In dit nummer
04 Kostprijs, een lastige puzzel | Hélène Smid
09 Babyopvang en de Nederlandse deeltijdeconomie
12 Babyopvang in beeld met PiB | Simon Hay en Erik Jan de Wilde
16 Kwaliteitsmeting Partou | Mirjam Gevers Deynoot
20 De babyspecialisten van TintelTuin | Iris Brandsteder
22 Mijmeren over babyopvang | Su’en Verweij
24 Eisende ouders, krijsende baby’s | Marije Magito
28 Handreiking inclusieve kinderopvang | Simone den Hollander en Iris Wierdsma
32 Spelen op het DigiDoePlein KION | Audrey van den Ham
34 Atalenta: onderwijs én opvang | Anneke Guis
38 IKC-observaties | Angelique Sterken
EN VERDER...
7 De Ondernemer > Corona Koek. Opleiden in echt buitenspelen
15 De Jurist > Martin van der Linden. Kwaliteit vraagt meer dan regels
27 De Marketeer > Marieke Efting. Marcom verdient strategische plek
41 Kopgroep kinderopvang > Maaike Vaes. Een raad van elf
42 Boeken > Hartong en Hoex. Het groepswezen en Onbegrepen gedrag bij jonge kinderen
44 Wetenschap > Ora Oudgenoeg-Paz en Pauline Slot | Out of the box
48 Signalementen > Nieuws en publicaties
Een bijzondere fusie heeft geleid tot het ontstaan van Atalenta. Ook niet alledaags is dat de raad van toezicht heeft gekozen voor een geheel nieuw college van bestuur die aan de nieuwe organisatie bouwt. Op 1 september 2023 is Corné Verhees begonnen als voorzitter, en met de benoeming van Femke Verhaaren drie maanden later was het college van bestuur compleet.
Het bestuur van de Kinderopvanggroep, een grote kinderopvangorganisatie in Tilburg en omstreken, had al langere tijd de droom om samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs ánders te doen. De inzet was dat ieder kind een kansrijke start verdient. Tegelijk groeide bij vier onderwijsbesturen, drie in Tilburg en één in de regio Eindhoven, ook de behoefte aan een andere aanpak.
Mooie ontwikkelingen
Corné: ‘Femke en ik hebben geen roots in een van de fusiepartners en nemen daarvan dus ook niet de geschiedenis en cultuur mee. Natuurlijk hebben we ons daarin wel verdiept, maar we denken vanuit de nieuwe organisatie en bouwen aan een gemeenschappelijke cultuur en een gezamenlijke taal.’
‘Want woorden doen ertoe. Kind in plaats van leerling, professionals in plaats van pedagogisch medewerkers of leerkrachten en geen schoolvakantie maar vakantieperiode. Ook hebben we een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, de Atalenta-raad, die juridisch goed is geborgd.’
Hij vervolgt: ‘Zo zijn we nu een vooruitstrevende maatschappelijke onderneming voor kindontwikkeling voor kinderen tussen 0 tot 13 jaar. Onze drijfveer is kinderen gelukkig te laten opgroeien, met hulp van onze 1000 professionals. Zij verzorgen kinderopvang en/of basisonderwijs op 36 locaties voor ruim 7700 kinderen.’
‘Om dit goed te managen, hebben we gekozen voor een structuur van drie regio’s, met per regio twee regiodirecteuren die integraal verantwoordelijk zijn voor kinderopvang en onderwijs. De gehele organisatie wordt ondersteund door een servicebureau en dit geheel levert mooie ontwikkelingen op. Bijvoorbeeld op het gebied van kwaliteit. De verschillende kwaliteitsstandaarden van kinderopvang en onderwijs hebben we bij elkaar gebracht in één kwaliteitsbeleid. Daar verwachten we veel van.’
De geboorte van een kind is over het algemeen een feestelijke gebeurtenis. Maar als de beschuitkruimels zijn opgeruimd en het laatste kraambezoek is uitgewuifd, is het ook weer back to basic. Het leven neemt z’n gewone gang en agenda’s moeten worden afgestemd op de nieuwe werkelijkheid. De combinatie van arbeid en zorg is voor iedere kersverse ouder steeds weer een zoektocht.
Gelukkig kunnen nieuwe ouders een beroep doen op bepaalde faciliteiten: een moderne samenleving is redelijk ingespeeld op werkende ouders en probeert ondersteuning te bieden in tijd (verlof), diensten (kinderopvang) en geld (kinderbijslag). Nederland kent in dit verband een heel bijzondere variant: wij doen vrijwel alles in deeltijd. Niet alleen werken we veel meer in deeltijd dan in andere landen, ook verlof en kinderopvang worden in deeltijd op- en afgenomen.
Voor de combinatie van arbeid en zorg betekent dit dat er niet sprake is van een volgtijdelijk model – eerst ouderschapsverlof en dan kinderopvang – maar van een parallel model: deeltijds verlof wordt gecombineerd met deeltijdse kinderopvang.
Dit klinkt allemaal flexibel en taylormade, maar dit systeem kent een belangrijk nadeel: in Nederland gaan kinderen relatief jong naar de kinderopvang. Hoe zit dat eigenlijk precies met die babyopvang en het deeltijdse werken?
Baby’s in de kinderopvang
Laten we beginnen met een paar cijfers. In 2023 maakten volgens het CBS (op een willekeurige peildatum) 56.000 baby’s gebruik van de kinderopvang, waarvan 14 procent in de gastouderopvang. Gegeven de gestage groei van de sector gaan we ervan uit dat er in 2025 zo’n 60.000 baby’s gebruikmaken van de kinderopvang.
Voor kinderen van 1 jaar is dat bijna het dubbele. Veel ouders verlengen de duur van het bevallingsverlof met vakantie- en ouderschapsverlofdagen, zodat lang niet alle 0-jarigen gebruikmaken van kinderopvang. In de praktijk gaan de meeste baby’s rond 4 maanden naar de kinderopvang, voor twee dagen in de week.
Dit typisch Nederlandse model is niet vanaf de tekentafel bedacht, maar organisch zo gegroeid. Toen in de laatste decennia van de vorige eeuw in Nederland steeds meer vrouwen actief werden op de arbeidsmarkt was dat vooral in deeltijd. Deeltijdse arbeidstijden vragen om deeltijdse kinderopvang en zetten minder druk op de kinderopvangcapaciteit. Niet alleen direct, omdat de vraag minder groot is, maar ook indirect omdat er meer ruimte is voor informele oplossingen, oftewel opa’s en oma’s die makkelijker een dagje kunnen bijspringen.
In dit nummer
4 Kostprijs, een lastige puzzel | Hélène Smid
09 Babyopvang en de Nederlandse deeltijdeconomie | Janneke Plantenga en Thomas van Huizen
12 Babyopvang in beeld met PiB | Simon Hay en Erik Jan de Wilde
16 Kwaliteitsmeting Partou | Mirjam Gevers Deynoot
20 De babyspecialisten van TintelTuin | Iris Brandsteder
22 Mijmeren over babyopvang | Su’en Verweij
24 Eisende ouders, krijsende baby’s | Marije Magito
28 Handreiking inclusieve kinderopvang | Simone den Hollander en Iris Wierdsma
32 Spelen op het DigiDoePlein KION | Audrey van den Ham
34 Atalenta: onderwijs én opvang | Anneke Guis
38 IKC-observaties | Angelique Sterken
EN VERDER...
7 De Ondernemer > Corona Koek. Opleiden in echt buitenspelen
15 De Jurist > Martin van der Linden. Kwaliteit vraagt meer dan regels
27 De Marketeer > Marieke Efting. Marcom verdient strategische plek
41 Kopgroep kinderopvang > Maaike Vaes. Een raad van elf
42 Boeken > Hartong en Hoex. Het groepswezen en Onbegrepen gedrag bij jonge kinderen
44 Wetenschap > Ora Oudgenoeg-Paz en Pauline Slot | Out of the box
48 Signalementen > Nieuws en publicaties
Anjali Badrising (adviseur leren & ontwikkelen) vertellen hoe TintelTuin de wettelijke verplichting aangreep als kans om de pedagogische kwaliteit verder te verhogen.
Vanessa vertelt dat de pedagogisch medewerkers inspelen op de behoefte van de baby’s aan nabijheid en fysiek contact. ‘We volgen hun eigen ritme en kijken per baby wanneer zij behoefte hebben aan eten, slapen, bewegen, aanraking of troost.’
Ook is vorig jaar de laatste hand gelegd aan een nieuw pedagogisch inrichtingsbeleid, waarbij de groepen zo zijn ingericht dat baby’s veel ruimte krijgen om te bewegen, te ontdekken en zich te
Sinds dit jaar moeten pedagogisch medewerkers die werken met baby’s aanvullend zijn opgeleid tot babyspecialist. Voor veel kinderopvangorganisaties is het een uitdaging geweest om alle medewerkers op tijd bijgeschoold te krijgen. Zo ook voor TintelTuin. Met behulp van een eigen TintelTuin-babyspecialistenopleiding is dit gelukt.
Het aansluiten bij de individuele behoeften van de baby’s is een belangrijk uitgangspunt in het pedagogisch beleid van TintelTuin. Dat zie je terug in de babyspecialistenopleiding. Pedagogisch beleidsmedewerker/coach én babyspecialist- trainer Vanessa Smeets en ontwikkelen. Met pedagogisch medewerkers die heel nabij zijn. Vanessa: ‘In de groep zitten zij zo veel mogelijk op één plek, dicht bij de kinderen. Meestal is dat laag bij de grond, zo zien de baby’s dat er een veilige haven is op het moment dat ze steun nodig hebben.’
Eigen opleiding
Vanuit haar duidelijke visie op babyopvang startte TintelTuin een zoektocht naar een geschikte babyspecialistenopleiding voor de pedagogisch medewerkers. De Kinderopvang Academie bood een mooie oplossing: een babyspecialistenopleiding die je kunt aanvullen met je eigen visie.
‘In dat kader pleit ik al jaren voor uitbreiding van het bevallingsverlof, voor verruiming van de mogelijkheden tot parttime werk voor (beide!) ouders van jonge kinderen en voor strengere eisen aan de kwaliteit van de kinderopvang voor baby’s.’ Het zijn woorden van hoogleraar Marianne Riksen-Walraven, tijdens haar oratie uitgesproken.
Wie kent ze niet: de vier basispijlers van Riksen-Walraven. Sinds het akkoord innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK) in 2019 wettelijk werd vastgelegd, zijn ze onderdeel van ons dagelijks werk. Het IKK-akkoord moest de kwaliteit op de groep verbeteren.
Sinds 2016 zijn we daarmee bezig: de inzet van pedagogisch coaches, 3F-niveau voor medewerkers in de dagopvang, scholing voor babyspecialisten, twee vaste gezichten voor de baby, een aangescherpte beroepskracht-kindratio (bkr) voor baby’s. Alles om de opvang te verbeteren. Maar werkt het ook echt?
De Telegraaf
n april 2022 publiceerde SEO een evaluatie van de wet IKK in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Opvallend is dat sommige maatregelen, zoals het vaste gezichtenbeleid, de aanvullende opleiding voor babyspecialisten en het taalniveau 3F, niet eens goed geëvalueerd konden worden. Wél duidelijk werden de nadelen: meer regels, hogere werkdruk, personeelstekorten en een stijgende administratieve last. De kinderopvang wordt er log en stroperig van.
‘Als wij als managementteam nou nadenken over de strategie, dan kunnen jullie je bezighouden met de posters en de flyers.’ De plaats van marketingcommunicatie in een notendop bij een van mijn opdrachtgevers. Het is realiteit in veel organisaties, binnen en buiten de kinderopvang.
Is het logisch om marketingcommunicatie (marcom) alleen een uitvoerende rol binnen je organisatie te geven? Of verdient het een meer strategische plek? Bij mijn opdrachtgever waren ze er wel uit. Het werkte niet meer, er was frustratie alom. Bij de leden van het marcom-team, omdat zij vonden dat ze gereduceerd werden tot foldermakers en huisstijlpolitie. Terwijl ze zoveel kwaliteit in huis hadden. En zoveel ideeën om de organisatie succesvoller te maken.
En frustratie binnen de organisatie omdat ‘marcom altijd moeilijk doet als ik iets nodig heb. Ze willen altijd eerst drie stappen terug, terwijl ik nú vooruit moet.’ Herkenbaar? Dan heeft marcom binnen jouw organisatie misschien ook nog niet de beste plek gevonden om maximaal bij te dragen aan het behalen van je bedrijfsdoelstellingen.
In veel kindcentra werken kinderopvang en onderwijs steeds intensiever samen. Het doel is om kinderen een vloeiende overgang en doorlopende ontwikkelingslijn te bieden. In de praktijk wordt echter vaak gesproken over ‘niveauverschillen’ tussen kinderopvang en onderwijs. Maar het echte ontwikkelpunt gaat niet om niveauverschillen.
Waar het wél om gaat in de praktijk is de transformatie van monodisciplinair naar multidisciplinair werken. Wanneer je de term ‘niveauverschil’ als knelpunt in je organisatie voorbij hoort komen, herken dan dit dan als een momentum om te investeren in de ontwikkeling van nieuwe samenwerkingsvaardigheden van elke medewerker in het kindcentrum.
Traditioneel werkten kinderopvang en onderwijs elk binnen hun eigen vakgebied en met hun eigen doelen, methoden en processen. Dit noemen we een ‘monodisciplinaire’ benadering: pedagogisch medewerkers richten zich op de opvang en verzorging van jonge kinderen, terwijl leerkrachten zich richten op onderwijs en kennisoverdracht. In een kindcentrum, waar opvang en onderwijs elkaar overlappen, moeten deze disciplines echter samenwerken om tot een programma te komen om kinderen de beste ontwikkelingskansen te bieden. Dit betekent dat de focus verschuift van de eigen werkzaamheden naar deels gezamenlijke doelen en gedeelde verantwoordelijkheden.
In een tijd waarin schermen en binnenactiviteiten, veiligheid en hygiëne de overhand lijken te hebben in de opvoeding van kinderen, raakt een van de meest belangrijke vormen van ontwikkeling verder op de achtergrond: buitenspelen in de natuur.
Buitenspelen in een rijke natuuromgeving biedt kinderen niet alleen de kans om hun fysieke gezondheid te verbeteren, maar versterkt ook hun mentale welzijn. Ik zeg hier bewust ‘rijke natuuromgeving’. Dat is dus niet een kunstgrasveldje met dempende tegels en een schommel. Want dan ben je wel buiten, maar mis je de voordelen van echte natuur: modder, takken, zand, planten, bomen om in te klimmen, bosjes om een hut in te bouwen.
Pas in een rijke natuuromgeving krijgen kinderen die echte toegevoegde waarde in hun ontwikkeling. Maken we ons wel sterk genoeg voor de ontwikkelkansen van buitenspelen in de kinderopvang? Kunnen wij niet de opleider zijn van medewerkers, ouders en kinderen in het belang van rijke natuurbeleving?
Vieze handjes
Buitenspelen in de natuur heeft een positieve impact op de fysieke gezondheid van kinderen. In zo’n omgeving zijn kinderen vaker in beweging. Dat bevordert de motorische ontwikkeling en gezonde groei. Het zorgt ook voor de ontwikkeling van coördinatie en evenwicht. Een actief buitenspeelbeleid in rijke natuur brengt daarmee automatisch wat je anders met allerlei beweegprogramma’s probeert te bereiken.
Vier van de vijf baby’s vallen niet zelfstandig in slaap en/of drinkt niet uit de fles. Als je een baby een halfuur moet wiegen en een halfuur de fles moet geven, betekent dat je collega een uur alleen staat met de rest van de groep. Waar te beginnen met dit vraagstuk? Er lijkt veel aan de hand te zijn bij kinderen, bij gezinnen en de generaties XYZ.
Het onderwerp blijft in mijn hoofd hangen na een locatiebezoek en een gesprek met de manager. De hartenkreet van deze manager is: ‘Help ons, want mijn pedagogisch professionals kunnen andere pedagogische processen niet meer voldoende aandacht geven.’
Jonge startleeftijd
Ruim tien jaar geleden vond het eerste babyopvangcongres plaats. Voor het eerst is er een plek waar kennis, beleid en praktijk over de baby samenkomt. Kennis over de eerste duizend dagen, de neurologische ontwikkeling van de baby en de kwaliteit van de babyopvang. Ook de vergelijking met andere landen komt ter sprake. Zo bieden wij – bijna als enig land – babyopvang aan vanaf een hele jonge startleeftijd. Zelf heb ik baby’s vanaf 7 weken gespot. In andere landen is het vaak vanaf 1 jaar.
Verder is Nederland koploper deeltijdwerken en daarmee ook koploper deeltijdopvang. Kinderen komen verspreid over de week, en vaak niet in vaste groepen c.q. samenstellingen. Hoe vaak en wanneer de kinderen komen, is door ouders in te vullen (zolang er geen wachtlijsten zijn). Om een kind goed te leren kennen, moet je tijd en kwali-tijd (tijd om kwalitatief bezig te zijn) hebben. ‘Eendaagskinderen’ zijn voor professionals en de groep een uitdaging, want elke keer is het opnieuw wennen. Ook voor het kind.
Een toenemend fenomeen lijkt het wel. Met name op de babygroepen stellen ouders dwingende vragen aan pedagogisch medewerkers. Vragen die dan opkomen zijn: moeten de pedagogisch medewerkers bewapend worden? Hebben we een grotere taak in het geven van informatie voor de plaatsing? Hebben ouders meer begrenzing nodig? Moeten pedagogisch medewerkers zich aanpassen?
De eisen van ouders zijn legio. Van ‘Mijn baby moet gedragen worden in een draagdoek’ tot baby’s die niet willen slapen in een bed. Baby’s die niet willen drinken, want (nog) geen fles gewend. Baby’s die maar niet gewend raken op de groep, dus veel huilen. Baby’s die maar één dag per week naar de opvang komen en veel andere opvoedsituaties hebben. Van strakke slaap en voedingsschema’s tot voorgeschreven slaapschema’s ‘van de slaapcoach’.
Ga er maar aan staan
Pedagogisch medewerkers zien voor ‘de eisende ouder’ vooral een oplossing in éérder aangeven ‘hoe het werkt op een babygroep’. Zo krijgen ouders een realistische kijk op wat haalbaar is en kun je voorkomen dat kinderen – door een betere voorbereiding van de ouders zelf – niet kunnen slapen en niet kunnen eten binnen de kaders van de opvang. Want wat kinderen nodig hebben, staat niet altijd op één lijn met wat ouders denken dat kinderen nodig hebben.
Maar, als ik bij een random kinderopvang op de website kijk, dan zie ik toch behoorlijk vaak de term ‘kindvolgend’ voorbijkomen, júíst van toepassing op de babygroepen. Wat betekent kindvolgend in de ogen van ouders?
Staatssecretaris Nobel van SZW laat kostprijsonderzoek doen door SEO. In aanloop naar de stelselherziening van de kinderopvang moet er inzicht zijn in de kosten van de kinderopvang. Karen Strengers, voorzitter van de BMK, maakt zich, net als de andere branchepartijen, zorgen over hoe de kostprijs tot stand zal komen en hoe ermee gewerkt gaat worden.
De invoering van het nieuwe financieringsstelsel, waarbij 96 procent van de kosten van ouders tot aan de maximum uurprijs vergoed gaat worden, kan ongewenste effecten met zich meebrengen zoals forse prijsstijgingen. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) verkent daarom de mogelijkheden om excessieve prijsstijgingen tegen te gaan. Het is dus belangrijk dat er duidelijkheid komt over de werkelijke kosten van kinderopvang.
Maar die zijn niet zo simpel te berekenen volgens Karen Strengers van de Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang, BMK. Ze ziet risico’s. ‘Een uniform tarief voor het hele land kan een soort absolute waarde krijgen, terwijl het eigenlijk een gemiddelde is. Er wordt nu van bovenaf gekeken naar de kostprijs op basis van huisvesting, activiteiten, vervoer en organisatie binnen de productgroepen.’ ‘Maar hoe gaat er rekening gehouden worden met regionale verschillen in kosten van huisvesting, een lagere bezetting van kinderopvanggroepen op het platteland of locaties met veel of weinig dure babyopvang? Een pand huren in hartje Amsterdam is een ander verhaal dan een pand op het platteland. En zo zijn er veel factoren die een rol spelen. Ik zie echter ook de noodzaak om de tarieven van ouders niet excessief te laten stijgen.’
Daarnaast liggen er nog belangrijke vragen voorafgaand aan dit onderzoek: wat beschouw je als kwaliteit en hoe zie je kinderopvang? Is het meer dan een arbeidsmarktinstrument? Wat is dan de toegevoegde waarde en hoe zien we de maatschappelijke opdracht? Dat is belangrijk om te weten als je er een prijskaartje aan hangt.’
Parallel onderzoek nodig
Hoewel de sector volop meepraat in de klankbordgroep en focusgroepen, heeft Karen haar bedenkingen. ‘Het onderzoek blijft in essentie een cijfermatige analyse met verklarende factoren in plaats van een holistische benadering van kwaliteit. Het ministerie van SZW doet hard zijn best om de branche erbij te betrekken en naar ons te luisteren. Maar er is op het ministerie onvoldoende kennis aanwezig over de complexiteit van de bedrijfsvoering in de kinderopvang.’
In het voorjaar van 2024 heeft de afdeling wetenschap van Partou de pedagogische kwaliteit van vijftig babygroepen in kaart gebracht. De resultaten zijn vergelijkbaar met het landelijk beeld. De uitkomsten geven goede aanknopingspunten voor structurele kwaliteitsverbetering voor baby’s in de Nederlandse kinderopvang.
Partou investeert fors in kwaliteit. Een belangrijke vraag daarbij is altijd of bepaalde (wettelijk verplichte) investeringen zich uiten in een hogere pedagogische kwaliteit. Daarnaast zijn er andere belangrijke redenen voor de kwaliteitsmeting bij Partou, die met een willekeurige steekproef is uitgevoerd:
Sanne de Vet, projectleider vanuit de afdeling wetenschap, vertelt: ‘Pedagogische kwaliteit is geen statisch gegeven, en wat goed is, kan altijd beter. Zeker baby’s vormen een kwetsbare groep, zij maken in een korte tijd grote ontwikkelingen door. Je kunt door de kwaliteit van de opvang bijdragen aan de ontwikkeling en het welbevinden van kinderen. Maar om te verbeteren moet je echt weten op welke punten dat nodig en mogelijk is.’
Momenteel krijgt niet ieder kind vanzelfsprekend toegang tot de reguliere kinderopvang. Een toenemend aantal kinderen komt in de reguliere kinderopvang niet tot z’n recht, of valt zelfs uit. Inclusieve kinderopvang staat daarom bij veel gemeenten en organisaties steeds hoger op de agenda.
Huidige vormen van het kinderopvangaanbod sluiten niet altijd aan bij de (extra) behoeften van kinderen. Dit omdat ze een extra ondersteuningsbehoefte hebben of omdat de pedagogische omgeving (van zowel thuis als op de opvang) niet aansluit op wat een kind nodig heeft om mee te kunnen doen. Professionals ervaren handelingsverlegenheid in het werken met de diverse groepen kinderen. In de nieuwe handreiking ‘Op weg naar inclusieve kinderopvang’ van Sardes zijn actuele kennis en ervaringen gebundeld om, binnen de huidige kaders, een kinderopvangomgeving te creëren waar alle kinderen samen kunnen (op)groeien. In dit artikel nemen we je mee in de aanleiding voor de handreiking, de opzet en inhoud ervan en geven we een aantal concrete voorbeelden.
Aanleiding
Het ontbreekt in Nederland aan een landelijk kader en specifieke wetgeving voor inclusieve kinderopvang: kinderopvang waarin alle kinderen, ongeacht hun achtergrond, capaciteiten of beperkingen, samen kunnen opgroeien. Dat er urgentie is om kinderopvang toegankelijker te maken is zichtbaar doordat er op verschillende plekken in het land initiatieven ontstaan onder de noemer passende en/ of inclusieve kinderopvang. Sardes heeft informatie en ervaringen van veel van deze initiatieven gebundeld en verwerkt in de nieuwe handreiking. Deze biedt kinderopvangorganisaties, jeugdzorgorganisaties en gemeenten concrete handvatten om tot een inclusief kinderopvangaanbod te komen.
De babytijd wordt gezien als een sensitieve periode waarin kinderen op allerlei gebieden grote stappen maken in hun ontwikkeling. De interactie met hun omgeving is onmisbaar in deze fase. Maar dat is complexer dan gedacht, want kinderen leren door hun omgeving en de actiemogelijkheden daarin te exploreren.
Jonge baby’s exploreren door bijvoorbeeld hun handen voor hun gezicht te houden, wat ze informatie geeft over bijvoorbeeld beweging van hun handen en lichtval op hun gezicht. Iets oudere baby’s pakken objecten en verkennen deze door ze in hun mond te stoppen, te draaien en te voelen, waardoor ze leren over aspecten zoals textuur en grootte die medebepalen of je iets kan pakken. Kinderen exploreren ook door objecten te combineren. Zo ontdekken ze bijvoorbeeld hoe je geluid kunt maken als je twee harde blokken tegen elkaar slaat, maar niet als je iets zachts tegen de vloer slaat. Of dat een groot blok wel past in een grote bak, maar niet in een kleine. Deze actiemogelijkheden veranderen voortdurend, deels omdat de fysieke en sociale omgeving verandert, deels omdat het kind zelf verandert en nieuwe vaardigheden leert. Zo ziet een kind dat loopt de omgeving anders dan een kind dat kruipt.
Taal en exploratie
Onderzoeken laten zien dat exploratie van baby’s samenhangt met de ontwikkeling in verschillende andere gebieden, zoals visuele aandacht, ruimtelijke vaardigheden, sociaal-emotionele ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling en taalontwikkeling. Het leren van taal is een van de belangrijkste ontwikkelingen voor jonge kinderen. Het leren van de eerste woorden lijkt misschien simpel. Een kind ziet een beker en hoort het woord ‘beker’. Dat gebeurt dagelijks, waardoor het kind de link legt tussen het object en het woord. Maar in de praktijk is het niet zo simpel. Het kind loopt door de kamer en ziet op de tafel een beker, een bord, wat speelgoed en een vaas staan. Vervolgens zegt een opvoeder: ‘Waar is je beker? Oh, daar is je beker! Pak je beker even.’ Maar het leggen van de link tussen het woord en het object is niet zo eenvoudig. Onderzoeken waarbij kinderen een tijdje camera’s op hun hoofd krijgen, laten zien dat kinderen vaak veel dingen tegelijk waarnemen als ze naar een ruimte kijken. Hoe krijgen ze dan de focus die ze nodig hebben om taal te leren en de link te kunnen leggen tussen woorden en objecten? Het antwoord hierop is wellicht exploratie. Kinderen verkennen hun omgeving, pakken dingen op en manipuleren ze. Terwijl ze verkennen, brengen ze objecten dichter naar hun gezicht en zorgen ervoor dat die objecten dominant zijn in hun gezichtsveld. Als het object op dat moment benoemd wordt, is het makkelijker om het woord te koppelen aan het object. Onderzoek laat zien dat dit proces inderdaad zo werkt. Wat betekent dit voor de kinderopvang?
In Nederland worden baby’s opgevangen in verticale en horizontale groepen. Wat betekenen deze verschillende groepen voor de kwaliteit van babyopvang? Het Expertisecentrum Kinderopvang heeft het uitgezocht op basis van observaties met het zelfevaluatie-instrument Pedagogische praktijk in Beeld (PiB).
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang over het algemeen voldoende tot goed is, maar er verbeterpunten en verschillen zijn tussen opvang aan de jongste en oudere kinderen. Over het algemeen wordt de toegevoegde waarde van kinderopvang vanaf de peuter leeftijd wel erkend, over babyopvang wordt vaker twijfel uitgesproken.
In 2020 heeft de landelijke kwaliteitsmonitor kinderopvang (LKK) verklarende analyses gedaan naar de babyopvang in Nederland.1 Daarbij is gekeken naar zowel verticale als horizontale groepen. In een verticale groep worden kinderen met een leeftijdsverschil van meer dan 24 maanden samen opgevangen (0-4 jaar). In een horizontale groep is het leeftijdsverschil tussen de kinderen minder dan 24 maanden (0-2 jaar).
De onderzoekers concluderen dat de pedagogische kwaliteit op alle aspecten hoger is in horizontale babygroepen. Dit geldt zowel voor de emotionele als de educatieve kwaliteit. Ook de inrichting van de ruimte en het taalgebruik zijn hier vaak beter. In verticale groepen is het aanbod van materialen en activiteiten voor baby’s vaak minder goed. Baby's in verticale groepen ervaren een lagere emotionele en educatieve proceskwaliteit.
Een plek waar pedagogisch medewerkers, docenten en studenten creatieve en uitdagende digitale spelactiviteiten voor kinderen van 2 tot 12 jaar kunnen vinden. Dat is het DigiDoePlein.nl. De website biedt uitgewerkte ideeën die leuk zijn om te doen én bijdragen aan de cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling en digitale geletterdheid van kinderen.
Monique Mattheijer (KION kinderopvang) en Bart Dekker (ROC Nijmegen) zijn als digicoaches verbonden aan het DigiDoeplein. Digicoaches zijn docenten of pedagogisch coaches die naast hun functie studenten of pedagogisch medewerkers begeleiden bij de inzet van digitaal spelmateriaal in de kinderopvang. Zij bedachten en beheren het DigiDoePlein.
Monique werkt als pedagogisch coach kindontwikkeling bij KION en Bart is projectleider burgerschap en brede vorming bij ROC Nijmegen. Samen met de HAN vormen KION en het roc het innovatienetwerk KEI. Het DigiDoePlein is een initiatief binnen het project ICT in de Kinderopvang, een van de drie projecten van KEI. Zij werken daarin samen met het Ixperium Centre of Expertise. Ik praat met Monique en Bart over verantwoord digitaal spelmateriaal van kinderen.
Digitale ontdekkers
Monique: ‘Digitale spelmaterialen worden steeds populairder, maar er is nog weinig bekend over hoe je deze goed kunt inzetten in de kinderopvang. Veel materialen bestaan uit kant-en-klare pakketten en dat is juist niet onze insteek. Wij willen kinderen actief en creatief laten omgaan met digitale middelen, waarbij ze samen ontdekken, onderzoeken en oplossingen bedenken.’