6 Ouderbetrokkenheid
20 Hoe neem je ouders mee in de wereld van de digitale media?
30 Omgaan met boze ouders in de kinderopvang
33 Cultuursensitief werken met ouders
42 Opvoeden kun je het beste samendoen
46 Jonge kinderen voelen de impact van de scheiding
En verder:
8 Voorlezen en de deur openzetten
10 Lastige gesprekken met ouders
14 Kinderboeken
16 Risicovol Spelen? Ja graag, zeggen ouders
23 Ouderbetrokkenheid
26 BOinK
28 Okiddo voor 0 t/m 4 jaar: Lezen met alle zintuigen!
38 Okiddo voor 4 t/m 12 jaar: Op safari!
40 Leespluim
50 Ouders adviseren over meertaligheid
52 Muziekcolumn: Papa Gaai ging fietsen
54 Vakliteratuur
56 Zorgen bespreken met ouders
58 Oudergericht adviseren
63 De onzichtbare koffer
71 Activiteiten voor Oekraïners
74 De kinderopvang als ontmoetingsplek voor ouders…
85 Vaders echt horen, maakt alle verschil
90 Steun en begeleiding
93 Podcasttips
94 Volgende keer & Colofon
In 2023 is er vanuit Impuls Kinderopvang, stichting De Regenboog, HVO Querido en Leger des Heils in Amsterdam het initiatief genomen activiteiten op touw te zetten voor Oekraïense ouders en kinderen. We zijn nu ruim een jaar verder en het is een groot succes, er is veel animo voor de activiteiten met veelal een cultureel karakter.
Tijdens de activiteiten kunnen Oekraïense vluchtelingen zich een paar uur ontspannen en weer opladen. Ook draagt het bij aan een betere ouder-kindrelatie. In dit artikel vertellen verschillende betrokkenen bevlogen hierover: Mari Özkaya
(vanuit Impuls de drijvende kracht achter de activiteiten), Raimond Zomerdijk (locatiemanager van de Riekerhof waar 450 Oekraïners worden opgevangen), Karin van der Schaaf (locatiemanager van Hotel Kings Court, waar 230 Oekraïense mensen wonen), José van den Berg (beleidsadviseur Stadsdeel West en projectmanager stadsdelen voor migratie, asiel en ongedocumenteerden) en Jochem Rijker (begeleider vanuit het WOW-hostel).
Glimlach
In 2022, toen de oorlog uitbrak in Oekraïne, wilde Otto J. Heijst, directeur-bestuurder van Impuls, kijken hoe de organisatie een bijdrage kon leveren aan de moeilijke situatie van de kinderen van Oekraïense vluchtelingen, met de ambitie bij deze kinderen af en toe een glimlach op het gezicht te brengen. Een aantal sponsoren, leveranciers van Impuls, toonden zich bereid financieel bij te dragen.
Medewerkster Mari Özkaya meldde zich vervolgens aan om hierover mee te denken, en deed binnen de kortste keren het organisatiewerk. Met haar enthousiasme, flexibiliteit en aanleg voor samenwerken is zij de uitgelezen persoon daarvoor. Bovendien heeft ze relevante werkervaring opgedaan op de voorschool van het AZC, waar ze ook de oudercontacten deed. ‘Ik heb veel gedaan met kwetsbare kinderen en ouderbetrokkenheid. En ik heb gezien hoeveel ik kan betekenen door samen sterk te staan. Daar ligt mijn hart’, vertelt Mari.
Activiteiten
Mari is destijds gestart in het WOW-hostel in Bos en Lommer. Vervolgens kwamen er twee opvanglocaties in Nieuw West: de Riekerhof en Kings Court Hotel. Ze is ook daar meteen gaan kennismaken met de locatiemanagers met de intentie daar activiteiten te organiseren. En dat is gelukt.
Hoe we naar ouders kijken en hen beoordelen, klinkt door in hoe we ouders bejegenen. Het zit verborgen in onze uitspraken, reacties en ons handelen. Die verborgen boodschappen zijn vaak heel subtiel en onbewust. Toch kunnen kleine opmerkingen die we maken of vragen die we stellen een ouder het gevoel van uitsluiting geven. Hoe kunnen we zorgen voor meer diversiteit, gelijkwaardigheid en inclusie in de kinderopvang?
'Waar komen jullie vandaan?’ is vaak de eerste vraag die ouders met een migratieachtergrond krijgen. Het is een goedbedoelde vraag die uit interesse wordt gesteld. Wanneer ouders antwoorden, roept het vaak associaties op die een gelijkwaardig contact in de weg kunnen staan. ‘Uit Culemborg, een ecowijk’, antwoord ik dan. ‘Nee, ik bedoel waar kom je oorspronkelijk vandaan? Je voorouders?’ Ik weet waar ze op doelt.
‘Mijn moeder komt uit Den Haag en mijn vader komt uit Teheran.’ ‘Oh, Iran! Daar is toch een burgeroorlog? Ik zag op het nieuws, die hoofddoekenkwestie. Is je vader gevlucht? Wat spreek jij goed Nederlands!’
Meer afstand
Degene die de vraag stelde, heeft zich een beeld gevormd op basis van wat er in het nieuws is geweest. Ik word meteen in verband gebracht met de politieke situatie. Ze heeft daarbij ook aangenomen dat Nederlands mijn tweede taal is, terwijl dat niet zo is. Met dit eerste contact en deze eerste vragen, merk ik dat er een beeld over mij is gevormd dat niet strookt met mijn verhaal en geschiedenis, en dat er ook geen interesse meer is voor wie ik nog meer ben. Ondanks dat ik weet dat de vraag vanuit interesse is gesteld, voel ik meer afstand dan ervoor.
Maar welke vragen kun je dan stellen?! Hoe toon je interesse in ouders zonder te vervallen in vooroordelen en aannames? Wanneer werk je cultuursensitief? Hoe zorg je voor goede communicatie en afstemming met anderstalige ouders? Hoe zorg je voor gelijkwaardig contact en een goede samenwerking met ouders?
Verborgen boodschappen
Anderstalige ouders voelen zich vaak als achterstandsmensen behandeld, weten we uit onderzoek. (Broekhuizen, et al, 2019). We denken doorgaans in Nederland over het opgroeien met een andere taal dan het Nederlands als een ‘tekort’ of ‘achterstand’. Iets dat zo snel mogelijk ‘ingehaald’ moet worden, omdat daardoor achterstand op het PO ontstaat. Uiteraard is een goede basis in het Nederlands van groot belang aan het begin van de basisschool, maar dit ‘deficit-denken’ of ‘denken in tekorten’ doet geen recht aan de (veer-) kracht van ouders: hun levens- en werkervaring, ideeën over opvoeding, waarden en normen, steun aan het geloof, (succes-)verhalen, hun taal en cultuur, en/of hun inzet in de buurt.
Voortdurend naar hen verwijzen in termen van ‘achterstand’ en ‘kwetsbaarheid’ doet mensen wezenlijk tekort (Ana del Barrio Saiz, BBMP, 2020).
Welke andere basishouding kunnen we onszelf dan leren aanmeten? In plaats van een basisgedachte uitgaand van tekorten, achterstanden en verborgen (of minder verborgen) oordelen, moeten we toe naar een basis van gelijkwaardigheid.
De kinderopvang is soms de enige plek waar gezinnen andere gezinnen uit de buurt geregeld tegenkomen. Hoe kun je als kinderopvangorganisatie een waardevolle ontmoetingsplek zijn voor deze ouders? Dr. Naomi Geens deed hier samen met een team van onderzoekers, praktijkwerkers en gezinnen uitvoering onderzoek naar.
Voor ouders zijn zowel kortstondige contacten met onbekenden in de nabije omgeving als duurzame relaties met familie, vrienden, kennissen (en de vele vormen daartussenin) een must in hun leven met jonge kinderen. Dat het een must is, wil echter niet zeggen dat ouders die contacten ook vinden. Door bijvoorbeeld verhuizingen en de grote diversiteit in steden is dit tegenwoordig minder vanzelfsprekend.
De ongeschreven regels die ontmoetingen kunnen belemmeren
Uit gesprekken en observaties met ouders blijkt dat elkaar tegenkomen niet hetzelfde is als elkaar ontmoeten. Zelfs bij initiatieven waar de koffie voor ouders klaarstaat, vindt niet elke ouder de sociale contacten die hij zoekt. Hoe komt dat? We stellen vast dat bepaalde scripts de dagelijkse werking doorkruisen. Scripts zijn ongeschreven regels die zowel via woorden als lichaamstaal worden doorgegeven. Die regels schrijven impliciet en expliciet voor hoe de ruimte, een voorziening kan en mag gebruikt worden. Vergelijk het met een scenario voor een film of toneelstuk: er is ruimte voor improvisatie, maar iedereen kent wel zijn tekst. Overal waar mensen komen, gelden bepaalde gedragscodes die het sociale verkeer regelen. Dat is zo in kinderdagverblijven, maar evenzeer op school, in de tram of bus, in de bibliotheek of een restaurant, of gewoon op straat. Wanneer we ergens voor het eerst komen, ‘lezen’ we onze nieuwe omgeving. We proberen te ontdekken wat de gang van zaken is. Wat er van ons wordt verwacht en wat wij van de ander kunnen verwachten. In voorzieningen voor jonge kinderen is dat niet anders. Ouders lezen het script en gaan erin mee (of maken er hun eigen variatie op).
Terwijl in een bibliotheek meestal expliciet staat aangegeven dat we er stil moeten zijn, is de regel dat we in een restaurant niet zomaar de keuken binnenwandelen of zelf ons glas inschenken achter de bar een ongeschreven regel. Hoe zijn we die scripts dan op het spoor gekomen als ze nergens opgeschreven staan? Vele uren observeren wat ouders doen als ze in het kinderdagverblijf zijn, hoe ze de ruimte gebruiken, en wat het team ondertussen zegt en doet, gaf ons inzage in de scripts die meebepalen hoe gezinnen aanwezig kunnen en mogen zijn. Aan de hand van enkele voorbeelden van scripts illustreren we hierna hoe de dagelijkse gang van zaken sociale contacten tussen ouders in het kinderdagverblijf onbewust en onbedoeld kan belemmeren.
Getraumatiseerde kinderen hebben vaak moeite met leren, met het reguleren van hun emoties en hun gedrag, en met vertrouwen in zichzelf en anderen. Doordat ze dagelijks te maken hebben (gehad) met onveilige of zeer stressvolle omstandigheden, zijn hun hersenen gericht op overleven in een bedreigende omgeving. Het gedrag van deze kinderen is voor pedagogisch professionals en leerkrachten vaak moeilijk te begrijpen, wat kan leiden tot gevoelens van machteloosheid en frustratie.
Door de ervaringen die een kind in zijn leven opdoet, vormt hij onbewust overtuigingen en verwachtingen over zichzelf, de ander en de wereld om hem heen. Een kind dat opgroeit bij ouders die goed voor hem zorgen, hem troosten als hij verdrietig is en samen met hem lachen als hij ergens plezier in heeft, zal bijvoorbeeld gaan geloven dat hij de moeite waard is, dat het fijn is om met anderen samen te zijn en dat anderen voor hem zorgen en om hem geven. Deze overtuigingen en verwachtingen zijn de bouwstenen van zijn gedrag. Als een kind op jonge leeftijd in onveilige omstandigheden opgroeit, leert hij bijvoorbeeld dat hij niet de moeite waard is, dat anderen hem pijn doen of dat de wereld vol gevaren is. Ook heel jonge kinderen, die nog niet over taal beschikken, vormen dit soort overtuigingen al.
Thomas is vier jaar oud. Hij is in de eerste jaren van zijn leven bij zijn drugsverslaafde ouders opgegroeid. Door negatieve en verwarrende ervaringen is hij gaan geloven dat hij niet de moeite waard is en dat hij een rotkind is. Wanneer anderen boos op hem reageren, reageert hij feller dan passend bij de situatie waardoor situaties vaak escaleren. Hierdoor worden onbedoeld zijn overtuigingen vaak bevestigd. Alle kinderen ontwikkelen in hun vroege jeugd bepaalde overtuigingen en verwachtingen, die ze in een onzichtbare koffer overal mee naar toe nemen. Van de ene situatie naar de andere situatie, door alle leeftijdsfasen heen, en dus ook naar school. Bij getraumatiseerde kinderen is de koffer vooral gevuld met negatieve overtuigingen en verwachtingen. Het lastige van een onzichtbare koffer is dat de inhoud niet meteen te zien is. Het is belangrijk om je te realiseren dat de koffer al gevuld is voordat een kind naar school en bso gaat. De overtuigingen die een kind over jou heeft, zijn gebaseerd op wat hij al veel eerder in zijn leven heeft ervaren.
Alle tijd die kinderen doorbrengen voor een scherm gaat ten koste van interactie, beweging, spel, slaap en ga zo maar door. Genoeg redenen om als kinderopvangorganisatie het mediagebruik op het kinderdagverblijf en de bso zoveel
mogelijk te minimaliseren en zo enige balans te creëren. Op het oog een prima aanpak, maar naast de tijd die een kind doorbrengt voor een scherm, gaat het ook om het wat en hoe op het gebied van mediagebruik. Juist op dat vlak kun je als pedagogisch medewerker bijdragen aan mediaopvoeding, samen met ouders.
Dat kinderen opgroeien in een wereld vol media is inmiddels wel duidelijk. Uit het jaarlijks Iene Miene Media Onderzoek (Netwerk Mediawijsheid (2012–2024) blijkt dat kinderen de afgelopen jaren niet alleen op steeds jongere leeftijd beginnen met mediagebruik, maar ook steeds langer media gebruiken en steeds vaker alleen. Op latere leeftijd wordt het mediagebruik alleen nog maar meer.
Bijdragen aan mediaopvoeding
Hoewel ouders verantwoordelijk zijn voor de mediaopvoeding, kun je als pedagogisch medewerker ouders erbij ondersteunen. En nee, dat gaat niet met een vingertje of dwingend advies (‘Ik zie dat je kind met een scherm binnenkomt, dat is niet goed hoor’), maar eerder door het geven van een goed voorbeeld van bewust (digitaal) mediagebruik, het voeren van gesprekken met kinderen en het uitdagen om niet alleen te consumeren, maar ook te produceren. Wat kun je als pedagogisch professional doen?
Zorgen voor een gevarieerd aanbod
Laat ouders zien wat mogelijk is, door ruimte te bieden voor gebruik van verschillende digitale media (scherm, maar ook podcasts en games waarbij flink bewogen moet worden). Zo komen kinderen in aanraking met een rijk aanbod aan (digitale) verhalen passend bij de ontwikkeling waarmee ze thuis misschien niet in aanraking komen.
Breng kinderen in beweging
Duik ook eens in het aanbod aan digitale media dat vooral geschikt is voor gebruik op de groep of met een groep kinderen. Denk bijvoorbeeld aan beweegvloeren van Springlab of interactieve speeltoestellen voor buiten (IJslander). Daarmee zorg je niet alleen voor een andere kijk op digitale media (of dit kan ook), maar breng je kinderen ook letterlijk meer in beweging.
Toon interesse
Blijf betrokken bij wat kinderen thuis met digitale media doen, wat ze leuk en interessant vinden en haak daarbij aan. Je hoeft op de groep geen vlogs te bekijken, maar het is goed om te weten wat kinderen doen (Kijken ze vooral vlogs? Wie volgen ze? Welke game is populair? Welke sporten doe ze?). Vertel over een game waar je niet verder komt en praat met de kinderen over mogelijke oplossingen.
Per jaar krijgen ongeveer 86.000 thuiswonende kinderen te horen dat hun ouders uit elkaar gaan. In 2019 waren dat 9.890 kinderen tussen de 0 en 4 jaar. Hoe zorgen we ervoor dat ook deze kinderen de juiste steun krijgen?
We weten uit het programma van Kansrijke Start dat de eerste 1000 dagen van een kind heel erg belangrijk zijn. Wist je dat de omgeving waarin je opgroeit vanaf 10 maanden vóór de geboorte tot ongeveer 2 jaar bepaalt welke kansen je later hebt? En wat als ouders nou net in die periode gaan scheiden? In 2019 gaf het CBS aan dat kinderen van 2 tot 7 jaar relatief het vaakst een scheiding meemaken. Uit de persoonlijke ervaringen van jongeren bij Villa Pinedo weten
we dat een scheiding vaak al eerder begint dan het moment waarop ouders officieel gescheiden zijn en dus mogelijk gepaard kan gaan met een stressvolle thuissituatie, of ouders die tijdelijk emotioneel minder beschikbaar zijn.
Wat is een scheiding?
Bij een scheiding kiezen ouders ervoor om hun liefdesrelatie te beëindigen en niet langer samen te leven als partners. Met extra nadruk op ‘partners’, want: je blijft altijd ouders van je kind(eren). Het zorgdragen voor de kinderen is vaak een van de moeilijkste aspecten van een scheiding, omdat het niet alleen gaat om de praktische zaken, maar ook om de emotionele impact op zowel de ouders als de kinderen.
Ik heb gescheiden ouders
Als kind van gescheiden ouders weet ik uit eigen ervaring hoe ingrijpend een scheiding kan zijn, ook op jonge leeftijd. Mijn ouders scheidden toen ik twee jaar oud was, en hoewel ik me de scheiding niet herinner, heeft deze gebeurtenis een langdurige impact op mijn leven.
De opvatting dat jonge kinderen geen of minder last hebben van een scheiding omdat ze ‘te jong zijn om het te begrijpen’ vind ik een groot misverstand. Ook al begrijpen kinderen van 0-4 jaar misschien niet precies wat er gebeurt, ze zijn zeer gevoelig voor de veranderingen in hun omgeving en de emoties van hun ouders. In mijn geval betekende de scheiding niet alleen een breuk in het gezin, maar ook het aanpassen aan nieuwe dynamieken zoals het pendelen tussen twee huizen, omgaan met spanningen tussen mijn ouders en het wennen aan nieuwe partners van mijn ouders. Hoewel ik geen herinneringen heb aan mijn ouders als een verliefd stel, voel ik me soms nog steeds verdrietig dat ik nooit heb ervaren
hoe ze samen waren. Foto's en video's helpen me om een beeld te vormen van een tijd die ik me niet kan herinneren. Niet alleen foto’s en video’s gemaakt door mijn ouders, maar ook de foto’s en logboeken die mijn eigen pedagogisch medewerkers toentertijd hebben bijgehouden. Het teruglezen van die observaties biedt me inzicht in mijn eigen ontwikkeling tijdens een moeilijke periode waarin ik nog geen woorden had voor wat ik voelde.
En verder:
Als pedagogisch medewerker heb je in je werk met kinderen én hun ouders te maken. De dagelijkse gesprekjes tijdens het halen en brengen zullen je over het algemeen makkelijk af gaan. Een gesprek met ouders als je zorgen over hun kind hebt of over hun thuissituatie is meestal iets lastiger. In dit artikel lees je hoe je ook zo’n gesprek soepel kunt laten verlopen.
Om een lastig gesprek met ouders te kunnen voeren, is het allereerst belangrijk dat je je realiseert dat ouderschap meer is dan alleen ‘het opvoeden van kinderen’. Ouderschap is namelijk een deel van de identiteit van een ouder, een belangrijk onderdeel van wie hij of zij is. Ouders willen het allerbeste voor hun kind, hem of haar alles geven wat hij/zij nodig heeft en het kind beschermen tegen elk gevaar. Dat maakt ouders tegelijkertijd kwetsbaar: als het niet goed gaat met hun kind of als de opvoeding niet vanzelf gaat, voelt dat al snel als persoonlijk falen.
Met compassie en zonder oordeel
Het opvoeden van kinderen is voor de meeste ouders een heel karwei dat veel van hen vraagt. En bij de geboorte krijg je geen opvoedgebruiksaanwijzing. Voor ouders die veel stress of problemen hebben, kan de opvoeding soms meer van hen vragen dan zij aankunnen. Dan lukt het ze dus niet om het allerbeste voor hun kind te dóen, terwijl ze dat wel graag willen.
Als iemand zich dan ook nog zorgen maakt over hun kind en daarover met hen wil praten, kan dat voor ouders heel lastig zijn. Het kan zijn dat ze zich dan aangevallen of beoordeeld voelen. Als je dat weet, kun je daar in het gesprek met ouders rekening mee houden en ouders met compassie en zonder oordeel benaderen. Door begrip te tonen en oprecht geïnteresseerd te zijn in wie zij zijn en wat zij te zeggen hebben, zullen ouders eerder ontspannen, makkelijker kunnen horen wat je zorgen zijn en bereid zijn met jou te praten. Ook over dingen die niet zo goed gaan.
Dit liedje past goed bij het thema familie. Papa Gaai maakt een fietstochtje naar de zee en er fietsen steeds meer gezins- en familieleden mee! Al zingend, spelend en bewegend wordt dit liedje steeds langer.
Boekjes lezen met de allerkleinsten is vooral het verkennen van een boekje en het waarnemen van contrasten en vormen. Dat is waar baby’s de eerste maanden vooral naar kijken.
Pedagogisch medewerker Zeliha weet daar alles van. Zij zet baby’s van 3-6 maanden in een wipstoeltje voor zich en laat een boekje zien. Ze trekt vandaag de aandacht van Ted door hem naar de pagina’s te laten kijken. Ze geeft hem ruim de tijd om iedere bladzijde rustig te bekijken. Dat doet ze lang voor haar gevoel, want ze volgt hoe de blik van Ted soms even links en dan weer een tijdje rechts op de bladzijde blijft hangen. Intussen vertelt Zeliha Ted hoe lief hij is en dat ze samen een boekje bekijken. Ze reageert ook als Ted haar aankijkt. Ze maken oogcontact en Zeliha zegt: ‘Dat is leuk, een boekje kijken.’
Het is bij kleine Ted belangrijk dat het veilig is en ook rustig zodat hij zijn aandacht op deze activiteit kan richten. De keuze van het boekje heeft Zeliha bewust gemaakt omdat zij weet dat hij nu vooral contrasten waarneemt. En omdat hij graag dingen wil pakken heeft ze dit boekje met felle kleuren gekozen. Ze laat hem het boekje vastpakken en als vanzelf weer loslaten. Zo stimuleert ze ook de tastzin van Ted. Samen genieten ze van deze kennismaking met boekjes.
Boekjes ontdekken
Door dagelijks boekjes aan te bieden zul je als pedagogisch medewerker merken dat een baby van 6-12 maanden een plaatje steeds langer gaat bekijken en blijft luisteren om te horen wat jij erover vertelt. Steeds hetzelfde boekje bekijken is een feest voor jonge kinderen omdat ze daardoor steeds beter herkennen wat ze zien en horen. Het stimuleert de passieve woordenschat vooral als pm’ers hun mimiek en intonatie hierbij gebruiken. Paula heeft voor Milou een kartonboekje
gekozen. Ze laat haar tijdens het lezen zoveel mogelijk zelf de blaadjes omslaan. Paula merkt dat Milou vooral gericht is op het omslaan van de blaadjes. Milou krijgt alle de tijd om te experimenteren. Jonge kinderen verkennen niet alleen door te kijken maar ook door te voelen en zelfs door te verkennen met de mond.
SDK Kinderopvang hecht veel waarde aan oudercontacten en communicatie richting ouders, wat op verschillende manieren tot uiting komt. Zo worden de ouders op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen binnen de organisatie. Maar ook biedt elke locatie twee à drie ouderbijeenkomsten per jaar, waaronder het themafeest, een feest voor alle ouders en kinderen.
Zo ook bij de Boomhut, een bso-groep voor kinderen van 8 tot 12 jaar bij SDK Kinderopvang locatie Toermalijn. In het weekend zal een groot feest plaatsvinden vanuit de dagopvang- en bso-groepen. Er zijn verschillende activiteiten voorbereid, gericht op de verschillende leeftijdsgroepen. En als klap op de vuurpijl geeft de Boomhut twee keer een heuse mini-musical.
Mini-musical
Op het moment dat Melinda, pedagogisch medewerkster bij de Boomhut, hoort dat het thema van het themafeest dit keer ‘Op Safari’ is, plopt bij haar meteen het idee op om met de kinderen een mini-musical te maken. In grote lijnen heeft Melinda bedacht hoe ze dit wil vormgeven, namelijk door de musical met hulp van de kinderen tot in detail te gaan uitwerken. Melinda legt elke dag aan de kinderen uit: ‘Met elkaar gaan we een mini-musical maken rondom het volgende verhaal: de bso gaat met de bso-bus op safari. Onderweg stappen twee kinderen stiekem uit, maar oh nee, ze verdwalen. Ze komen verschillende dieren tegen. Gelukkig, door middel van een kaart in hun rugzak, vinden de kinderen de bso-bus terug en kunnen ze veilig terug naar de bso.’
Rolverdeling
Aardig wat kinderen zijn enthousiast geworden, allemaal mogen ze vertellen welke rol ze graag willen spelen. Zo zijn er olifanten, apen, beren en één gorilla. Melinda legt uit: ‘Ik vind het belangrijk dat ieder kind kan doen wat hij wil en dat dit prettig voelt. Zo zijn er kinderen die graag een rol willen waarbij ze wat alleen mogen doen, maar er zijn ook kinderen die liever iets in een groepje doen. Hier houd ik rekening mee bij het verdelen van de rollen, zodat ieder kind zich veilig voelt. Ook breng ik de ouders op de hoogte van het aandeel van hun kind, zodat ze hun kind kunnen ondersteunen en bijvoorbeeld kunnen helpen met de juiste kleding voor de voorstelling. Maar ook dat ze op de hoogte zijn dat we elke dag gaan oefenen.’
Als pedagogisch medewerker heb je vaak contact met ouders. Meestal verloopt dat soepel, maar soms kan het ook behoorlijk uitdagend zijn. Gesprekken met ouders verlopen niet altijd even gemakkelijk, vooral niet wanneer ouders ontevreden of boos zijn.
Ik geef praktische workshops over oudercommunicatie voor professionals in het onderwijs en de kinderopvang. Tijdens de workshops hoor ik vaak van pedagogisch medewerkers dat ze het lastig vinden om te reageren op ouders die boos, ontevreden of geïrriteerd zijn, en wanneer ouders proberen druk uit te oefenen. In dit artikel bespreek ik vormen van agressie en hoe je hiermee als professional effectief omgaat.
De tijdsgeest en de realiteit van de kinderopvang
We leven in een tijd waarin assertiviteit en het uiten van je mening worden aangemoedigd. Dit geldt ook voor ouders, die steeds mondiger en kritischer worden. Ze komen op voor hun kinderen en hebben vaak duidelijke verwachtingen over de
opvang en begeleiding die hun kind moet krijgen. Dit betekent overigens niet dat ouders per definitie onredelijk zijn; ze willen simpelweg het beste voor hun kind en weten dat helder over te brengen.
Aan de andere kant kunnen niet alle verwachtingen en wensen van ouders worden vervuld. Er zijn nu eenmaal regels en praktische beperkingen waarmee je als pedagogisch medewerker te maken hebt. Ook kunnen er meningsverschillen ontstaan over de pedagogische aanpak of opvoedingsmethoden binnen de opvang. Dit kan leiden tot lastige situaties waarin je als medewerker moet balanceren tussen de wensen van ouders en wat binnen de opvang praktisch haalbaar is.
In zulke gevallen is er niets mis met assertiviteit; ouders hebben tenslotte recht op een stem wanneer het gaat om hun kinderen. En het is begrijpelijk dat emoties soms hoog kunnen oplopen als er iets speelt waarover ze zich zorgen maken. Maar het wordt een ander verhaal wanneer ouders in hun emotie over jouw persoonlijke grenzen heen gaan. Onbeschoftheid, dwingend gedrag of respectloze opmerkingen zijn onacceptabel – voor jou als medewerker en voor de kinderopvang als organisatie
Vroeger werd de opvoeding van onze kinderen veel meer gezamenlijk gedaan. Men leefde in kleinere hechtere gemeenschappen. Dus er waren veel meer mensen die meededen in de opvoeding. Dat gebeurt nu helaas steeds minder, omdat onze maatschappij individueler is geworden. Jammer, want samen sta je veel sterker. We moeten het opvoeden weer meer als een gezamenlijke inspanning gaan zien.
Er is een oud Keniaans gezegde: ‘Gebundelde takken kun je niet breken’. Als je als ouders en omgeving de krachten bundelt sta je ook sterker. En dan kun je kinderen met bijvoorbeeld lastig gedrag veel beter helpen dan wanneer je dat als ouders, of als groepsleider, alleen doet. Dus zoek als groepsleider bij lastig gedrag van een kind de samenwerking op met je collega’s en indien nodig ook met ouders. Of als je merkt dat ouders thuis worstelen met het gedrag van hun kind, nodig ouders uit voor een gesprek en denk met ze mee. Want opvoeden, helemaal van kinderen met lastig gedrag, kan soms best moeilijk zijn. Samen werkt dan beter dan alleen.
Geen quick fix
Een quick fix voor het veranderen van lastig gedrag is er helaas niet. Opvoeden gaat niet volgens een vaste formule en ieder kind is anders. Maar samen met ouders kun je wel zoeken naar de beste aanpak voor hun kind, naar de beste ‘goodness of fit’. Met ‘goodness of fit’ wordt bedoeld dat je als omgeving moet zoeken naar de beste afstemming van de omgeving op de behoeften en kenmerken van ieder kind. Sommige dingen uit de omgeving werken voor de meeste kinderen, zo werkt een vaste dagstructuur met vaste volgordes goed voor veel kinderen. En vaste plekken voor speelgoed helpt ook de meeste kinderen om speelgoed goed te kunnen opruimen. Maar soms heeft een kind meer of andere aanpassingen nodig. Want we kunnen onze kinderen niet veranderen, maar wel de omgeving aanpassen aan onze kinderen.
Het SGG-schema
Het Situatie-Gedrag-Gevolg-, ofwel SGG-schema, is een handige tool, die kan helpen om zo goed mogelijke aanpassingen te bedenken en lastig gedrag van kinderen positief te beïnvloeden. Het SGG-schema is een veelgebruikt denkkader van kinderpsychologen. Het schema kan helpen om van een afstandje te leren kijken naar (lastig) gedrag van een kind en vervolgens te zoeken naar oplossingen voor dat gedrag, voor de beste goodness of fit in die specifieke situatie.
Want: elk Gedrag vindt in een Situatie plaats. Die Situatie (‘vooraf’) beïnvloedt het Gedrag en bepaalt ook of Gedrag gewenst of ongewenst is. En het Gevolg van het Gedrag (‘achteraf’) beïnvloedt of het Gedrag afneemt of toeneemt.
In de ene situatie zal bepaald gedrag ontstaan, in de andere niet. Bij de ene ouder (die bijvoorbeeld veel structuur en rust biedt) vertoont een structuurbehoeftig kind bij het ochtendritueel veel minder uitstel van aankleden (=gedrag) dan bij de andere ouder (die weinig structuur en rust biedt). En de situatie bepaalt of bepaald gedrag gewenst of ongewenst is. Zo is het gedrag ‘rennen’ in de pauze op school gewenst gedrag. Maar is ‘rennen’ in de klas ongewenst gedrag. Daarnaast heeft gedrag ook altijd een gevolg (positief, neutraal of negatief) aan de ‘achterkant’.
Binnen de kinderopvang weten we al geruime tijd dat samenwerken met ouders belangrijk is voor de ontwikkeling en het welzijn van het kind. Dit gaat verder dan alleen vertellen hoe de dag van het kind was; het is een partnerschap waarbij beide partijen actief betrokken zijn bij de opvoeding van het kind.
Het belang van samenwerken, ouderparticipatie, wordt steeds meer beschouwd als cruciaal element voor de algehele ontwikkeling van kinderen. Het versterkt de emotionele band, bevordert culturele diversiteit en inclusiviteit, en helpt kinderen beter voor te bereiden op de basisschool. Daarnaast biedt het ouders sociale netwerken en ondersteunt het een gezonde levensstijl. Door feedback van ouders kunnen opvanglocaties bovendien hun diensten verbeteren en beter afstemmen op de behoeften van kinderen en gezinnen. Kortom, ouderparticipatie draagt op diverse manieren bij aan de groei en het welzijn van kinderen.
Ouderbetrokkenheid in de praktijk
We stelden een aantal vragen aan pedagogisch medewerkers Willemijn Pruis (SKSG Boegbeeld) en Sarah Koopman (SKSG Merdeka). Hoe ervaren jullie het ontwikkelen van een nauwe betrokkenheid met ouders?
Willemijn: ‘Eigenlijk begint goede zorg voor het kind bij je relatie met de ouders. Als je betrokken bent bij ouders, dan weet je wat het kind nodig heeft. Er ontstaat een gelijkwaardige samenwerking, waarin ouders en pedagogisch medewerkers samen afstemmen wat er nodig is voor een positieve en veilige ontwikkeling van het kind. Ouders voelen zich gehoord en denken en doen daardoor actief mee. Een goed persoonlijk contact met de ouders is een voorwaarde om tot een positieve en veilige ontwikkeling te komen van alle kinderen.’
Sarah: ‘Het eerste contact met ouders vind ik absoluut het belangrijkst. Investeren in die band zorgt voor een goede start voor zowel de ouders als de baby. Wanneer een ouder met rust en vertrouwen onze opvang binnenkomt, voelt de baby zich automatisch comfortabeler.’ Hoe kun je deze betrokkenheid dan het beste creëren?
Willemijn: ‘Op de locatie waar ik werk, proberen we op verschillende manieren te investeren in de betrokkenheid van ouders. Tijdens de intakegesprekken nemen we de tijd voor ouders en het kind. Het gaat niet om het uitspreken van wederzijdse verwachtingen en even snel wat gegevens invullen. Het gaat echt om een gesprek voeren van mens tot mens, en het liefst met het kind erbij. Het echte verhaal vertellen ouders ook pas wanneer er wederzijds vertrouwen ontstaat. Wij als pedagogisch medewerkers hebben dit echte verhaal nodig om goede zorg te kunnen verlenen aan de ontwikkeling van het kind. Wanneer ouders vertrouwen hebben in de opvang en in de pedagogisch medewerkers, dan krijgt het kind ook meer vertrouwen in de opvang en de medewerkers.’
Iedereen die met ouders werkt, intensief of zijdelings, herkent de vraag: hoe geef ik ouders advies over de aanpak van de opvoeding van hun kind waar ze echt wat mee gaan doen? Advies dat aansluit bij hun vraag en mogelijkheden én bij hun kind?
Pedagogisch advies gaat over ouders. Deze enigszins provocerende stelling gaan we in dit artikel toelichten. We zijn ons ervan bewust dat het hier om een keuze gaat in denken, kijken en handelen, en niet om een waarheid. De methodiek Oudergericht Pedagogisch Adviseren (OPAd) vertrekt vanuit dit perspectief. De meeste mensen gaan ervan uit dat pedagogisch advies over kinderen gaat. Zij geven kindgericht advies. Kindgericht advies vertrekt vanuit de volgende denkstappen: als een kind ongewenst gedrag vertoont, sluit een ouder niet goed aan bij wat het kind vraagt. De ouder heeft dan informatie nodig over het kind en instructies over opvoedend handelen.
Mariska komt op het opvoedspreekuur met een vraag over haar dochter Kim van 2 jaar: ‘Kim wil van alles niet. Zij loopt niet door als we naar de winkel gaan. Zij wil alle tuintjes in lopen en de tuinhekken open en dicht doen. Zij wil naar mieren kijken. Zij wil niet in de buggy. En als ik haar dan gewoon oppak en in de buggy zet, gaat zij heel hard krijsen en probeert ze zich eruit te wurmen. Andere mensen blijven staan. Dan laat ik haar er maar weer uit. Het duurt
dan uren voordat we bij de winkel zijn. Ik heb geen greep op haar. Het maakt me soms heel erg boos en machteloos.’
De hulpverlener herkent het probleem. ‘O, ja, dat is herkenbaar, lastig hè? Ja, dat is typisch de peuterpuberteit: je dochter ontdekt haar eigen wil en is die nu te pas en te onpas aan het inzetten en uitproberen; het enige wat helpt is rustig blijven, duidelijk en consequent zijn en zorgen dat je zo nu en dan als moeder even pauze hebt. Dus gewoon oppakken en in de buggy zetten zonder boos te worden en het krijsen negeren. Zeker niet toegeven. Het beste kunt u uw kind
dan even afleiden.’
Jonge ouders die geen of beperkt Nederlands spreken, twijfelen vaak over de talige opvoeding van hun kinderen. Wanneer ze advies vragen kan het nog gebeuren dat ze tegenstrijdige informatie krijgen. In dit artikel legt Lidy Peters uit wat de voordelen zijn van meertaligheid en wat de nieuwe boodschap moet zijn aan ouders.
Taal is onderdeel van je identiteit. Taalwetenschapper Jim Cummins heeft dat kort en bondig samengevat (2017): ‘Wanneer je de taal van het kind negeert, dan negeer je het hele kind.’ Anders gezegd: bij het negeren of verbieden van het gebruik van de thuistaal in de pedagogische relatie tussen de volwassene en het kind, of tussen het kind en andere kinderen, wijs je het kind af.
Pedagogische voordelen
Alle talen welkom heten, de ene taal niet belangrijker vinden dan de andere, thuistalen van de kinderen zichtbaar maken en toestaan de thuistalen spontaan te gebruiken biedt herkenning en veiligheid voor zowel de ouders als het kind. Zo voelen ouder en kind zich werkelijk welkom wat bijdraagt aan inclusie.
Cognitieve voordelen
Dat kinderen die thuis een andere taal gebruiken een achterstand hebben in het Nederlands is een onterechte framing: zij zijn een nieuwe taal aan het leren. Van een achterstand kan pas gesproken worden wanneer alle talen van het kind stagneren (Kambel, 2022). Een ander misverstand is dat de thuistaal het leren van Nederlands in de weg staat. Integendeel, in de thuistaal heeft het kind ook woordenschat (= kennis) opgebouwd en die kunnen we aanspreken. Wanneer het kind het concept ‘appel’ in de thuistaal al kent (de appel, de schil, het steeltje, de pitjes) is het makkelijker dit in het Nederlands te leren. We bezitten namelijk allemaal een onderliggend taalsysteem waarin de thuistaal verbinding maakt met nieuw te leren talen. Het is dan ook helpend, als ondersteuning van het leerproces van het kind, de thuistaal als hefboom te gebruiken, bijvoorbeeld door te vragen: ‘Hoe heet dit in jouw taal?’ Of door een themamuur in te richten waar aan de Nederlandse themawoorden de equivalenten in de thuistalen van de kinderen worden toegevoegd. Hoewel de woordenschat in het Nederlands vaak nog kleiner is dan die van leeftijdsgenoten is het totaal van de verschillende talen die het kind gebruikt meestal groter dan die van leeftijdsgenoten. Zeker wanneer de thuistaal onderhouden blijft.
Risicovol spelen wordt wel eens als een aparte spelcategorie gezien, die we als activiteit kunnen aanbieden aan kinderen. Maar dat is natuurlijk niet zo, bij het vrij spelen van kinderen gaan zij voortdurend op zoek naar risico en uitdaging, dat zit in hun natuur. Daarom is het belangrijk om hiervoor in de kinderopvang veel ruimte te bieden.
Pedagogisch professionals weten dat risicovol spelen goed is voor kinderen, maar vinden het ook vaak lastig. Want wat vinden ouders er eigenlijk van? Je wilt wel graag rekening houden met ouders, en stel, er gebeurt iets met hún kind, een bult of een schram, of misschien nog erger. De kinderopvang heeft als opdracht: we beschermen kinderen tegen grote risico’s en leren hen omgaan met kleine risico’s. Hoe doe je zoiets in goede samenwerking met ouders?
Spanning en plezier
Het aangaan van risico bij het spelen is voor kinderen vanzelfsprekend, zij doen telkens een stapje verder en testen hiermee hun vaardigheden. Vaak gaat het zoals zij het bedacht hebben en soms loopt het net anders af en hebben ze pijn, een schram of een bult. Kinderen weten dat dit kan gebeuren en zitten daar niet zo mee. Voor ons volwassenen is het vaak moeilijk om aan te zien en te accepteren, maar je kunt hier dus relaxter tegenover staan. Risicovol spelen is fysiek spel dat het risico op letsel met zich meebrengt.
Risicovol spelen is belangrijk, het versterkt onder andere de veerkracht, weerbaarheid en het zelfvertrouwen van kinderen. Er zijn zes categorieën risicovol spelen: spelen op hoogte, spelen met snelheid, ruig spel, spelen met gereedschappen, spelen in de buurt van water en vuur, en uit het zicht spelen (zie kader voor voorbeelden). Je herinnert je vast uit je eigen kindertijd dat het gelijktijdige gevoel van spanning en plezier dit allemaal juist zo aantrekkelijk maakte om te gaan doen. Ouders weten dit ook heus nog van vroeger, wat een mooi aanknopingspunt biedt om in gesprek te gaan.
Het is cruciaal om kinderen die opgroeien onder stressvolle of onveilige omstandigheden te helpen veerkrachtig te functioneren. Daarvoor hebben deze kinderen steun en begeleiding van betrouwbare volwassenen in hun omgeving nodig. De kinderopvang is daarvoor de plek bij uitstek.
Ook heel jonge kinderen maken ingrijpende ervaringen mee. Een scheiding van hun ouders, opgroeien met een ouder met ernstige verslavings- of psychische problemen, of bijvoorbeeld fysiek mishandeld of verwaarloosd worden. Niet alle
kinderen ontwikkelen daardoor dezelfde ernstige problemen. Het ene kind ontwikkelt zich ondanks nare ervaringen tot een goed functionerende volwassene, terwijl het andere zijn leven lang last blijft houden van allerlei geestelijke en lichamelijke klachten en problemen, zoals depressieve klachten, hart- en vaatproblemen, suïcidale gedachten of verslavingsproblemen. Hoe dat kan? Het antwoord op die vraag wordt door steeds meer onderzoeken bevestigd: sommigen zijn beter in staat veerkrachtig te functioneren. Als kinderen daartoe beter in staat zijn, kan dat een hoop ellende voorkomen. Nu en in hun latere leven.
Positieve aanpassing
Veerkracht is iemands vermogen om tijdens en na ingrijpende ervaringen terug te veren, goed te functioneren en door te groeien. Het is een proces van positieve aanpassing, geen superkracht of een eigenschap waarmee je wel of niet geboren bent. Wel kan het zijn dat het ene kind met een voordeliger ‘setje’ ter wereld komt dan het andere.
Een rustig en tevreden kind met liefdevolle ouders heeft een andere basis voor zijn verdere leven dan een gevoelig kind dat in een sociaal geïsoleerd gezin vol stress en gevaar opgroeit. Toch kunnen beide kinderen na eenzelfde ingrijpende ervaring, zoals het overlijden van een ouder of het meemaken van een ongeluk, veerkracht ontwikkelen en vergroten. Voor dit tweede kind zal dat alleen wat meer moeite kosten.
Vaders worden weinig bereikt door voorzieningen die gezinnen ondersteunen. Daardoor versterkt zich het idee van beperkte betrokkenheid bij hun kinderen. Beelden over vaderschap zijn vaak stereotiep, zeker over vaders met een migratieachtergrond. Maar wie goed naar hen luistert, merkt dat zij wel degelijk zorg hebben voor en over hun kinderen, en behoefte hebben aan opvoedondersteuning. De manier van benaderen maakt het verschil dat nodig is om mannen te bekrachtigen als vader.
Pijn is een belangrijk begrip bij de mannen die ik tegenwoordig ontmoet en met wie ik samenwerk in Zuidoost. Ze hebben het over “man pain”. De pijn van mannen: ze worden niet serieus genomen, er wordt niet naar ze geluisterd, steeds in competitie met de moeders.’
Dit citaat komt uit een van de gesprekken die wij voerden met koplopers uit de migrantengemeenschappen die vaders ondersteunen. Zij vormen met ons het netwerk Vaders mee aan het stuur. We bouwen met hen verder op de bevindingen uit een onderzoek (zie kader) dat we recent uitvoerden onder vaders. De belangrijkste bevinding uit het onderzoek was: vaders hebben eigen zorgen en kwesties die hen bezighouden en die komen, maar beperkt aan bod in de reguliere voorzieningen voor ondersteuning van gezinnen. Bovendien bereiken deze voorzieningen vaders nauwelijks.
Deze gegevens zijn consistent met de voor het onderzoek uitgevoerde literatuurstudie over de positie van vaders in het gezin en in het veld van opvoedondersteuning. Een belangrijk begrip om deze positie te begrijpen is intersectionaliteit – ooit ontwikkeld door Crenshaw (1989) om aandacht te vragen voor de dubbele achterstandspositie van vrouwen van kleur. Waar mannen op veel punten de dominante partij zijn, zijn zij als vaders in het opvoedlandschap een gemarginaliseerde groep, zo bleek uit ons onderzoek. Om vaders te bekrachtigen in hun vaderrol is specifieke aandacht nodig voor hun perspectieven en behoeften (Pels & Verstappen, 2023).
Wat houdt vaders bezig?
De gesprekken met vaders en koplopers lieten in de eerste plaats zien dat vaders met een migratieverleden zich op allerlei manieren bezighouden met hun kinderen. Daarbij kan het ook gaan om het type betrokkenheid bij de dagelijkse opvoeding en sociaal-emotionele steun aan kinderen dat kenmerkend is voor de ‘mainstream’ middenklasse, al wordt dit niet altijd gezien.
Het wordt geregeld herhaald: voorlezen hoort erbij, is goed voor de taalontwikkeling van jonge kinderen, biedt een rustmoment, geeft de mogelijkheid om in rijke taal over een onderwerp verder te praten, dit verder uit te werken in spel, enzovoort. Je weet het intussen wel! En, hoe fijn zou het zijn als ouders dit thuis dan ook af en toe deden? Taal begint thuis, toch?
Op veel kindcentra merkt men dat bij sommige kinderen de taalontwikkeling achterblijft en er thuis niet of nauwelijks wordt voorgelezen. Maar we weten dat in sommige gezinnen ook weinig met de kinderen wordt gepraat.
Kinderen leren taal in een context. Door met kinderen te praten over de dingen die ze doen en zien krijgen de klanken voor jonge kinderen betekenis. Zo zorgen al die verschillende ervaringen voor de opbouw van hun woordenschat. Dus ouders zijn hierbij enorm belangrijk.
Praat met je kind!
Voor veel volwassenen is het moderne leven, zeker met jonge kinderen erbij, druk en uitdagend. Het gaat sneller om je kind zelf die jas aan te trekken dan te vertellen dat ze eerst haar hand in de mouw moet steken. Het is eenvoudiger zelf het speelgoed op te ruimen dan uit te leggen hoe je dat doet en dit keer op keer te moeten herhalen. Er zijn heel veel dagelijkse handelingen rondom een kind waar veel woorden bij horen die echter vaak niet worden gebruikt.
Het is een goed plan om ouders bij oudergesprekjes telkens weer eraan te herinneren: praat met je kind! Vertel wat je doet bij het aankleden, het wandelen – zie je die grote vrachtwagen? Zie je die takken van de boom? Hoe ze heen en weer schudden? Dat doet de wind.
En let wel, het gaat hier om praten in de moedertaal, welke taal dat ook is. Ik trof een oma met een peuter in de supermarkt die deze taaluitwisseling helemaal in de vingers hadden. Het kind zat in het zitje van de winkelwagen en aangekomen bij de eieren, zei de volwassene: ‘We hebben ook eieren nodig.’ ‘Kip, kip’ riep het meisje, die de afbeelding van een kip op de doos zag. De oma deed de doos open en zei: ‘Kijk hier zijn de eieren van een kip.’
Zo pratend liepen ze verder door de supermarkt.
Verbinding boek – thuis
De Italiaanse kinderboekenschrijver en pedagoog Gianni Rodari schreef: ‘De voordeur thuis beschermt kinderen maar isoleert ze ook, laten we de deur openzetten.’ Behalve de gewone dagelijkse taal leven er in alle families verhalen: magische, realistische, grappige verhalen, bestaand of verzonnen. Laten we proberen deze verhalen door de voordeur met de kinderen naar buiten te laten komen en te verbinden met het voorlezen in de groep. Zo kun je vanuit het kindcentrum ouders, via een prentenboek, ondersteunen bij de taalontwikkeling van hun kind.
Alledaagse contacten met ouders lopen vaak vanzelfsprekend. Belangrijk om deze momenten goed te benutten en te werken aan de vertrouwensband, en met de informatie die je ouders geeft ook je deskundigheid te laten ervaren. Laat zien dat je het kind ziet en hoe je kijkt naar de ontwikkeling van de kinderen.
Toch zijn er ook meer uitdagende gespreksmomenten. Hoe bespreek je bijvoorbeeld opvallend gedrag, ontwikkeling of zorgen met ouders?
Wat kan helpen in voorbereiding op het gesprek met ouders
Stel jezelf ter voorbereiding de volgende vragen:
Wat wil ik bereiken in het gesprek?
Wil je bijvoorbeeld ouders informeren over wat je hebt gezien en gedaan? Wil je informatie krijgen van ouders?
Waarom? Wat is positieve intentie?
In ons werk gaat het hier altijd over het belang van het kind. Wat maakt dat je NU het gesprek aangaat?
Hoe pak ik het aan?
Wanneer ga je het bespreken? Tijdens een overdracht of een aparte afspraak? Hoe nodig je ouders uit voor een gesprek? Hoe neem jij de regie in het gesprek?
Mag nooit een verrassing zijn
Als pedagogisch professional heb je een signalerende rol. Jouw waarnemingen en observaties zijn dus van een cruciaal belang! Ga je het gesprek aan met ouders over zorgen, zorg dat je concrete waarnemingen en observaties deelt. Wat heb je gezien.
Tijdens overdrachtsgesprekken kun je veel bespreken met ouders. Toch kan het zijn dat het passender is om een aparte afspraak met ouders te plannen. Bijvoorbeeld wegens de privacy of om met meer rust en tijd het gesprek te kunnen voeren. Wanneer je ouders uitnodigt voor een aparte afspraak is het natuurlijk wel belangrijk...