Kindermishandeling tijdens de eerste lockdown

Kindermishandeling tijdens de eerste lockdown

Gratis

Omschrijving

In het voorjaar van 2020 zijn als onderdeel van de maatregelen om de verspreiding van het Coronavirus in te perken gedurende een periode van 3 maanden kinderopvang en scholen (gedeeltelijk) gesloten. Deze periode werd ook wel de “intelligente lockdown” genoemd. Hoewel de maatregelen noodzakelijk waren om de verspreiding van het virus tegen te gaan, waren er  tegelijkertijd zorgen  dat  deze  maatregelen  in  sommige  gezinnen  tot  onveilige thuissituaties zouden hebben geleid. De huidige studie heeft als doel inzicht te krijgen in eventuele veranderingen in (onveilige) thuissituaties van kinderen tijdens de lockdown. Er wordt een schatting gemaakt van het totaal aantal kinderen dat in Nederland tijdens deze periode slachtoffer is geweest van kindermishandeling. Ook wordt er gekeken of dit aantal tijdens de lockdown hoger was in vergelijking met een periode zonder lockdown. Ten slotte wordt  onderzocht  welke  risicofactoren  een rol  spelen  bij kindermishandeling  tijdens  de lockdown. 


Methode
Het huidige onderzoek heeft gebruik gemaakt van de methodiek van de eerdere Nationale Prevalentiestudies Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen (NPM-2005, NPM-2010, NPM- 2017). Professionals werkzaam in de kinderopvang en het onderwijs zijn gevraagd om deel te nemen aan de studie als informant. In totaal hebben 444 informanten deelgenomen aan de studie. Informanten zijn gevraagd om een digitaal toestemmings- en deelnameformulier in te vullen. Hierin werd gevraagd hoeveel kinderen zij tijdens de sluiting van de scholen en kinderopvang uit het oog verloren waren, om hoeveel van deze kinderen zij zich zorgen maakten, en voor hoeveel kinderen zij tijdens de eerste lockdown (tussen 16 maart 2020 en 16 juni 2020) een vermoeden hadden van kindermishandeling. Ook werd gevraagd voor elk vermoeden van mishandeling een digitaal registratieformulier in te vullen met vragen over het vermoeden van mishandeling en over achtergrondkenmerken van de kinderen en de gezinnen. Alle door informanten gerapporteerde vermoedens zijn vervolgens gecodeerd door getrainde codeurs. Hierbij werd nagegaan of de gerapporteerde vermoedens beschouwd konden worden als één of meer typen kindermishandeling. Op basis van de gecodeerde kindermishandeling is uiteindelijk een schatting gemaakt van het totaal aantal kinderen dat tijdens de lockdown slachtoffer is geweest van kindermishandeling.

Resultaten
Op basis van de informantenrapportages wordt geschat dat bijna 40.000 kinderen, oftewel 14 per  1.000  kinderen, mishandeling  meegemaakt  zouden hebben  tijdens  de  lockdown  in Nederland (schatting: 39.385, 95% betrouwbaarheidsinterval [BI]: 24.533 - 54.237, oftewel 8 - 19 per 1.000 kinderen). De schatting tijdens de lockdown ligt significant hoger dan de schatting over een periode van drie maanden zonder lockdown gerapporteerd door dezelfde informantengroepen  in  2017. Daarnaast  hebben  informanten  aangegeven  voor  meer kinderen een vermoeden van kindermishandeling te hebben gehad dan het aantal kinderen waarvoor  zij  daadwerkelijk  een  formulier  hebben  ingevuld  (waar  de  schatting  op  is gebaseerd). Dit duidt erop dat er waarschijnlijk eerder sprake is van een onderschatting dan een overschatting van het daadwerkelijke aantal slachtoffers tijdens de eerste lockdown. 
Het patroon van het voorkomen van de verschillende typen mishandeling was gelijk aan het patroon dat in eerdere jaren werd gevonden. Emotionele verwaarlozing – waaronder verwaarlozing van het onderwijs en het getuige zijn van huiselijk geweld  – is de meest gerapporteerde  vorm  van  mishandeling,  gevolgd  door  fysieke  verwaarlozing,  daarna emotionele mishandeling, fysieke mishandeling en tot slot andere vormen van mishandeling. Seksueel misbruik is niet gerapporteerd door informanten in de huidige studie. Wanneer het voorkomen van de verschillende typen mishandeling tijdens de lockdown wordt vergeleken met gegevens uit de NPM-2017 dan blijkt er enkel voor emotionele verwaarlozing sprake te zijn van een significante toename. 
Slechts 8,6% van de gerapporteerde vermoedens betrof een vermoeden dat volgens de informanten is ontstaan tijdens de lockdown. In de helft van de vermoedens bleek het vermoeden ook voor de lockdown al te bestaan, maar tijdens de lockdown te zijn verergerd. Daarnaast  bleken  er  kinderen  te  zijn  over  wie de  informanten  geen  vermoeden  van kindermishandeling hadden, maar bij wie zij zich wel zorgen maakten om de thuissituatie nadat zij door de lockdown uit het oog verloren waren. Op basis van de rapportages van de informanten over deze kinderen schatten we dat het bijna 19.000 kinderen betreft, oftewel 6 per 1.000 kinderen in Nederland (schatting: 18.922, 95% BI: 8.078 - 29.766, oftewel 4 - 9 op de 1.000 kinderen).