met zijn allen werken.’ Het belang van kinderopvang voor de ontwikkeling van kinderen wordt steeds meer erkend. Onderzoeken tonen aan dat aandacht voor het jonge kind, zich later dubbel en dwars uitbetaalt. Kwaliteitsopvang stimuleert de cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling – met positieve effecten tot ver in de volwassenheid. Een kind dat naar de opvang gaat, heeft een voorsprong op kinderen die niet zijn geweest en staat later sterker in de maatschappij. Een goede start op kinderdagverblijf of peuteropvang legt een stevige basis, kan achterstanden voorkomen en zorgt voor een soepele overgang naar de basisschool. En op de bso gaat de groei door.
Monique: ‘Op de bso ontdekken kinderen wie ze zijn, wat ze leuk vinden en wat hun talenten zijn. Dit laat het zelfvertrouwen groeien en biedt een stevige basis om een plek in de samenleving te vinden. Hiermee is niet alleen de waarde voor ieder kind, maar ook de maatschappelijke relevantie van kwaliteitsopvang enorm.’
Doen wat goed is voor de ontwikkeling van kinderen. Vanuit die gedachte gaan twee bevlogen onderwijsbestuurders in 2005 aan de slag met kinderopvang in de Rosmalense wijk De Groote Wielen. Hun doel? Kinderopvang en onderwijs bieden vanuit één organisatie.
De twee onderwijsbestuurders richten hiervoor vanuit het onderwijs stichting De Witte Wielen op. In 2025 is deze naam veranderd in Ons Kindbureau. ‘In mei vieren we het 20-jarig bestaan van onze stichting met alle collega’s. In die twee decennia zijn we uitgegroeid tot een maatschappelijke kinderopvangorganisatie met 120 medewerkers, van wie er zo’n 85 pedagogisch professional zijn. Zij werken op zes locaties in Rosmalen, onderdeel van de gemeente Den Bosch.’
Aan het woord is Margreet Deliën, directeur- bestuurder van Ons Kindbureau. De organisatie biedt opvang voor kinderen van 0 tot 12 jaar: dagopvang, peuteropvang en buitenschoolse opvang. En kinderen vanaf 10 jaar die meer ruimte en uitdaging willen, kunnen na school en in de vakanties terecht op de Tienzclub.
Kiezen
Sinds 2005 werkt Ons Kindbureau nauw samen met de onderwijsbesturen ATO-Scholenkring en Signum. Maar al snel blijkt dat kinderopvang en onderwijs op veel gebieden flink van elkaar verschillen. De financiering, wet- en regelgeving, twee verschillende cao’s, twee verschillende ministeries, een andere bedrijfsvoering. Die complexiteit leidt ertoe dat het idee om één organisatie voor kinderopvang en basisonderwijs te vormen, wordt losgelaten.
De initiatiefnemers en oprichters van Ons Kindbureau, Joop van Lanen en Jan Timmers, zijn helaas beiden overleden. Margreet: ‘We missen hen en hun verhalen over wat ze allemaal hebben meegemaakt. Voor ons is dat een reden te meer om hun missie voort te zetten: kinderen tot 12 jaar een doorgaande ontwikkelingslijn bieden door inhoudelijk nauw samen te werken met het onderwijs zodat spelen en leren op elkaar aansluiten.’
Volgens Margreet is een kinderopvangconcept geen onderwijsconcept en omgekeerd. ‘Wij hebben ons eigen pedagogisch kader waarin vertrouwen, “samen” en een rijke omgeving centraal staan. Dat kader is leidend op onze kindcentra die dat elk op hun eigen unieke wijze vormgeven. Zo valt er voor ouders wat te kiezen.’
Zo is de locatie Groeikracht verbonden met twee basisscholen, heeft kindcentrum Pionier een speciaal peuterarrangement en een bso-plus, waar de pedagogisch professional ondersteund wordt door een onderwijsmedewerker. In dit unieke concept is de kracht van het samen doen heel zichtbaar.
Op Campus aan De Lanen hebben kinderen weer geen pedagogisch medewerkers en leerkrachten, maar coaches. En kindcentra de Hoven en de Sprong zijn vergevorderd in de samenwerking met een gedeelde visie, teamvorming en de gezamenlijke ambitie om alle kinderen een rijke, dynamische omgeving te bieden.
‘En op alle locaties hebben we kinderen vroeg in beeld’, vertelt Margreet. ‘We kennen hun ontwikkeling vanaf 0 jaar. Onze pedagogisch professionals hebben daar contact over met leerkrachten. En op onze kindcentra kijken intern begeleiders mee naar alle kinderen. Ik vind het altijd weer een bijzonder moment als een kind dat bij ons is gekomen als baby, vol vertrouwen en nieuwsgierig uitstroomt naar het middelbaar onderwijs. We hebben hem of haar dan met elkaar zover gebracht. Hoe mooi is dat?’
De ontwikkeling van KOOR-organisaties (kind-ontwikkel-organisaties) in Tilburg heeft een flinke boost gegeven aan de trend om onderwijs en opvang te fuseren tot één organisatie. Deze bestuurlijke integratie is echter slechts een begin. De transitie is een langjarig proces – van zowel top-down als bottom-up werken – van toegroeien naar één organisatie.
Om te leren hoe je in de praktijk op alle niveaus naar één geheel groeit en zorgt voor een kwalitatief goede ontwikkeling van kinderen, voeren wij een ronde-tafelgesprek met drie procesbegeleiders. Marleen de Gruijter pionierde als directeur vanaf 2016 bij een organisatie die toen al integraal opvang én onderwijs aan ging bieden. Telke Ruhe begeleidt sinds februari 2024 het proces naar integraal werken bij een kinderopvang- en onderwijsbestuur. Zij komt niet uit basisonderwijs of kinderopvang en doet haar werk vanuit haar veranderkundige achtergrond. En Angelique Sterken werkt als procesbegeleider bij een organisatie die in 2023 is gefuseerd tot een KOOR-organisatie. We vragen hen wat ze zien als belangrijke aspecten bij de transformatie op locatieniveau van ‘los werken’ naar ‘geïntegreerd werken’.
Niet vanzelf
Telke begint meteen met enkele gestrande overtuigingen, na ruim een jaar procesbegeleiding: ‘Ik dacht dat “met een duidelijke organisatiestructuur, waarin professionals elkaar ontmoeten, het proces vanzelf gaat lopen” en dat “als directeur en clustermanager of de hoofden van staf het waarom maar goed in beeld hebben, de bal vanzelf gaat rollen”. Ik heb echter gemerkt dat dit beperkt opgaat.’ Marleen: ‘Inderdaad, er moet een sense of urgency zijn. Welk probleem los je voor mensen op? Wat doet ertoe?’
Voorbeeld 1. Er was een kleuter in groep 1, met wie niet echt iets mis mee was, maar die het zo spannend vond in z’n nieuwe klas dat hij daar last van had. Marleen zag dat hij veel baat zou hebben bij het – vanuit de peuterklas – rondlopen op het kindcentrum en daardoor bekend zou zijn met de omgeving en mensen, voordat hij zou doorstromen naar de kleuterklas. De overgang van opvang naar onderwijs verloopt dan veel soepeler, en dat wil je voor ieder kind. Toen voelde Marleen: ‘Ik wil peuters eerder binnen hebben, gewoon voor henzelf omdat het goed voor ze is.’
Voorbeeld 2. Marleen had destijds een inpandige bso die ruimte huurde op haar locatie. Daar zag ze soms een pedagogische aanpak waar ze kromme tenen van kreeg. Soms besprak ze dit met de locatiemanager van de bso, maar het duurde vaak wel vier of vijf weken voordat er iets met die observatie werd gedaan. In de tussentijd ging het niet-pedagogisch handelen gewoon door. Daar werd Marleen verdrietig van. Ze voelde toen sterk: ‘Dít is wat ik wil oplossen met kindcentra. We kunnen dit beter samen, ik ga dit gewoon doen.’ Binnen een halfjaar was er peuteropvang en werd er ook verlengde peuteropvang aangeboden, voor kinderen die wat meer aankonden en toe waren aan het schoolse leren.
Contracten
Maar breder gaat het soms ook om heel banale praktische voordelen die je kunt realiseren door integraal te gaan werken. Zoals interessantere contracten. Marleen kon destijds een aantal mensen in dienst nemen voor kindcentrum De Wijngaard onder interessante arbeidsvoorwaarden. Zij begonnen de dag van 7.00 tot 8.30 uur met voorschoolse opvang, hadden vervolgens van 8.30 tot 9.00 pauze, dan van 9.00-13.00 helpen in de onderwijsklas, dan weer pauze en de bso voorbereiden, waar ze stonden tot 17.00 uur. Zo hadden ze een aaneengesloten werkdag van 7.00 tot 17.00. Dat konden professionals drie dagen doen en zo haalden ze hun weekuren.
Een ander voordeel is uitwisseling stamgroep en klas. Een juf had een jongetje in haar stamgroep die op de bso snel bij conflicten betrokken raakte, maar in de klas vrijwel geen problemen ondervond. De bso-medewerker ging daarom een middag observeren in de klas, om te zien hoe de jongen zich daar gedroeg en hoe de leerkracht met hem omging. Dat was een groot winstpunt.
Ook kleinere kinderopvangorganisaties moeten aan marketing doen. Waar bestaat dat uit? Kun je alles wel bestieren met een kleiner budget? En welke media gebruik je en welke juist niet? We vragen het Sofie Smits van Nido kinderopvang in Nijmegen en Daphne Vermeer van Spelenderwijs in Goirle.
‘We hebben “pas” sinds 2,5 jaar de functie marketing en communicatie, waar ik verantwoordelijk voor ben. Dit omdat de organisatie begon te groeien door de overname van een kinderdagverblijf. Hierdoor konden mijn collega’s marketing- en communicatietaken er niet meer bij doen.’ ‘Voor nu bestaat mijn functie uit 12 uur per week. Daarnaast ben ik coördinator tussenschoolse opvang en zit ik in de ondernemingsraad. Hierdoor ben ik op veel locaties in onze organisatie te vinden, waardoor ik goed weet wat er speelt en welke marketingbehoeftes er zijn. Ik ben erg tevreden over de marketingmogelijkheden die ik heb. Ik heb veel vrijheid en inbreng.’
Waar bestaat de marketing van jouw organisatie uit?
‘We hebben een marketingbudget. Op dit moment gaat het grootste gedeelte op aan adverteren voor vrijwilligers en pedagogisch professionals. Tevens zijn we bezig met het vernieuwen van onze locatieborden omdat we een nieuwe naam hebben. Ook zijn er een aantal producten die we moeten vervangen vanwege onze nieuwe naam en huisstijl. Hier gaat ons budget ook aan op.’
‘De marketing in onze organisatie bestaat uit het maken en plaatsen van advertenties, onderhouden van de social media- kanalen, meedenken over het werven van nieuw personeel, nieuwsbrieven maken voor ouders en personeel, de website beheren, en flyers en ander materiaal maken.’ ‘De afgelopen twee jaar zijn we daarnaast bezig met ons “avontuur” om onze huisstijl, naam en missie/visie te veranderen en aan te passen. Voorheen heetten wij stichting SOOS, nu hebben weo nze naam weloverwogen veranderd in Nido kinderopvang. Nido staat voor ‘nest’ en verwijst naar het warme nesten thuisgevoel dat wij kinderen willen meegeven. We hebben gekozen voor latijn omdat de roots van Nijmegen in het Romeinse Rijk liggen.’
‘We zijn dit traject aangegaan omdat er twee nieuwe locaties bij zijn gekomen en we een eenheid wilden krijgen tussen alle locaties. Daarom bestond onze marketing het afgelopen jaar ook uit het bedenken van een nieuwe naam, een nieuwe huisstijl, zichtbaarheid in Nijmegenen omgeving en het aanpassen van de oude huisstijl.’
Wat vind jij goede marketing in jouw geval?
‘Goede marketing is consequent. Laat met regelmaat van je horen, op social media. Ga mee met de tijd, lever een mooi product af en houd je bezig met duurzaamheid. Denk aan gerecycled papier, duurzame relatiegeschenken, werken met duurzame materialen. En zet in op alle lagen in de samenleving.’
Nido kinderopvang vangt ongeveer 700 kinderen op in drie kinderdagverblijven en drie bso’s. Daarnaast heeft Nido veertien locaties voor tussenschoolse opvang. Er zijn 100 medewerkers met een arbeidscontract en 200 vrijwilligers.
Ik wil hier graag een ode brengen aan een groep mensen in de kindcentra die vaak in de schaduw blijven, maar die een onmisbare rol spelen in de ontwikkeling van onze kinderen: de pedagogisch professionals. Deze vakmensen zijn de stille krachten achter de groei en bloei van de jongste generaties, en de talentontwikkeling van de oudere kinderen op het kindcentrum.
Pedagogisch professionals waren tot voor kort bekend als pedagogisch medewerkers. Mooi dat de naamsverandering een feit is in onze nieuwe cao. Het is hoog tijd dat we deze professionals de erkenning geven die ze verdienen. Hun vakmanschap is cruciaal voor de kinderopvang. Hun sterke interactievaardigheden maken het verschil. Vaardigheden die vaak impliciet en intuïtief zijn, maar van onschatbare waarde. Dag in dag uit begeleiden zij onze kinderen met liefde, geduld en toewijding. Ze zorgen voor een veilige en stimulerende omgeving waarin kinderen kunnen spelen, leren en zich optimaal ontwikkelen.
Ontwikkeltijd
Pedagogisch professionals mogen trots zijn op hun vak en op de bijdrage die ze leveren aan de ontwikkeling van kinderen. Hun werk heeft een blijvende impact op het leven van de kinderen die zij begeleiden. Het is juist aan henzelf om dit – expliciet – meer uit te dragen, zich minder ‘klein’ en ‘Calimero’ te voelen. Te vertellen aan ouders welke opvoedkennis zij in huis hebben. Ouders hierover te adviseren, passend bij hun kind, zodat het pedagogisch klimaat van de opvang ook thuis uitwaaiert. Laatst was ik bij een bijeenkomst van de branchevereniging BMK over de cao van de toekomst, waar een aantal collega’s waren vanuit het kinderopvangveld. Een gedeelde, belangrijke collectieve zorg was het ontbreken van de ontwikkeltijd (de niet-direct kindgebonden tijd) voor de pedagogisch professionals. Zij missen dit nu, terwijl het broodnodig is om hun vak en vakmanschap blijvend te ontwikkelen.
Kinderen staan immers aan de voet van een nieuwe wereld, maar deze professionals ook. Onze professionals niet ontwikkelen is geen optie. Hun ontwikkeltijd zou in lijn moeten zijn met de cao van het primair onderwijs. Of het nu gaat om leerkrachten of pedagogisch professionals, beiden dragen bij aan de brede ontwikkeling van kinderen. Beiden vanuit de eigen expertise.
Rolmodellen
Als je het mij vraagt, is een pedagogisch professional van groter belang dan een professor aan een universiteit. Terwijl een professor kennis overdraagt aan volwassenen, legt een pedagogisch professional de basis en het fundament voor een leven lang leren en ontwikkelen. Zij zijn, naast de ouders, de eerste leraren, de eerste rolmodellen en de eerste steunpilaren in het leven van een kind. In die zin is kinderopvang ook gewoon een vorm van het funderend onderwijs. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen… Pedagogisch professionals… Laat je zien en horen! Jullie maken een groot verschil in het leven van kinderen.
In de kinderopvang zijn we gewend om te communiceren met zachte kleuren, lieve woorden en schattige beelden. Maar wie écht het verschil wil maken in een drukbezette markt zal zich moeten durven onderscheiden. Met een heldere positionering, een sterke profi lering én een eerlijk verhaal.
Als marketing- en communicatiemanager in onze branche zie ik vaak dat de dingen die voor medewerkers ‘vanzelfsprekend’ voelen, vaak de meest onderscheidende factoren van een organisatie zijn, het meest bijzonder zijn. Juist in die eigenheid ligt de kracht van een authentieke positionering. Het vraagt daarbij wel lef om jezelf als organisatie niet alleen als ‘lief’ en ‘zorgzaam’ te presenteren, maar vooral ook ambitie uit te spreken. Vanuit je deskundigheid en een zelfverzekerde blik gericht op de toekomst. De kinderopvang is al lang niet meer alleen een veilige plek voor kinderen terwijl ouders werken. Het is een belangrijke schakel in de ontwikkeling van jonge kinderen, in het partnerschap met ouders en in het bredere sociale domein. In het bijzonder het onderwijs.
Ook bij Kober zien we onze rol verschuiven. Wij willen vooral als waardevolle partner in kindontwikkeling worden gezien. Dan is meer nodig dan een slogan over ‘warme zorg’ of een flyer met schattige kinderen. Het vraagt om visie en strategie, maar ook om het vermogen om de belangen van partners en stakeholders met elkaar te verbinden. Alles ten goede voor de toekomst van onze kinderen. Als maatschappelijke kinderopvangorganisatie voelen we dat onze verantwoordelijkheid verder reikt dan het kinderdagverblijf, de peuteropvang of de buitenschoolse opvang. We zien elke dag hoe we bijdragen aan gelijke kansen, aan opvoedpartnerschap, aan de ontwikkeling van kinderen én onze professionals. En dat mag je laten zien. Zeker als dat wordt herkend en erkend door ouders, collega’s en partners.
Meer focus
Om daar te komen moesten we eerst een stevige merkbasis leggen. Dit deden we door onze huisstijl op te frissen, onze merkbeloftes te verscherpen en onze pedagogische visie in alles zichtbaar en tastbaar te maken. In die periode werd Kober ook steeds vaker benaderd door media en samenwerkingspartners om onze kijk op ontwikkelingen in de kinderopvang en de samenleving te geven. Hierdoor groeide de behoefte aan meer focus. Waar richten we ons op? Waar willen we zijn over een paar jaar en wat gaan we daar vandaag aan doen? Kortom, wat is onze inhoudelijke koers?
Als trainer is Nicole Schuurman al jaren enthousiast over de VE-methode Startblokken van Basisontwikkeling. Het is een speelse, effectieve en prettige manier om jonge kinderen te ondersteunen in hun ontwikkeling. En het brengt plezier en rust op de groep.
De kern van Startblokken is dat je kijkt naar wat kinderen bezighoudt en daarop inspeelt met voor kinderen actuele thema’s en interessante inhouden, vertelt Nicole. ‘Startblokken werkt vanuit spelverhalen die voortkomen uit de leefwereld van het kind. Peuters en kleuters doen graag na wat ze in hun omgeving zien.’ ‘Denk aan de was doen, naar de winkel gaan of het hebben van een ziek huisdier. Zulke alledaagse situaties vormen de basis voor wat wij een spelverhaal noemen. Het is een verhaallijn waarin kinderen zelf een rol spelen. Ze zijn niet alleen “bezig met de winkelhoek”, maar worden winkelier, klant, of chauffeur van de bezorgdienst.’
Themaplanning
Nicole: ‘Je start altijd met een themaplanning (HOREB) met ideeën over de spelverhalen, materialen, activiteiten en doelen waaraan je werkt. Ook heb je een plan voor de themahoeken en ouderbetrokkenheid. Het begint met startactiviteiten waarin je met de kinderen het thema gaat verkennen.’ ‘Bijvoorbeeld met een schattenmand, praatplaat, boekjes, een gast op de groep of door ergens op bezoek te gaan. Wat weten ze al? Waar spelen ze van nature mee? Dat geeft een schat aan informatie en een richting hoe je het thema betekenisvol kan starten. De activiteiten die je uitrolt hebben allemaal te maken met het spelverhaal dat je op dat moment speelt. Daar bouw je in de weken die volgen op voort.’
‘Bij het thema “zorgen voor dieren” kun je alle kanten op, van huisdieren tot dierentuin. Na deze verkenning bepaal je de uiteindelijke richting van het thema en je ontwikkelt daar samen met de kinderen een verhaal omheen. Je bouwt bijvoorbeeld samen hokken voor de dieren en gaat met de kinderen op ontdekking hoe je de dieren verzorgt.’
‘Het verhaal ontwikkelt zich op basis van wat kinderen doen en zeggen. Wanneer de kinderen eraan toe zijn voeg je speluitbreidingen van het spelverhaal toe. Zo groeit het verhaal in fasen. Misschien begint het met een hond die ziek is. Een paar weken later eindigt het met de opening van een dierenkliniek – mét wachtkamer, assistenten en een kassa. En het mooie is: je ziet grote betrokkenheid bij kinderen als ze helemaal opgaan in waar ze mee bezig zijn.’
Verandering is in de kinderopvang de enige constante. Sinds het begin van deze eeuw is er al veel veranderd in de sector, en nu staan we opnieuw voor een aantal grote verschuivingen: (bijna) gratis kinderopvang en een steeds grotere rol van het primair onderwijs. Wat doe je daarmee als kinderopvangorganisatie?
De kinderopvang heeft de afgelopen twintig jaar een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. Dankzij de Wet Kinderopvang (2005) verbeterden de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van kinderopvang in Nederland en gingen steeds meer kinderen naar de opvang. Na de bezuinigingen van 2012 daalde het aantal kinderen in de opvang even, maar sinds 2015 zit de groei er weer stevig in. En dat lijkt voorlopig zo te blijven. Inmiddels telt de sector volgens het landelijk register kinderopvang (LRK) ruim 2900 organisaties, die samen zo’n 9300 dagopvanglocaties en 8200 bso’s exploiteren. Dat zijn bijna 17.500 plekken waar
dagelijks honderdduizenden kinderen worden opgevangen.
Wake up call
De komende jaren staat de kinderopvang weer een aantal stevige veranderingen te wachten. Een van de grootste veranderingen die eraan komen: kinderopvang wordt in de komende jaren (volgens de huidige planning in 2029) bijna gratis en de overheid gaat de vergoeding direct aan kinderopvangorganisaties betalen. Dat moet het systeem eenvoudiger en betrouwbaarder maken. Maar het betekent ook: meer kinderen, meer afgenomen uren én een nog groter personeelstekort. Mogelijk wordt kinderopvang zelfs een basisvoorziening, net als het onderwijs. Dat klinkt voor veel organisaties als geweldig nieuws, maar het is ook een wake up call: wat betekent dit voor jouw organisatie? Welke kansen biedt het? En welke bedreigingen liggen er op de loer?
Basisscholen
Naast (bijna) gratis opvang speelt er nog een andere grote verandering: de ontwikkeling van integrale kindcentra (ikc’s) en de groeiende rol van het primair onderwijs daarin. In de afgelopen tien jaar zijn basisscholen en kinderopvangorganisaties steeds nauwer gaan samenwerken. Volgens een recent onderzoek door AEF en DUO1 in opdracht van de ministeries van OCW en SZW groeide niet alleen het aantal samenwerkingen, maar ook de intensiteit. Onderwijsbesturen en kinderopvangorganisaties werken in toenemende mate aan gedeelde visies, gezamenlijke huisvesting en doorgaande leerlijnen. Opvallend is de toename van integrale samenwerkingen: op dit moment treedt circa 8 procent van de scholen en kinderopvangorganisaties al onder één vlag naar buiten. En 3,4 procent van alle basisscholen in Nederland is inmiddels zelf een kinderopvangorganisatie gestart. Voor veel basisscholen is (peuter)opvang een strategisch middel: wie peuters al in huis heeft, vergroot de kans dat ze blijven voor het basisonderwijs. Experts verwachten dat deze beweging doorzet: tegen 2030 zal een groot deel van de basisscholen onderdeel zijn van een ikc of vergelijkbare structuur, vaak met één directie en gecombineerde teams. Nieuwe scholen worden vaker ontworpen als volledig geïntegreerde voorzieningen voor kinderen van 0 tot 12 jaar. Daarmee zijn onderwijsbesturen niet alleen een interessante samenwerkingspartner, maar ook een potentiële concurrent.
Afgelopen december zette ik mijn eerste professionele stappen in de wereld van de kinderopvang. Na een loopbaan in de media was ik toe aan iets nieuws: mijn kennis en ervaring inzetten in een sector die er écht toe doet. Kindergarden gaf me die kans. Als ouder kende ik de kinderopvang al, maar professioneel was het voor mij onbekend terrein.
In mijn eerste maanden als directeur marketing en klantrelatie bij Kindergarden viel me iets op: terwijl kinderopvang draait om mensen, relaties en vertrouwen, en om de vestigingen waar de ontwikkeling van kinderen écht centraal staat, ontbreekt het klantperspectief opvallend vaak in de communicatie rondom aanmelding en plaatsing. Natuurlijk krijgen ouders informatie over procedures, plaatsingen en contracten. Maar vaak kunnen we ze niet de duidelijkheid bieden waar ze écht naar op zoek zijn. Is er plek voor mijn kind? Wanneer hoor ik iets? Wat kan ik verwachten? In veel andere sectoren is klantgericht werken inmiddels de norm. Daar wordt gewerkt met klantreizen, persona’s, feedbackloops en slimme digitale tools om de klant écht te begrijpen en beter te bedienen. Niet omdat het moet, maar omdat het werkt. Klantgerichtheid zorgt immers voor tevredener klanten, meer betrokken medewerkers en betere resultaten.
Digitale ontwikkeling
In de kinderopvang staat de digitale ontwikkeling nog in de kinderschoenen. Maar bij Kindergarden zetten we inmiddels de eerste stappen, en dat is veelbelovend. Want als er één plek is waar persoonlijke aandacht het verschil maakt, dan is het wel in de relatie met ouders en hun kinderen. Door standaardprocessen verder te digitaliseren komt er meer tijd en aandacht voor het persoonlijke contact. Mijn achtergrond ligt in marketing en digitale transformatie. Voordat ik bij Kindergarden begon, werkte ik onder andere bij Talpa Network, waar ik verantwoordelijk was voor de groei en vernieuwing van LINDA. Ook bij IEX Media en als consultant bij Blinklane stond het verbeteren van de klantbeleving centraal, vaak met behulp van data en digitale tools. Die ervaring neem ik nu mee naar de kinderopvang. De context is anders, maar de principes blijven hetzelfde: begrijp je klant, speel in op hun behoeften en geef medewerkers de juiste middelen om daarin uit te blinken.
Praktijk Kindergarden
Bij Kindergarden zijn we begonnen met het trainen van onze medewerkers in klantgericht denken en handelen. Niet als trucje, maar als onderdeel van een bredere cultuurverandering. We willen dat medewerkers zich meer bewust zijn van het perspectief van de ouder, en dat ze de tools hebben om daar adequaat mee om te gaan. Alles begint met luisteren. Op de vestigingen gebeurt dat al goed. Maar het eerste contact via ons hoofdkantoor kon beter. Wat zijn de zorgen van ouders? Wat vinden ze belangrijk? Hoe ervaren ze onze communicatie?
Door daar actief naar te vragen én er iets mee te doen, ontstaat een andere dynamiek. Een waarin ouders zich serieus genomen voelen – en medewerkers de ruimte ervaren om echt van betekenis te zijn. Tegelijk zetten we grote stappen in het gebruik van digitale hulpmiddelen zoals Salesforce en Sprinklr. Denk aan systemen die klantfeedback verzamelen en analyseren, dashboards die inzicht geven in oudertevredenheid, en communicatietools die het makkelijker maken om persoonlijk contact te onderhouden.
Het stimuleren van ‘buiten’ en natuurbeleving wordt vanuit een pedagogische visie vaak breed gedragen. De implementatie in de praktijk blijkt echter complex. ‘Gewoon naar buiten’ is voor veel mensen helemaal niet zo gewoon.
Een succesvolle implementatie van vanzelfsprekend buiten spelen vraagt om meer dan goede randvoorwaarden en fysieke inrichting. Het vergt een integrale visie. Beleidsmatig betekent dit dat buiten spelen niet alleen een pedagogische keuze is, maar ook een veranderproces dat structurele ondersteuning en aanpak over beleidsterreinen heen vereist. Om ‘buiten’ structureel mogelijk te maken, is een doordachte, fysieke inrichting van de buitenruimte, afgestemd op verschillende leeftijdsgroepen de basis. Het betreft vlakke zones voor de jonge baby’s tot uitdagende, natuurlijke elementen voor dreumesen, peuters en bso-kinderen. Denk bijvoorbeeld ook aan schaduwplekken, voedplekken, buitenbedjes, zaaiplekken en ruimte voor risicovol spel.
Daarnaast zijn heldere pedagogische richtlijnen essentieel. Vaak wordt de noodzaak onderschat om hele praktische zaken te regelen, zoals de juiste werkkleding die aansluit bij wisseling van seizoenen. Beleidsmakers spelen een sleutelrol in het faciliteren van deze voorwaarden, het creëren van draagvlak en het verankeren van buitenactiviteiten in de kwaliteitscyclus van de organisatie. Allereerst moeten dus deze randvoorwaarden beleidsmatig geborgd zijn.
Kwestie van doen
Maar de implementatie van groene kinderopvang gaat verder dan randvoorwaarden. Nadat deze op orde zijn, gaat het vooral om actie. Met een open blik en aandacht voor medewerkers. Als voor hen visie en beleid helder zijn, staat of valt succes – zo wijst de praktijk uit – bij blijvende observatie van knelpunten, om van daaruit continu doorontwikkeling mogelijk te maken. Een praktijkvoorbeeld onder medewerkers van locaties binnen Samenwerkende Kinderopvang illustreert dit. Medewerkers zijn actief aan de slag gegaan met hun buitenruimte aan de hand van een gestructureerd trainingsprogramma. Gedurende dit proces van begeleiding wordt hun motivatie steeds groter, beginnen zij zich competenter te voelen en nemen steeds meer eigenaarschap. Het trainingsprogramma is ook gebruikt om verbeterpunten door te voeren. Want cruciaal blijkt het faciliteren van live-bijeenkomsten, met de nadruk op het opdoen van eigen ervaringen in de natuur boven theorie. Daarnaast hebben medewerkers praktische materialen meegekregen die ook tijdens de trainingen zijn gebruikt. Zo konden medewerkers op locaties direct aan de slag, met hun net opgedane verse kennis.
Ook de rol van de locatiemanagers blijkt essentieel: zij moeten actief betrokken worden om draagvlak te creëren en het team te ondersteunen. Een succesvolle implementatie vraagt om een lerende aanpak die medewerkers ruimte geeft voor experiment, reflectie en bijsturing. Alleen dan wordt ‘groen doen’ een duurzame verandering in de organisatie.
Hoe vertel je het echte verhaal van kinderopvang? Niet met een logo of slogan, maar met wat je elke dag ziet op de groep. In dit artikel deel ik hoe we bij Partou werken aan een merk dat bijdraagt aan iets groters: de ontwikkeling van kinderen, de trots van collega’s en het vertrouwen van ouders. Een merk dat voelbaar is in de dagelijkse praktijk.
Een sterk merk is een middel, geen doel. Dat geldt ook voor een kinderopvangorganisatie. Een sterk merk laat zien wie we zijn en waar we voor staan. Niet alleen in woorden, maar vooral in wat we doen. Ouders willen zeker weten dat hun kind in goede handen is. Voor medewerkers geldt hetzelfde: het geeft voldoening om onderdeel te zijn van een organisatie die ertoe doet. Trots op je vak, je kennis en de bijdrage die je levert aan de ontwikkeling van kinderen. Want kinderopvang draait om méér dan opvang. Het is een plek die bijdraagt aan een krachtige start van het leven.
Daarom bouwen we bij Partou aan een merk dat vertrouwen uitstraalt, dat laat zien waar we voor staan én benadrukt hoe belangrijk de eerste jaren zijn. Kwaliteit speelt daarin een grote rol. Daarom hebben we onze eigen afdeling Kwaliteit en Wetenschap, waardoor we blijven leren en verbeteren. Zo zorgen we ervoor dat kwaliteit niet alleen in plannen staat, maar elke dag te zien en te voelen is. Kwaliteit is geen ambitie, het is de standaard. We investeren in de ontwikkeling van mensen, locaties en onze pedagogiek. Wetenschappelijke inzichten helpen ons daarbij, via samenwerkingen met universiteiten en onderzoekscentra.
Die kennis vertalen we naar de praktijk, zodat collega’s weten waarom we doen wat we doen. Ook duurzaamheid hoort daarbij. Van gezonde maaltijden en bewust materiaalgebruik tot energiezuinige gebouwen en inclusieve werkwijzen. Niet als extra, maar als onderdeel van wie we zijn.
Werf& Award
Onze pedagogisch professionals vormen het hart van Partou. Zonder hen geen merk, geen pedagogiek en geen toekomst. Zij maken elke dag het verschil. Ze zorgen dat kinderen zich gezien en veilig voelen, dat ouders met vertrouwen naar hun werk of studie gaan en dat de opvang aanvoelt als een tweede thuis. Het is aan ons om hun werk zichtbaar en gewaardeerd te maken. In woorden én daden. En om te zorgen voor de juiste ondersteuning, zodat zij hun vak goed en met plezier uit kunnen voeren.
De werkdruk is hoog in de kinderopvang. Niet alleen in Nederland, ook in andere Europese landen. Een hoge werkdruk kan leiden tot meer werkstress en minder werkplezier. Dit kan leiden tot (langdurig) ziekteverzuim, uitstroom uit de sector en negatieve gevolgen voor kinderen.
Werkdruk kan een negatief effect hebben op de interacties in de groep (de proceskwaliteit) en de ontwikkeling van kinderen. Fins onderzoek laat zien dat peuters meer pro-sociaal gedrag en minder probleemgedrag laten zien in groepen waar professionals meer werkplezier ervaren. Er waren echter geen verbanden met de mate waarin pedagogisch professionals last hadden van stress. Andersom laten de Nederlandse gegevens van de landelijke kwaliteitsmonitor kinderopvang (LKK) zien dat professionals meer werkstress ervaren wanneer er veel kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte in de groep zitten. Deze kinderen vragen extra zorg en ondersteuning op maat, wat meer vraagt van de pedagogisch professionals. Het kan echter óók zijn dat kinderen meer ‘lastig gedrag’ vertonen als pedagogisch professionals veel stress ervaren en dit meenemen in hun gedrag op de groep. Hoewel moeilijk is vast te stellen wat oorzaak en wat gevolg is, is er duidelijk samenhang tussen het welbevinden van professionals en het welbevinden van kinderen. Daarmee is het welbevinden van professionals, zowel wat betreft werkplezier als werkstress, een belangrijk onderwerp in de kinderopvang. En dan vooral om te weten hoe het welbevinden verbeterd kan worden. In een recent congressymposium zijn onderzoeken uit verschillende landen gepresenteerd die hier meer inzicht in geven.
Uitstroom voorkomen
Net als in Nederland kampen andere landen ook met personeelskrapte in de kinderopvang. Er zijn verontrustende internationale cijfers die suggereren dat vooral net-startende professionals al nadenken over het verlaten van het beroepsveld om iets anders te doen. In Oostenrijk zou dit gaan om de meerderheid van de professionals die minder dan vijf jaar werken in de sector. Ook in Nederland is de uitstroom in de kinderopvang groot, waardoor de netto instroom van medewerkers relatief gering is. Vooral vanaf 2026 kan het tekort oplopen. Daarom is het besef belangrijk dat het aantrekkelijk maken en houden van het beroep van pedagogisch professional essentieel is. Alle kinderen de tijd, aandacht en begeleiding geven die ze nodig hebben, vraagt veel van pedagogisch professionals. Zeker naarmate er grotere verschillen zijn in de behoeften van kinderen, bijvoorbeeld als de leeftijdsverschillen tussen kinderen in de groep groot zijn. In verticale groepen kan het bijvoorbeeld moeilijk zijn om alle kinderen een veilige en uitdagende speelomgeving te bieden.