Exploring childcare spaces

Exploring childcare spaces

Ine van Liempd | 2018 | 978-90-393-7056-8
Gratis

Omschrijving

Young children’s exploration of the indoor play space in center-based childcare

Uit de Nederlandse samenvatting:

Een jong kind dat voor de eerste keer in een kinderdagverblijf komt, belandt in een omgeving die heel anders is dan thuis. De ruimte is groter, er staat ander meubilair, er zijn speciale speelplekken en er zijn onbekende kinderen en volwassenen. Het kinderdagverblijf is, in sociaal en ruimtelijk opzicht, een bijzondere omgeving, die het kind zowel nieuwe kansen als uitdagingen biedt: kansen voor interactie met leeftijdgenootjes en voor het verkennen van een nieuwe omgeving, en uitdagingen, omdat deze omgeving nog niet vertrouwd is én met anderen moet worden gedeeld.
Wereldwijd groeit het aantal jonge kinderen dat in de eerste levensjaren een kinderdagverblijf of voorschool bezoekt. Daarmee wordt de vraag steeds belangrijker of de kwaliteit van kinderopvangvoorzieningen voldoende is en bijdraagt aan het welzijn en de ontwikkeling van kinderen.

Onderzoek naar de kwaliteit en effecten van kinderopvang op het gedrag en de ontwikkeling van kinderen richt zich meestal op de emotionele en educatieve kwaliteit van de interactie van kinderen met leeftijdgenoten en pedagogisch medewerkers, en op persoons gerelateerde structurele kenmerken zoals de beroepskracht-kind ratio, groepsgrootte en scholing van medewerkers. Onderzoek naar de relatie tussen de ruimtelijke omgeving van kindercentra en gedrag en ontwikkeling van kinderen is schaars. Hoewel de ruimtelijke indeling, het beschikbare oppervlak en de aanwezigheid van spelmateriaal vaak wel onderdeel uitmaken van meetinstrumenten die de algemene kinderopvangkwaliteit beoordelen, is het aantal studies dat specifiek onderzocht heeft hoe deze kenmerken van invloed zijn op het gedrag en de ontwikkeling van kinderen beperkt. Ondertussen groeit het bewustzijn dat de fysieke omgeving een cruciale rol speelt in de cognitieve en sociale ontwikkeling van kinderen. Volgens de theorie van embodied cognition (belichaamde kennis), is kennisverwerving geworteld in hier-en-nu ervaringen. Een kind leert en ontwikkelt nieuwe vaardigheden door zelfgeïnitieerde interacties met zijn of haar omgeving, interacties die herhaald, uitgebreid en verfijnd worden, en die we in dit onderzoek exploratie noemen.

Exploratie

Exploratie speelt een sleutelrol in de ontwikkeling van kinderen. Kinderen verzamelen informatie en leren nieuwe vaardigheden door middel van exploratie. Ze gebruiken hun sensomotorische competenties om hun sociale en fysieke omgeving waar te nemen en erop te reageren. Door de omgeving te onderzoeken en te ervaren hoe je objecten kunt manipuleren, ontdekt een kind nieuwe handelingsmogelijkheden en ontwikkelt complexere vaardigheden. Als kinderen zich zelfstandig gaan voortbewegen nemen hun exploratiemogelijkheden toe: hun actieradius vergroot zich, objecten die eerst nog ver weg of te hoog waren worden waarneembaar en komen binnen handbereik. Dat leidt ook tot meer sociale betrokkenheid: je kunt niet alleen zien wat een ander doet, maar ook naar de plek gaan waar die ander zich bevindt, een voorwerp bekijken vanuit het perspectief van de ander, de ander imiteren of samen de gebruiksmogelijkheden van het object onderzoeken.

Exploratie wordt vaak omschreven als een doelgerichte activiteit, waarbij het doel is om informatie te verzamelen over een voorwerp of situatie. Onderzoek laat zien dat exploratie bij jonge kinderen vaak ‘per ongeluk’ begint. Een baby raakt spontaan een voorwerp aan en veroorzaakt daarmee een geluid of een beweging. Dit effect zal het kind vervolgens opzettelijk proberen te herhalen, en als dat lukt, onderzoeken wat er nog meer mogelijk is. De bal, die na een zacht tikje wegrolde, rolt sneller en verder weg als je een hardere duw geeft, en nog sneller als je hem van een glijbaan laat rollen. Door te reageren op hun omgeving ontdekken kinderen dat er een relatie is tussen hun eigen gedrag en de veranderingen in de omgeving die door dit gedrag veroorzaakt worden. Andersom beïnvloeden veranderingen in de omgeving het gedrag. In een onderzoek waarbij jonge kinderen over een ongelijke vloer moesten lopen, bleken kinderen hun loopgedrag steeds zo aan te passen dat ze overeind bleven, wat erop duidt dat kinderen hun perceptie direct in actie omzetten. Door dergelijke ervaringen vergaren ze tegelijkertijd kennis over de ruimtelijke omgeving én over hun eigen competenties. Studies naar exploratief gedrag bij jonge kinderen richten zich meestal op het gebruik van spelmateriaal. Het aantal studies naar exploratie van de ruimte is beperkt, en ze vonden meestal plaats in laboratoria of bij kinderen thuis. Hoe kinderen in kinderdagverblijven de speelruimte exploreren en gebruiken is nauwelijks onderzocht.

Deze dissertatie

Dit proefschrift beschrijft de resultaten van een onderzoek naar de relatie tussen ruimtelijke kenmerken van de binnenspeelruimte in het kinderdagverblijf en exploratief en sociaal gedrag van kinderen.

Voor dit onderzoek is een nieuw observatie-instrument ontwikkeld, geïnspireerd door de theorie van embodied cognition en gebaseerd op het concept van affordanties. Het affordantie-concept, ontwikkeld door James en Eleanor Gibson, houdt in dat een object of een ruimte gebruiksmogelijkheden biedt die gerelateerd zijn aan de mogelijkheden van een persoon om ze waar te nemen en ze daadwerkelijk fysiek te gebruiken. Een stoel biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid er op te zitten, hem te verplaatsen of eronder te kruipen, maar wat je ermee kunt doen hangt niet alleen af van de vorm, afmeting en gewicht van de stoel maar ook van de gebruiker. Een baby kan niet zelfstandig op de stoel gaan zitten, maar er wel onder kruipen, terwijl een volwassene juist dat laatste niet kan. In de hoofdstudie in dit proefschrift is het affordantie-concept gebruikt om het exploratiegedrag van kinderen in het kinderdagverblijf te onderzoeken.