En verder
Bewegen en spelen is cruciaal om de controle over je lijf, je bewegingen en je gedrag te ontwikkelen. Het aantal kinderen met leer- en gedragsproblemen neemt schrikbarend toe en de relatie met voldoende bewegen en spelen blijft daarbij onderbelicht. Het boek Alles op het spel helpt kinderen weer aan het spelen te krijgen.
Alles op het Spel is een praktisch boek om het bewegen en spelen van kinderen te ondersteunen. In dit boek wordt de basiskennis over de relatie tussen spelen en leren, zoals die vroeger in de opleiding tot kleuterleidster standaard in het lesprogramma zat, in 15 thema’s uitgewerkt. Voorbeelden van die thema’s zijn: evenwicht, lichaamsgevoel, ordenen, samenspelen, oriënteren in het lichaam en oriënteren in tijd en ruimte.
Opzet van het boek
‘Schakelen’ is ook een van de thema’s die in het boek worden behandeld. Het thema begint met één pagina concrete theorie. Bij schakelen gaat het om stoppen-voelen-denken-doen- stoppen-… Dit schakelen hebben we nodig om onze verschillende taken gedurende de dag te kunnen uitvoeren. We moeten onze impulsen leren te reguleren, reflex-inhibitie wordt dit ook wel genoemd. Op de volgende bladzijde vind je ‘Het spel van de week’, in dit geval een inhibitie-spel. Daarna volgen spelen voor de diverse doelgroepen: groep 1-3, groep 4-6, groep 7-8, en voor thuis. Vaak zijn de spelletjes voor thuis gericht op de jongste kinderen. Na deze spelletjes met een duidelijke uitleg vind je een lijst met materialen en nog meer spelsuggesties die het oefenen met het thema ondersteunen. Dan volgt bij elk thema de vaak herkenbare vraag van de professional. Bij dit thema, de volgende: ‘Ze letten alleen maar op elkaar, hoe ga ik daarmee om?’ In het antwoord worden suggesties gegeven om te voorkomen dat meerdere kinderen de rol van scheidsrechter gaan oppakken. Vervolgens wordt het thema ‘schakelen’ breder toegelicht. Kan schakelen een rol spelen bij zaken als opschieten, op je beurt wachten, je mening bijstellen, enzovoort.
Beweging is essentieel voor de ontwikkeling van baby’s en jonge kinderen. Beweging in de natuur kan daarnaast bijdragen aan een gezonde ontwikkeling van het zenuwstelsel en de zintuigen. Regelmatige blootstelling aan buitenlucht kan bovendien het immuunsysteem versterken, de slaapkwaliteit verbeteren en de stemming stabiliseren, zowel bij baby's als volwassenen. Het helpt ook bij het voorkomen van obesitas en andere gezondheidsproblemen op latere leeftijd
Onderzoek toont aan dat beweging essentieel is voor de ontwikkeling van baby’s en jonge kinderen. Het stimuleert niet alleen de fysieke groei, maar bevordert ook de cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling. Door te bewegen ontwikkelen kinderen hun spieren, botten en coördinatie.
Dit helpt hen bij het leren lopen, rennen, springen en andere belangrijke motorische vaardigheden. Door samen te spelen en te bewegen leren kinderen belangrijke sociale vaardigheden, zoals het delen van speelgoed, communiceren met anderen en het opbouwen van vriendschappen. Beweging kan ook helpen bij het reguleren van emoties en het verminderen van stress. Daarnaast zit een kwart van de baby’s meer dan twee uur per dag achter het scherm. Het advies van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is om kinderen jonger dan 1 jaar helemaal geen schermtijd te bieden. Om gezonde ogen te houden is het advies om na 20 minuten schermtijd, 20 seconden weg te kijken en 2 uur naar buiten te gaan voordat je de cyclus eventueel herhaalt.
Baby Floyd lag in het gras op een zonnige dag in de lente. Hij kon zich nog niet omdraaien maar was wel driftig aan het oefenen. Opeens rook hij een geur die hij niet eerder rook. Fris en fruitig net buiten zijn handbereik. Nóg een poging dan, en hop, hij rolde op zijn linkerzij om het takje munt dat langs de grasrand groeide in zijn knuistjes te pakken. Met wat onhandige bewegingen speelde hij met het takje en stopte hij wat blaadjes in zijn mond en sabbelde eraan.
Sensorische ervaringen
Moedig baby’s aan om de natuur met al hun zintuigen te verkennen. Laat ze gras voelen, bloemen ruiken, bladeren horen ritselen en vogels zien vliegen. Deze sensorische ervaringen stimuleren de ontwikkeling van hun zintuigen en verbeteren hun verbinding met de natuurlijke wereld. Het weer kan een uitdaging of een verrijking vormen voor buitenactiviteiten met jonge kinderen. Alle zintuigen worden geprikkeld en er worden nieuwe sensaties ontdekt. Extreme temperaturen, regen, wind of sneeuw kunnen het ook moeilijk maken om comfortabel buiten te zijn. Het is belangrijk om passende kleding en bescherming te bieden, en op die manier de veiligheid en het welzijn van de kinderen te waarborgen.
Het sneeuwde en het was koud, de kinderen zagen voor het eerst een witte wereld. Mogen we vandaag op blote voeten naar buiten? Ze waren door het dolle heen, als echte helden stampten ze op blote voeten door de sneeuw! Wat een ervaring. Om nooit te vergeten. De jonge baby’s hadden binnen in een voelbak ook wat sneeuw gekregen en knepen met hun handjes de sneeuw tot mini balletjes. De dreumesen die al konden lopen, hadden de bak omgegooid en deden zelf hun sokken uit. Ook binnen wilden ze het ijswater met blote voeten ontdekken.
Rol van de pedagoog
Volwassenen kunnen een belangrijke rol spelen door de natuurlijke bewegingen en interesses van baby's te observeren en te faciliteren. Ze kunnen activiteiten en speelruimtes creëren die de ontwikkeling van de baby ondersteunen en hun natuurlijke nieuwsgierigheid prikkelen. Ook buiten! Door bijvoorbeeld in een (sensorische) tuin te zijn of buitenactiviteiten te organiseren in het dagelijkse programma van de kinderopvang.
De kinderopvang is een relatief jonge branche, die volop in beweging is. Dat vraagt van jou als professional dat je ook in beweging blijft. Het is van belang om nieuwe ontwikkelingen te volgen en je kennis en vaardigheden op niveau te houden. De kwaliteit van de kinderopvang staat of valt met de mentaliteit en vaardigheden van de medewerker op de groep. Jij doet ertoe!
Ooit begon de kinderopvang als ‘kinderbewaarplaats' zodat ouders konden werken. Daarna volgden de bedrijfscrèche en de peuterspeelzaal die uitgroeiden tot kinderdagverblijf en bso. Inmiddels is de kinderopvang zoveel meer dan een arbeidsmarktinstrument. De sector heeft nu ook een maatschappelijke en ontwikkelingsfunctie. Deze nieuwe ontwikkelingen zijn van invloed op jouw werk; ze maken het werk leuk en soms uitdagend.
Hoe blijf jij als professional in beweging?
Zorg dat je op de hoogte bent van nieuwe ontwikkelingen. Dit kan door het volgen van een training of een webinar. Maar ook door het lezen van een boek, het bezoeken van een congres of rondkijken op een andere groep. En ook pedagogische coaching zorgt voor persoonlijke groei. Op die manier draag je niet alleen bij aan de kwaliteit van de kinderopvang, het is ook nog eens goed voor je persoonlijke ontwikkeling en groei.
Zeggenschap zorgt voor meer werkplezier
Ook jouw kennis en kunde is van belang bij het verder ontwikkelen van het vak. Je mag die expertise laten zien. Het is belangrijk dat je werkgever gebruikmaakt van jouw kennis en je laat meedenken, meebeslissen en meebepalen. Dat heet professionele zeggenschap.
Bijvoorbeeld, er moet een nieuw voedingsbeleid komen, jij houdt je dagelijks hiermee bezig, dus stap vooral naar voren om mee te denken. Of, ze willen de locatie verbouwen, laat dan weten dat jij graag deelneemt in die werkgroep omdat jij heel goed weet wat in de praktijk wel en niet werkt. Als er mogelijkheid tot zeggenschap is, moet je die ook ‘pakken’, want dit biedt praktisch altijd meer werkplezier. Is jouw organisatie nog niet zo ver met zeggenschap? Kijk dan of er manieren zijn om zeggenschap op de radar te krijgen.
Kortom, dit is eigenlijk een oproep aan jullie als pedagogisch professionals: BLIJF IN BEWEGING... voor het vak, voor de kinderen en vooral voor jezelf!
Vraag je aan kinderen wat écht spelen is, dan kiezen ze waarschijnlijk voor buiten spelen. Er is ruimte om te bewegen, je fantasie te laten werken en zoveel te ontdekken en ervaren. Maar hoe integreer je buitenspel op zo’n manier dat het bij jou en je team past? En zijn ouders er wel voor te vinden, onder alle weersomstandigheden? KIDDO legde het oor te luisteren bij een gezinsopvang (gastouder, red.) en een groepsopvang die regelmatig naar buiten trekken.
Ik trek bijna dagelijks met de kinderen de tuin in’, zegt Marleen Calloens. Zij werkt in een gezinsopvang (gastouderopvang, red.) in Dilbeek. ‘Vaak koppel ik daar een activiteit aan, zoals takken met vlagjes versieren, een tent maken met dekens of verstoppertje spelen achter de struiken. Bij warm weer vullen we waterballonnen of laten we de kinderen plonzen in een badje. En ook buiten schilderen kan heerlijk zijn. Wat buitenkleding betreft, vraag ik – op regenlaarzen na – eigenlijk zo weinig mogelijk aan de ouders. Als we met aarde spelen trek ik gewoon een oud T-shirt of hemd over de kleren van de kinderen.’
Een buurt vol dieren
Ook dieren vindt Marleen een dankbaar thema. ‘Zelf heb ik een vogel en een konijn. De buurvrouw heeft een volière, kippen en een hond. Een andere buurtvriendin heeft katten en vissen. En er zijn paarden in de buurt. Er valt dus heel wat te ontdekken. Maar ook kleine dieren als kevers, rupsjes en vlinders vinden kinderen fascinerend.’ ‘Sowieso trek ik er in de nabije omgeving vaak op uit. Picknicken vinden de kinderen bijvoorbeeld heel fijn. Voor sommigen is dat echt een nieuwe ervaring. Ook heb ik aan de buschauffeur van de route in de buurt gevraagd of we eens met de kinderen op de bus mochten stappen (in Vlaanderen kunnen kinderen tot 6 jaar onder volwassen begeleiding gratis op de bus, red.). Heel eenvoudig. En voor de kinderen was het een groot avontuur.’
Beleeftuin
Groepsopvang Wolkewietje pakte twee jaar geleden de vrij klassieke tuin aan. Coördinator Ilse Cleirbaut: ‘In ons team bekeken we hoe we de tuin met een glijbaan en schommel konden omvormen tot een beleeftuin die meer aansluit bij onze pedagogische visie. Met hulp van Kleefkruid (zie kader) maakten we een groot moodboard met ideeën. Vervolgens ontwierpen we samen een tuin met vier zones. Er is een zone voor grove motoriek, met een schommel en glijbaan. Een tweede zone is rustig, met een wilgenhut waarin we muziek kunnen maken. Een derde zone is voor creatieve activiteiten en fantasiespel, met onder andere een buitenkeuken om in te spelen. En in zone vier staat beleven centraal, met onder meer een insectenhotel, een tractorband en kruidentuintje. Tussen die zones zijn loop- en fietspaden.
Centraal ligt een terras: bij mooi weer dé ontmoetingsplek voor het team. Ook ouders blijven er graag even hangen.’
De Schijf van 10!® is onderdeel van een innovatieve aanpak ontwikkeld binnen het Athletic Skills Model® (ASM), gericht op breed motorische ontwikkeling en veelzijdig bewegen. Dit model is toepasbaar op verschillende leeftijden en in diverse sectoren zoals zorg, onderwijs, topsport en breedtesport. Voor kinderdagverblijven biedt het een uitstekende basis om kinderen op jonge leeftijd breed en gevarieerd te laten bewegen.
Deze tien grondvormen van bewegen zijn essentieel voor de motorische ontwikkeling van kinderen. Door deze vormen te integreren in dagelijkse activiteiten, ontwikkelen kinderen hun fysieke vaardigheden op een speelse en natuurlijke manier. Het is echter niet een afvink-lijstje. Het is een theoretische kapstok om op een verantwoorde manier spelen oefenvormen te bedenken en een leven lang met plezier in beweging te blijven.
Het Beweegalfabet
De Schijf van 10! kun je zien als een beweegalfabet. Net zoals kinderen letters leren om te kunnen lezen en schrijven, leren ze door middel van de tien grondvormen van bewegen de basisbewegingen die nodig zijn voor hun motorische ontwikkeling. Dit beweegalfabet helpt hen om een brede en gevarieerde beweegbasis te creëren, wat cruciaal is voor hun verdere fysieke en cognitieve ontwikkeling.
Verschijningsvormen
Elke grondvorm van bewegen uit de Schijf van 10! kan op diverse en verschillende manieren worden uitgevoerd. Zowel buiten op het plein als binnen in de zaal en in het dagelijks leven. Wist je bijvoorbeeld dat uit onderzoek is gebleken dat er bij basisschoolkinderen een positieve relatie is tussen de motorische vaardigheid en of ze actief naar school gaan in plaats van gebracht worden met de auto/bakfiets?
Om veelzijdig te bewegen, is het de bedoeling dat kinderen allerlei diverse verschijningsvormen (lees: variaties) van de grondvormen van bewegen ontwikkelen. Dus naast lopend naar school, ook eens op een andere manier zoals de step, skateboard, hinkelend, achteruit/zijwaarts lopend of hand-bike/rolstoel. En een grondvorm zoals 'Balanceren en vallen' kan bijvoorbeeld uitgevoerd worden door te balanceren op voeten, handen (handstand) of beide (kruipen), glijdend (glijbaan, slidings maken en op sokken glijden), hangend (klimmen in rekken en bomen, vliegeren), rollend (op skates, skeelers, skelters), zwevend (springen) of draaiend (met rollen en radslagen).
In de praktijk zie je vaak combinaties van deze vormen terugkomen. Ga bijvoorbeeld een keer breakdancen. Dan komen verschillende grondvormen en verschijningsvormen ervan samen. Denk alleen al aan het leren van een draai op je rug, waarbij glijbalans, rollen en draaien en bewegen op muziek gecombineerd worden tussen alle sprongen, steunvormen en danspassen door. Deze veelzijdigheid in bewegen draagt bij aan een brede motorische ontwikkeling en een betere voorbereiding op diverse sport- en beweegsituaties.
Vanaf het moment dat ik ooit tijdens een bouwvergadering hoorde zeggen: ‘De buitenruimte? Oh, daar hebben wij geen budget voor opgenomen’, wist ik dat wij het bij SKW (Stichting Kinderopvang Waterland) anders zouden gaan doen. Onze organisatie is altijd al van het prutten, ontdekken, pielen met stokjes en tuinieren geweest.
Kinderen worden rustig van een natuurlijke omgeving. Volwassenen ook, alleen zijn die dat soms vergeten. Ook draagt de natuur bij aan de ontwikkeling van kinderen. De natuur is veelzijdig en uitnodigend. Er gebeurt zoveel. Blaadjes die van groen naar oranje kleuren, wormen die omhoog komen bij een flinke regenbui en slakken die je moestuin leeg eten. Voor jou misschien vervelend, maar voor kinderen zo enorm boeiend.
Buiten spelen is anders dan veilig binnen spelen. Buiten zijn meer uitdagingen, in vorm en materiaal bijvoorbeeld. Wij volwassenen, professionals, zijn vergeten dat kinderen mogen vallen en nat mogen worden. Eigenlijk is het heel vreemd dat er, sinds een paar jaar, trainingen worden gegeven met als thema ‘Risicovol spelen’. Dat je daaraan een training moet wijden, is mij al een brug te ver.
Oudercommissie
De speelpleinen van Stichting Kinderopvang Waterland zijn altijd groen geweest en bevinden zich in een groene omgeving, maar misten wel ‘de uitdagingen’. Het was allemaal een beetje braaf. Maar voordat je het besluit neemt kinderen meer uitdagingen te geven, moet je wel eerst samen een aantal stappen nemen. De eerste stap kan niet zonder dat je de medewerkers daarbij betrekt. Dat was geen lastig gesprek, onze medewerkers waren meteen enthousiast. Maar daadwerkelijk een groene buitenruimte creëren, vraagt wel iets meer tijd. Kinderen worden vies of moeten tuinoveralls aan met laarsjes voordat ze naar buiten kunnen. Daar moet je het vooraf met elkaar over hebben.
Na een paar interne sessies hebben we ook de oudercommissie erbij betrokken, we wilden onze plannen delen. Wanneer je in Amsterdam kiest om je te onderscheiden door bijvoorbeeld veel buiten in de natuur te spelen – met de daarbij horende risico’s van gladde boomstammen en grote rotsen – kunnen klanten ervoor kiezen om naar een andere kinderopvang-aanbieder te gaan. Maar in Monnickendam is er een beperkt kinderopvangaanbod, en moet je rekening houden met je ‘klantenpopulatie’. Maar als je écht in je visie gelooft en écht van mening bent dat dit belangrijk en vooral leuk is voor kinderen, dan kun je veel mensen over de streep trekken en inzicht geven in waarom je dit wilt gaan doen. En als ouders niet kiezen voor jouw visie, dan is het eigenlijk ook beter dat ze naar een organisatie gaan waar ze wel bij passen.
Twee Heren
Na wat brainstormsessies met de medewerkers en het betrekken van de ouders bij ons plan, hadden wij in eerste instantie bedacht dat we vooral veel zelf konden doen. Een aantal stoeptegels eruit, wat planten erin, boomschors, wat stukken hout, paaltjes in de grond en wat keien om overheen te lopen. Oh ja, en een pomp. Er moest een waterpomp komen want kinderen vinden water en zand natuurlijk geweldig om mee te spelen. Uiteindelijk liet ik het idee los dat we alles zelf zouden gaan doen en ben ik om me heen gaan kijken en vragen naar een ontwerper of een hovenier die onze gedachtes zou kunnen uitwerken. Ik kwam in contact met het bedrijf de Twee Heren. Zo’n naam valt natuurlijk meteen op en bovendien kwamen ze uit de regio. Na een telefoongesprek met dit bedrijf merkte ik direct dat we ‘dezelfde taal spraken’ en hebben wij op locatie afgesproken. Dat werd een leuk gesprek, we legden al onze wensen op tafel en gaven een budget mee. Het leuke was dat we alles konden bespreken over onze doelen, wensen en verlangens.
Met de inspiratiebox voor het KDV/PSG kan je kinderen laagdrempelig in aanraking laten komen met verschillende motorische vaardigheden. Je kan kinderen vrij laten spelen met het materiaal. Ook kan je ervoor kiezen om een activiteit aan te bieden. Plezier is namelijk gegarandeerd!
1. De activiteiten nieuwsbrief: hierin staat alle informatie omtrent de pijlers, waaronder sport en bewegen.
2. Inspiratie-boxen: hierin zitten materialen waarmee je direct aan de slag kunt: Archery Tagg, Boomwrackers, Metaaldetectors, skateboarden, boksen en nog veel meer!
3. Inspiratieslinger: hierop staan kleine activiteiten die door de dag heen met de kinderen uitgevoerd kunnen worden. De activiteiten duren niet langer dan een paar minuten maar brengen direct sfeer en energie in de groep.
4. Inhuur van externe workshops: we werken veel samen met externe aanbieders. Er komen verschillende workshops voorbij. De populairste zijn bootcamp, dansen, natuurlijk sportief boksen en handbal. Verzin het zo gek nog niet of wij huren het in voor de kinderen op de bso.
5. Beweegkaarten: dit zijn verschillende beweegkaarten voor het kinderdagverblijf. Deze hebben wij zelf ontworpen en bedacht. Hierop staan kleine activiteiten binnen de thema’s van het ASM (zie afbeelding).
6. De mobiele beweegvloer: de Springlab Beweegvloer is een interactieve belevingswereld, waarin kinderen al spelend en bewegend kunnen ervaren, ontdekken en leren met hun hele lijf. Deze vloer rouleert langs kinderdagverblijf en PSG-locaties.
7. Verschillende sportmaterialen: wij adviseren locaties over het gebruik en de aanschaf van de juiste sportmaterialen. Door het continu wisselen van bovenstaande interventies worden kinderen geprikkeld om te blijven bewegen.
Actief en laagdrempelig spel
Actief spel stimuleert kinderen om creatief na te denken en oplossingen te vinden voor uitdagingen die ze tijdens het spelen tegenkomen. Door te rennen, springen, klimmen en andere fysieke activiteiten verbeteren kinderen hun grove motoriek. Activiteiten waarbij ze hun handen gebruiken, zoals bouwen met blokken of tekenen, helpen bij de ontwikkeling van de fijne motoriek. Actief spel biedt kinderen de kans om zelfstandig keuzes te maken, wat hun zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde versterkt. Spelen helpt kinderen om zich te ontspannen en stress te verminderen, wat bijdraagt aan hun algemene emotionele welzijn. Actief spel is dus niet alleen leuk voor kinderen, maar speelt een cruciale rol in hun algehele ontwikkeling. Het biedt hen de gelegenheid om essentiële vaardigheden te ontwikkelen die ze hun hele leven zullen gebruiken. Daarom is het belangrijk dat er in de kinderopvang voldoende tijd en ruimte wordt vrijgemaakt voor actief spel in de dagelijkse routine van de kinderen.
De kinderopvang speelt een grote rol in het dagelijks leven en daarmee ook in het stimuleren van bewegen bij de allerkleinsten. Maar hoeveel beweging hebben kleine kinderen eigenlijk nodig op een dag? En hoe stimuleer je bewegen als pedagogisch medewerker of manager in de kinderopvang? In dit artikel kom je erachter hoe je kinderen meer in beweging brengt.
Al rollend, kruipend en rennend de wereld ontdekken. Het lijkt vanzelfsprekend voor baby’s, dreumesen en peuters. Toch brengen kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar grote delen van de dag zittend door.
Beweegadvies voor 0-4 jarigen
Geregeld bewegen en langdurig stilzitten beperken is belangrijk voor de gezondheid en goede ontwikkeling van jonge kinderen. De Gezondheidsraad heeft voor jonge kinderen van 0 tot 4 jaar een beweegadvies samengesteld. In dit beweegadvies staat onder meer dat kinderen tot 1 jaar meerdere keren op een dag verschillende lichamelijke activiteiten nodig hebben. Denk bij baby’s bijvoorbeeld aan de buikligging. En voor kinderen van 1, 2 en 3 jaar oud geldt dat zij minimaal 180 minuten moeten bewegen op een dag, waarvan minimaal 60 minuten matig intensief. Bij matig intensieve activiteiten kun je denken aan rennen, springen of dansen. Benieuwd hoe het beweegadvies er precies uitziet? Bekijk dan deze animatie of lees deze infographic. Ook handig om te delen met collega’s!
Motorische mijlpalen
De motorische ontwikkeling van een kind begint vanaf de geboorte. Denk bijvoorbeeld aan het trappelen van de benen in rugligging, het omrollen van de buik naar de rug en het grijpen van voorwerpen. Wanneer het over de motorische ontwikkeling gaat, dan komt vaak de term ‘motorische mijlpalen’ aan bod. Deze mijlpalen zijn herkenbare bewegingen die voorkomen tijdens de ontwikkeling van een kind. Denk aan omrollen, kruipen en lopen. Het behalen van motorische mijlpalen verloopt vaak in dezelfde volgorde, maar de leeftijd waarop een bepaalde motorische mijlpaal wordt bereikt, loopt sterk uiteen.
Motorische ontwikkeling
Om de motorische ontwikkeling te stimuleren is voldoende bewegen belangrijk. Naast voldoende bewegen, is ook gevarieerd bewegen nodig. Laat kinderen bijvoorbeeld rennen, rollen, springen, gooien, vangen of stoeien. Dit zijn voorbeelden van motorische basisvaardigheden. Het (aan)leren van een grote diversiteit aan goed ontwikkelde basisvaardigheden heet ook wel brede motorische ontwikkeling. Binnen motorische vaardigheden kunnen we drie hoofdvaardigheden van bewegen onderscheiden: balans, verplaatsing en object controle. Deze drie hoofdvaardigheden bestaan vervolgens uit elf verschillende basisvaardigheden (zie afbeelding op pagina 12). Samen vormen deze elf basisvaardigheden de basis om allerlei sporten te kunnen beoefenen. Gevarieerd bewegen is dus belangrijk voor kinderen, zodat ze allerlei verschillende basisvaardigheden kunnen oefenen. Deze motorische basisvaardigheden zijn noodzakelijk voor het uitvoeren van complexe beweeg- en sportvaardigheden en vormen de basis van een leven lang met plezier bewegen en sporten.
En verder
Overal duikt het slechte nieuws op: kinderen bewegen te weinig! Maar als je met jonge kinderen werkt, zie je pas hoe beweeglijk ze zijn, niet alleen motorisch, maar ook in hun denken en in hun interacties met de omgeving. Hoe kun jij ervoor zorgen dat de kinderen in jouw groep beweeglijk blijven?
Overal duikt het slechte nieuws op: kinderen bewegen te weinig! Maar als je met jonge kinderen werkt, zie je pas hoe beweeglijk ze zijn, niet alleen motorisch, maar ook in hun denken en in hun interacties met de omgeving. Hoe kun jij ervoor zorgen dat de kinderen in jouw groep beweeglijk blijven?
Bij beweging denk je allereerst aan motoriek. Vanaf de geboorte zijn kinderen uit zichzelf al bezig met hun motorische ontwikkeling: ze tillen hun hoofd op, ze rollen om, gaan zitten, kruipen, staan en lopen. De meeste kinderen hebben een hekel aan stilzitten en wachten; ze willen liever in beweging blijven!
Pingpong
Ook in hun denken zijn kinderen heel beweeglijk. Hun hersenen zijn nog onvolgroeid en daardoor enorm buigzaam en kneedbaar. Dagelijks worden nieuwe verbindingen tussen hersencellen aangelegd. Kinderen denken niet in vaste schema’s of uitkomsten, maar staan open voor nieuwe ontdekkingen in de wereld om hen heen. Wij zeggen: ‘Kinderen springen van de hak op de tak,’ maar hun denken is eerder flexibel en creatief: het gaat alle kanten op en geeft vaak verrassende uitkomsten.
Als je goed kijkt naar de onderlinge interacties tussen kinderen, zie je veel beweeglijkheid. Al op jonge leeftijd reageren kinderen op elkaars gezelschap. Ze doen elkaar na en maken elkaar vaak aan het lachen. Als ze samen iets ondernemen, brengen ze elkaar op ideeën door verbaal en non-verbaal commentaar te geven. Onderling communiceren kinderen anders dan met volwassenen. Hun interacties lijken soms net een spelletje pingpong: ze trekken elkaar aan en stoten elkaar af, maken elkaar enthousiast en botsen de hele tijd.
Klein Jantje krijgt Beweegkriebels is het zesde prentenboekje in de reeks “Klein Jantje” van Stijn Broeder en Wanda Bosbaan. Het is een speciale uitgave in samenwerking met Huis voor Beweging. Tijdens het voorlezen van dit prentenboekje zal geen kind stil blijven zitten!
Hoofdpersoon Klein Jantje is een jong, naïef en lief vogeltje dat, samen met zijn vriendjes, met een open blik de wereld ontdekt. Rennen, springen, dansen, rollen; bewegen en spelen geeft plezier! Beweegkriebels is een erkende interventie van Huis voor Beweging en is ontwikkeld om (meer) jonge kinderen (0 tot 6 jaar) met plezier in beweging te krijgen. Door de speelse beweegactiviteiten worden kinderen op een plezierige manier uitgedaagd te experimenteren, te exploreren en veelzijdig te bewegen. Ook het prentenboek Klein Jantje krijgt Beweegkriebels draagt bij aan een gezonde leefstijl voor peuters en kleuters.
Elke dag weer zijn er talloze gelegenheden om kinderen positieve ervaringen te bieden rondom het vergroten van het lichaamsbewustzijn. In dit artikel lees je meer over het belang van lichaamsbewustzijn en worden er voorbeelden gegeven hoe dit op verschillende leeftijden te stimuleren.
Lichaamsbewustzijn begint met te worden bewogen. Een baby ondergaat passief de bewegingen van de ander. Het wordt opgetild, aangeraakt, vastgehouden en verzorgd. Als de volwassene dit doet met aandacht en sensitief reageert op de signalen van de baby, dan zal de baby zich veilig en gekoesterd voelen. De baby heeft een basis van positieve ervaringen zowel in en rondom het lijf als in direcT contact met de ander.
De baby huilt. Ik pak de baby rustig op laat hem leunen tegen mijn lijf, dichtbij mijn hart. Mijn armen ondersteunen het gespannen lijfje. Ik wieg de baby zacht heen en weer, ik adem traag in en uit. Ik kijk naar het gezichtje. Ik zoek oogcontact. Ik sus en neurie. Langzaam voel ik het lijfje ontspannen. Twee natte oogjes kijken mij aan. Vervolgens gaat het kind zelf bewegen. Die beweging geeft het kind de gelegenheid om het lichaam te leren kennen en de ontelbare mogelijkheden van het lichaam te onderzoeken. Het kind gaat het lichaam steeds meer voelen en ervaren. Het bewegende kind heeft een omgeving nodig waarbinnen het onder toeziend oog van een volwassene veilig op ontdekkingstocht kan gaan. Een volwassene die steunt, stimuleert, het kind de ruimte geeft om te ontdekken en benoemt wat het kind zoal doet. Het kind krijgt vertrouwen in zijn lichaam, in de mogelijkheden en beperkingen ervan. Dit is het vertrekpunt van een ik-besef.
De dreumesen komen van buiten, de schoenen gaan uit. Een dreumes komt bij mij zitten. Ik mag hem helpen. Ik schuif zijn schoen rustig uit. Ik laat de voet zacht in mijn hand vallen. Ik zeg vrolijk: ‘Heb jij al je tenen meegenomen?’ Ik tel van 1 tot 5 en tik elke teen aan. Daarna inspecteer ik zijn voet op moedervlekken. De dreumes kijkt en zoekt mee. Ja! Blij wijst hij een zelf gevonden
moedervlekje aan.
Bewegen heeft vaak (nog) geen prioriteit binnen de kinderopvang. Onderzoek toont echter aan dat het ontwikkelen van gezond beweeggedrag op jonge leeftijd heel belangrijk is. Voldoende en gevarieerd bewegen bij jonge kinderen blijkt in de praktijk nog best een lastige opgave.
Voldoende en gevarieerd bewegen op jonge leeftijd is belangrijk voor een gezonde groei en ontwikkeling van kinderen. Door te bewegen krijgen kinderen de mogelijkheid om hun motorische vaardigheden te ontwikkelen door te ontdekken, uit te proberen en te oefenen. De jonge kinderjaren zijn van essentieel belang voor deze ontwikkeling. Dit zullen professionals herkennen met het oog op de ontwikkeling van een jong kind: van een baby die eigenlijk nog weinig kan, ontwikkelt het kind zich tot iemand die kan springen, rennen en klimmen. De ontwikkeling van deze motorische vaardigheden op jonge leeftijd vormen hét fundament om goed, voldoende en met plezier te bewegen doordat ze de basis leggen voor sport- en specifieke bewegingsvaardigheden die waardevol zijn in de kinderjaren én op latere leeftijd.
Veel en gevarieerd bewegen
Veel en gevarieerd bewegen op jonge leeftijd (< 8 jaar) is belangrijk voor de ontwikkeling van de motorische vaardigheden. Daarnaast geldt, hoe groter het geloof in de eigen motorische vaardigheden, hoe meer jonge kinderen zullen bewegen en hoe meer deze vaardigheden zich ontwikkelen. Dit heeft ook een positieve invloed op de gezondheid van kinderen. Rond het 7de of 8ste levensjaar verandert deze relatie. Vanaf dan worden de motorische vaardigheden van kinderen steeds belangrijker als indicatie van de hoeveelheid beweging.
Ook hebben de motorische vaardigheden dan meer invloed op het zelfvertrouwen om te bewegen, wat vervolgens weer invloed heeft op de hoeveelheid bewegen. Het is daarom essentieel voor de ontwikkeling van de motorische vaardigheden en een leven lang bewegen dat jonge kinderen veel en gevarieerd bewegen.
Ontdekkingsreis
Het belang van bewegen voor de sociale en cognitieve ontwikkeling is vaak minder bekend. Door te spelen en te bewegen gaan kinderen op ‘ontdekkingsreis’ waarbij ze veel leren van en over hun directe omgeving. Ook stimuleert bewegen de ontwikkeling van de hersenen wat bijdraagt aan concentratie, leren, creativiteit en probleemoplossend vermogen. Dankzij interactie met anderen, bijvoorbeeld door samen te spelen, wordt de sociale ontwikkeling gestimuleerd. Bewegen is dus belangrijk voor veel aspecten van groei en ontwikkeling.
Wist je dat door alleen maar aan muziek te denken je motorische gebied in je hersenen actief wordt? Muziek roept namelijk van nature beweging op. Daarom zie je zelfs de allerjongste kinderen al reageren met hun lijf zodra er vrolijke muziek klinkt en vinden tieners het vaak heerlijk om op muziek te dansen.
Wist je dat door alleen maar aan muziek te denken je motorische gebied in je hersenen actief wordt? Muziek roept namelijk van nature beweging op. Daarom zie je zelfs de allerjongste kinderen al reageren met hun lijf zodra er vrolijke muziek klinkt en vinden tieners het vaak heerlijk om op muziek te dansen. We weten dat muziek aanzet tot bewegen. Dat gaat over het algemeen helemaal vanzelf. Het ritme in de muziek stimuleert namelijk het lijf om in actie te komen. De ‘beat’ geeft het tempo aan. Bovendien is het gewoon gezellig en leuk om op muziek te bewegen! Doordat de muziek een bepaalde tijdspanne heeft, blijf je meestal net zo lang bewegen als de muziek duurt. Zo houd je het langer vol om te blijven bewegen.Het draagt bij aan de sfeer, brengt kinderen in de flow, het geeft beweeginspiratie en draagt bij aan het groepsgevoel. We gaan op deze vier punten verder in.
Samen de sfeer beleven
In elke lied en elk stukje muziek zit emotie. Muziek roept ook emoties op. Het kan zijn dat je er vrolijk van wordt, of dat je je verdrietige emoties erin kwijt kunt. Anderen kunnen hun energie er heerlijk door kwijtraken wanneer ze zich onrustig voelen. Die emoties kun je gericht ondersteunen door de keuze van je muziek en je activiteit daarbij. Het geeft richting, zeker als het moeilijk is om woorden te geven aan je emoties. Want daarmee hebben wij als volwassenen ook vaak nog moeite! Bovendien, soms wil je niet praten over je emoties, maar wil je ze wel graag uiten.
Op zo’n moment biedt muziek een grote uitkomst. De muziek die je met elkaar luistert of het lied dat je zingt heeft zijn weerslag op de hele groep. Je beleeft deze sfeer echt samen, maar toch heeft iedereen ruimte voor
zijn eigen gevoel daarbij. Hoe mooi is dat!
Het Expertisecentrum Kinderopvang kiest jaarlijks drie onderwerpen waarbij een ontwikkelteam wordt samengesteld. Het ‘ontwikkelteam bewegen’ wil een omgeving creëren waarin bewegen niet alleen wordt gezien als gezond, maar ook als een cruciaal element voor de algehele ontwikkeling van kinderen.
Bij het Expertisecentrum Kinderopvang ontmoeten kennis en praktijk elkaar. Als lid van het ontwikkelteam bewegen heb ik ervaren hoe deze samensmelting tot stand komt. De opbrengst van een ontwikkelteam wordt gedeeld in de pedagogische kennisbasis, toegankelijk voor alle pedagogisch professionals.
Een kijkje in de keuken
Jaarlijks stelt het Expertisecentrum een top tien samen van onderwerpen die in de kinderopvang aandacht verdienen. De input voor deze lijst komt van de ontwikkelteams van het jaar ervoor. Op deze top tien kan gestemd worden en vanuit deze stemming komt er een top drie. Voor deze drie onderwerpen wordt een ontwikkelteam samengesteld. Na een online oproep vanuit het Expertisecentrum Kinderopvang waarbij professionals zich voor een onderwerp kunnen aanmelden, wordt een groep samengesteld. De ontwikkelteams bestaan uit ongeveer tien pedagogisch professionals, coaches, beleidsmedewerkers en pedagogen die verbonden zijn aan een kinderopvangorganisatie, aangevuld met een of twee onderzoekers verbonden aan een Hogeschool, Universiteit of ander onderzoeksinstituut. De teams ontwikkelen de pedagogische kennisbasis: wetenschappelijke kennis, praktijkvoorbeelden en waar mogelijk praktische handvatten. De pedagogische kennisbasis is toegankelijk via de website van het Expertisecentrum.
Ontwikkelteam bewegen
Helaas voldoet slechts 44% van de Nederlanders aan de beweegrichtlijnen van de Gezondheidsraad. In kinderopvang en scholen is dagelijks voldoende beweging nog geen standaardpraktijk, en dat moet veranderen. Bewegen is namelijk essentieel voor de ontwikkeling van kinderen. Daarom heeft het onderwerp bewegen een plek gekregen in de top tien. De pedagogisch medewerkers spelen een sleutelrol wanneer het gaat om stimuleren van bewegen in de breedste zin van het woord. Elk ontwikkelteam komt driemaal bij elkaar. De coördinatie en begeleiding wordt verzorgd door het Expertisecentrum.
Dit is makkelijker om te doen dan je denkt, als je je maar bewust bent van de mogelijkheden die je hebt tijdens de speelmomenten met de allerkleinsten op je groep. Jij bent bij uitstek de beweegkans voor het kind dat zich voortbeweegt en begint te verplaatsen. Nog los van wat je theoretisch weet over het ontwikkelingsverloop van de motoriek, is het hierbij goed om in te gaan op de signalen die kinderen geven.
Je ziet bijvoorbeeld dat een kind gericht is op een specifiek speeltje; dat het kind intensief met armen en benen ligt te trappelen of juist lang stilligt; of je hoort ontevreden geluidjes wat weer kan duiden op de behoefte om samen met jou te spelen.
Dat zijn allemaal signalen. Maak vooral eerst (oog)contact met het kind. Stel het gerust en laat merken dat je er bent. Als kinderen op een mat of op de grond liggen en jij gaat erbij zitten dan geeft dat kinderen een gevoel van veiligheid en als je dan met ze speelt wordt het algauw een feest.
Hoe krijg ik dat feestje?
Kijk vooral naar wat het kind leuk vindt en vervolgens naar wat het in de verschillende ontwikkelingsfasen zoal kan leren. Kies dan je beweegdoelen, zoek de juiste materialen bij elkaar en volg de initiatieven van het kind.
Spelenderwijs ontwikkeling stimuleren
Pedagogisch medewerker Debby zit op het kleed met twee baby’s om zich heen, die daardoor makkelijk contact met haar kunnen hebben. Debby maakt met beide kinderen oogcontact en zingt het liedje dat bij het thema hoort. De kinderen genieten daarvan. Het is een gezellig gezicht daar op de grond maar wat de kinderen niet weten is dat Debby vandaag plannen heeft.
We gaan bewegen
Debby heeft het volgende voorbereid. Allereerst heeft ze voor baby’s interessante speeltjes verzameld. Zo is er voor Manfredi een mandje met stapelbekers en diertjes, voor Mika een rammelbal en liggen er een paar klauterkussen dichtbij. Het belangrijkste dat Debby evenwel tot haar beschikking heeft is zichzelf. Zíj́ gaat de ontwikkeling van de kinderen stimuleren. Door fysiek nabij te zijn voelen kinderen de veiligheid om te onderzoeken en weten zij zich beschermd.
SDK Kinderopvang hecht grote waarde aan het belang van buitenspelen. Behalve dat buitenspelen goed is voor de gezondheid, biedt het ook nieuwe ontwikkelingskansen. Zo worden de kinderen bijvoorbeeld op motorisch, emotioneel en sociaal gebied uitgedaagd en geprikkeld. Daarom gaan alle groepen binnen SDK Kinderopvang zoveel mogelijk naar buiten, zodat de kinderen lekker tot bewegen komen.
Zo ook bij de Speurneuzen, een bso-groep voor kinderen van 4 tot 7 jaar bij SDK Kinderopvang locatie Muhring. De pedagogisch medewerksters Madelon en Priscilla merken dat de kinderen het echt nodig hebben om na een dag school volop te kunnen bewegen. Zij vinden het belangrijk om elke dag naar buiten te gaan, en daarvoor maken ze dan ook ruimte in hun activiteitenplanning.
‘We zijn de politie vergeten!’
Alle kinderen van de Speurneuzen zitten fruit te eten, en Madelon vraagt of iemand weet welk thema centraal staat. Het is even stil, en dan oppert Deen voorzichtig: ‘Beroepen zijn toch werk?’ ‘Heel goed, Deen!’ reageert Madelon, ‘wij hebben het over beroepen, dus over allerlei soorten werk. Welke soorten beroepen kennen jullie allemaal?’
De kinderen beginnen door elkaar te roepen, waarbij de bekende beroepen als brandweer, tandarts en dokter langskomen. Dan roept Artur: ‘En satellieten-onderzoeker!’ ‘Zo, wat knap dat jij dat beroep kent,’ zegt Madelon. Artur vertelt dat zijn vader dat werk doet. Philip roept daarna heel hard: ‘We zijn de politie vergeten!’ ‘Die zocht ik inderdaad ook nog’, zegt Madelon. ‘Want ik weet een heel leuk spelletje over de politie. Dat hebben we lang geleden een keer gedaan.’ ‘Jaaa’, roept Deen, ‘politie en boefje!’
Jullie zijn best boefjes
Hoe het spel ‘politie en boefje’ gaat? De kinderen kunnen dat haarfijn vertellen. Jens vertelt bijvoorbeeld: 'Een paar kinderen zijn politieagenten en de rest van de kinderen zijn boef.’ Waarop Fenna roept: ‘Jaaaa, en alle boeven gaan dan jou pakken, Madelon!’
Hierop reageren alle kinderen enthousiast, terwijl Aimee met een glimlach de kring rondkijkt. Madelon moet lachen en knipoogt naar Aimee.
Spelactiviteiten bieden ontwikkelingskansen en leveren de beste contexten voor betekenisvolle leerprocessen voor kinderen in de kinderopvang en de onderbouw van de basisschool. Lerend spel kun je het noemen, want spel en de beleving ervan blijven voorop staan voor de kinderen. Wat betekent deze kijk op spel voor de professionals in de kinderopvang?
In de groep van pedagogisch medewerker Linda wordt veel buiten gespeeld. Bij de zandbak vinden de kinderen plastic buizen van allerlei lengtes en omvang; gebogen, rechte en met materialen erbij die erdoor kunnen, zoals verschillende maten ballen. Er zijn emmers, scheppen, zeven en bakblikken, auto’s en kiepwagens. Er is een waterwand met buizen, slangen en trechters en een grote waterbak, die gevuld kan worden bij de buitenkraan. Er is een houten keukenblok in de schaduw van een boom, met keukenspullen en schoonmaakspullen, zoals borstels. Een groot krat met bakjes en maatbekers staat klaar. Poppen, washandjes, hand- en theedoeken zijn beschikbaar.
Gieten en genieten
Linda heeft samen met haar collega’s goed nagedacht over de inrichting van deze buitenruimte. Ze weet dat daarmee aan een belangrijke voorwaarde voor deelname aan spel wordt voldaan. Een uitnodigende omgeving met materialen en spullen, waarin en waarmee alle kinderen veilig kunnen exploreren. Een omgeving die ‘terugspeelt’, op een wijze die past bij de kinderen en hun spelontwikkeling. Een omgeving waarin kinderen op hun eigen manier goed kunnen zijn én doen.
We zien bij de zandbak bijvoorbeeld kinderen die vooral met de buizen en het zand bezig zijn, eindeloos gieten en genieten. Er zijn ook kinderen bezig met passen en meten, welke buizen passen op elkaar en hoe krijg ik een bocht in mijn buizenbouwsel? Rick en Ronald zijn op de rand van de zandbak met twee auto’s aan het spelen. Zij rijden heen en weer en bouwen een klein spelscript op. Hun auto’s zijn smerig en moeten door de wasstraat. Bij de waterwand zien we ook dat kinderen met hoge betrokkenheid op heel verschillende manieren spelen. De poppen worden in bad gedaan, gewassen en afgedroogd en krijgen een flesje, terwijl andere kinderen de slangen en gieters gebruiken om lekker te ervaren en veel te herhalen hoeveel water er in de emmer loopt, of ernaast. Een tweejarige ontdekt de streepjes op een grote maatbeker en probeert water tot aan een bepaalde streep in de maatbeker te gieten. Heel precies en telkens weer.
Hoe houd je plezier in bewegen, ook op de momenten dat het niet gaat zoals je wil? Pedagogisch coach- en beleidsmedewerker Tessa Brik van JimpyPlay doet verslag van een jaarlijks hardloopevenement waaraan 25 kinderen van de kinderopvangorganisatie meedoen. Twee kilometer dwars door weilanden vol modder!
Inmiddels ben ik alweer zes jaar als pedagogisch beleidsmedewerker en coach werkzaam bij kinderopvang JimpyPlay. Bij ons staat sport en beweging hoog in het vaandel. Ieder jaar verzint het team iets nieuws om de kinderen en hun ouders te laten ervaren hoe leuk samen bewegen kan zijn. Zo hebben we vorig jaar een zomerfeest met muziekbingo en een barbecue georganiseerd, waar ouders en kinderen tussen het dansen door ook nog een parcours met allerlei spelletjes konden spelen zoals minigolf. Dit jaar gaan we samen door de modder. We doen namens onze buitenschoolse opvang voor het eerst mee aan de Kerstcross, een jaarlijks hardloopevenement dat in onze gemeente Opmeer wordt georganiseerd.
Dwars door de weilanden
Het is half tien en vandaag ben ik vrijwillig pedagogisch medewerker. Maar liefst 25 kinderen tussen de zeven en twaalf jaar van onze buitenschoolse opvang hebben zich opgegeven om samen met ons twee kilometer dwars door de weilanden te lopen. We verzamelen ons in de Oranjehal naast de sportvelden. Links staat een groep met blauwe T-shirts en het logo van JimpyPlay. Daar moet ik zijn. Wanneer ik dichterbij kom en mijn collega’s zie, springt meteen de professionele knop om. We beantwoorden vragen van ouders, delen T-shirts en wedstrijdnummers uit en helpen met het opspelden. Die typische spanning van voor een wedstrijd hangt in de lucht. ‘Wat nou als ik te moe word?’ vraagt een jongetje van zeven opeens aan mij. ‘Dan ga je eerst eens rustig wandelen’, antwoord ik. ‘Mag dat wel? Je moet toch hardlopen?’, vraagt hij door. ‘Welnee, je mag ook wandelen. Je doet wat je kan, op jouw tempo.’
We weten allemaal hoe belangrijk het is dat kinderen voldoende bewegen. In de kinderopvang hebben we een unieke kans om een stevige basis te leggen voor een actieve levensstijl. Waarom is beweging zo belangrijk en hoe kunnen we dit op een leuke, speelse manier integreren in onze dagelijkse routines? Want herhaling vormt duidelijk wel de key!
Kinderen zijn van nature energiek en nieuwsgierig. Beweging helpt niet alleen bij het ontwikkelen van hun motorische vaardigheden, maar heeft ook talloze andere voordelen. Het bevordert de cognitieve ontwikkeling, verbetert de slaapkwaliteit (altijd fijn) en draagt bij aan een gezond gewicht. Bovendien helpt bewegen bij het ontwikkelen van sociale vaardigheden wanneer kinderen samen spelen en bewegen.
Betrek ouders erbij
Het is zeker niet alleen aan ons, de collega’s van de kinderopvang, om kinderen aan het bewegen te krijgen. Betrek ouders bij dit proces! Organiseer bijvoorbeeld een maandelijkse 'Beweegdag' waar ouders worden uitgenodigd om mee te doen aan leuke activiteiten. Dit creëert niet alleen een sterkere band tussen ouder en kind, maar geeft ouders ook ideeën om thuis actief te blijven. Kijk of je als organisatie ook beweeg-kistjes kan maken die de ouders een week mee naar huis kunnen nemen om bepaalde oefeningen te doen. Voor sommige ouders is het namelijk ook niet haalbaar om bepaald materiaal aan te schaffen.
Dagelijks een grote activiteit
Elke dag zou er minstens één grote, leuke activiteit op het programma moeten staan, en dan bedoel ik niet vrij buitenspellen. Denk aan een spannende speurtocht, een dansfeestje of een mini-Olympische Spelen. Het belangrijkste is dat de activiteiten afwisselend en boeiend zijn, zodat kinderen elke dag iets nieuws en opwindends hebben om naar uit te kijken. Natuurlijk is het goed om sommige dingen te herhalen; denk bijvoorbeeld aan het herkennen van kleuren, dat je op allemaal verschillende manieren kunt laten terugkomen, en dan telkens weer in een andere vorm.
De kinderopvang is altijd in beweging. Onder andere dankzij pedagogische coaching leren pedagogisch professionals hun vaardigheden te bekrachtigen en verbeteren. Pedagogisch coaches worden vaak geconfronteerd met complexe teamdynamieken en individuele teambehoeften. Hoe motiveer je collega’s als je een initiatief wilt doorvoeren en hoe neem je ze mee in deze beweging?
1. Ga niet te snel en betrek collega’s vroeg in het proces
Bij veranderingen hebben we soms de neiging om te snel te willen gaan. Mensen hebben van nature een neiging om weerstand te bieden aan verandering, vooral als ze zich overweldigd of onzeker voelen. Een te snelle verandering kan leiden tot angst, stress en verzet. En het kost tijd om mensen uit je team bij het veranderingsproces te betrekken.
De motivatiecirkel van Prochaska en DiClemente beschrijft dat gedragsverandering van mensen in zes fasen verloopt. In de vierde fase komen mensen pas echt in actie. De fasen hiervoor richten zich er onder meer op dat mensen zich niet bewust zijn dat er iets moet veranderen totdat mensen zich actief voorbereiden op verandering. Bij aanvang communiceer je duidelijk wat het initiatief is en verbind je het initiatief aan de waarden en doelen van de groep of organisatie. Je laat weten wat het eindresultaat moet zijn. Maar hoe plannen we de weg ernaartoe? Dit is mogelijk op verschillende manieren. Betrek collega’s vroeg in het proces om input en ideeën uit te vragen en misschien kom je achter een andere, betere route om hetzelfde eindresultaat te bereiken. Als mensen iets mogen creëren of bijdragen aan een project of initiatief, zijn ze meer geneigd om het te ondersteunen en er gebruik van te maken. En dat is uiteindelijk je doel, geef ze dus een stem!
2. Erken inspanningen en inzet, investeer vooral in de ‘early-adopters’
Zodra mensen hard werken, is het goed om daarop in te zoomen. Zodra we worden beloond op inspanning, zijn we geneigd om door te gaan en soms nog meer voor uitdaging te kiezen.
Early adopters zijn individuen die een nieuw idee sneller dan de meeste anderen accepteren en binnen een team beginnen te gebruiken. Uit onderzoek blijkt dat dit gaat om ongeveer 13,5 % van je teamleden. Dan heb je de ‘early majority’, die neerkomt op ongeveer 34% van het team. Deze teamleden zijn nieuwsgierig en houden de ‘early adopters’ in de gaten.
Het heeft dus nut om te investeren in deze groep en haar ideeën en inzet te belonen. Door de activiteiten van deze groep zichtbaar te maken (bijvoorbeeld als zij binnen het team voor het eerst een nieuwe workshop of training hebben gevolgd) creëer je ruimte voor verandering en wordt de kans groter, dat je de rest van het team meeneemt in je verandering.
3. Wat is er wél en vermijd ‘ja, maar’
Laat je collega eerst vertellen hoe hij of zij het ziet. Door de beleving en ervaringen van deze persoon te leren kennen, kun je met je gedachten en ideeën beter bij hem of haar aansluiten. Stel zoveel mogelijk open vragen en wacht even met het geven van jouw kijk op de zaak. Zoom in op wat er wel is. ‘Kun je mij vertellen wanneer het wel lukte om het formulier in te vullen? Of: ‘Wat ging er wel goed wanneer je kijkt naar de kernwaarde uit ons nieuwe pedagogische beleid?’ Tot slot: vermijd ‘ja, maar’. Door ‘ja, maar’ te vermijden zorg je ervoor dat je de plannen van een teamlid niet doorkruist en dat je je jouw gesprekspartner de ruimte geeft om zijn ideeën te uiten. Luister actief naar hun zorgen en suggesties en pas als je de ander écht hebt gehoord, kun je aankondigen dat je vertelt hoe jij het ziet of welke ideeën jij mogelijk hebt. Misschien is dit een open deur, maar dit is het lastigste stuk van het omgaan met weerstand. Je bent geneigd bij weerstand uit de verbinding te stappen, maar zoek dan juist de verbinding op. Hoe meer je aansluit, hoe minder weerstand er overblijft. Zodra er meer verbinding ontstaat, neemt weerstand automatisch af. .
Stoeien roept veelal vervelende associaties op bij pedagogisch medewerkers. Vaak denken pm’er dat het uitloopt op verdriet omdat het ene kind over de grens van het andere heengaat of omdat een van de kinderen zich bezeert. Toch is stoeien uitermate nuttig en kan het bijdragen zowel aan de ontwikkeling van kinderen als aan de rust op de groep.
Ik ben op een peutergroep aan het meedraaien en zie in een hoek jongens en meisjes stoeien met elkaar. De inspanning op hun gezichten, bij sommige kinderen de mond een beetje open, gespannen armen van het duwen en trekken dat tijdens het stoeien ontstaat. Ineens zegt de pedagogisch edewerker: ‘Stoppen jullie nu met stoeien? Dadelijk doet iemand zich pijn.’ De kinderen stoppen meteen. Bovenstaande situatie kom ik tijdens de coaching vaker tegen, zowel bij dagopvang als buitenschoolse opvang.
Wat is dan het nut van stoeien?
Voordat ik deze vraag beantwoord, is het goed om eerst het verschil te weten tussen stoeien en vechten. Vechten ontstaat veelal vanuit een conflict. Kinderen die de intentie hebben om de ander pijn te doen of iets kapot te maken, gaan vaak vechten. Bij deze kinderen zie je dat ze agressief en gespannen zijn en intussen zelf weten dat zij iets doen wat niet mag. Bij stoeien is dat allemaal niet het geval. Kinderen die stoeien zijn ontspannen en gaan op in hun spel. Misschien zie je een lichte spanning, maar dat is de betrokkenheid die het kind op dat moment tijdens het stoeien voelt. Stoeien is een spel met regels die kinderen zelf bepalen of met ondersteuning van de professional. Stoeien gebeurt vrijwillig en gaat gepaard met een hoop plezier. Zie het als een rollenspel waarbij de rollen worden verdeeld, taken ingevuld en afspraken gemaakt. Van stoeien leren kinderen enorm veel. Niet alleen op motorisch vlak, zoals onder meer het verkennen van het eigen lichaam en ontdekken wat het kan en niet kan. Op sociaal-emotioneel vlak moeten kinderen rekening houden met elkaar (vindt de ander het nog wel oké?) en leren zij hun eigen emoties reguleren (ik voel dat iK boos word), maar ook leren zij om hun eigen grenzen aan te geven. Kortom, stoeien is ongelofelijk nuttig voor kinderen omdat zij er op diverse gebieden het nodige van kunnen leren (Wij-leren.nl/ stoeien-effecten, z.d., kleuteruniversiteit.nl, z.d.).
Voor ons volwassenen lijken de bewegingen van een baby zo gewoon, dat we vergeten dat deze kleine bewegingen zoals omrollen van je buik naar je rug of je tenen in je mond stoppen, groot(s) en uitermate belangrijk zijn voor een baby. En die dreumes die overal op wil klauteren… Oei! Lastig of gevaarlijk. En dan vergeten we misschien dat die dreumes juist zoveel leert van klauteren, vallen en weer opstaan. En nóg een keer. En nóg een keer.
Baby’s
Bij SKSG (Stichting Kinderopvang Stad Groningen) laten wij ons in onze omgang met baby’s inspireren door de pedagogiek van Emmi Pikler (1902–1984). Emmi Pikler gaat uit van het competente en nieuwsgierige kind dat bewegingsvrijheid nodig heeft om zich in zijn of haar eigen tempo te ontwikkelen. Wetenschappelijk onderzoek ondersteunt de gedachte dat beweging voor baby’s van eminent belang is en dat vrije bewegingsruimte zorgt voor verdere ontwikkeling van het brein. Daarnaast ontdekt een baby het eigen lichaam door allerlei bewegingen eindeloos te herhalen. Dat een nieuwe beweging na vaak lang oefenen opeens lukt, zorgt voor plezier en een flinke dosis zelfvertrouwen. Bovendien worden ook de spieren getraind die nodig zijn voor het zitten en kruipen.
Omdat een baby over het algemeen duidelijk laat zien of het toe is aan een nieuwe beweging stimuleren we de ontwikkeling van de baby door telkens net een stapje verder te gaan dan wat een baby kan zonder de hulp van de volwassene (zone van de naaste ontwikkeling, Vygotsky). We hebben respect voor de eigenheid en de autonomie van het kind. Elk kind gaat op zijn/haar eigen wijze de bewegingsontwikkeling door. Wij kijken niet naar hoe snel een baby een beweging ‘leert’, maar hoe goed hij of zij deze beweging oefent en hoe vloeiend de beweging verloopt. Door het (langdurige) gebruik van een wipstoel en andere babystoeltjes wordt de ontwikkeling van de natuurlijke bewegingen, zoals om de eigen as draaien, rollen en kruipen, enorm beperkt. Daarbij worden er, door het gebruik van deze babystoeltjes, allerlei bewegingen geforceerd en komt het kind terecht in posities waar het mogelijk fysiek en/of emotioneel nog niet aan toe is.
Dreumesen
Vooral op motorisch gebied ontwikkelen dreumesen zich razendsnel. Ze hebben een omgeving nodig waarin ze vrij mogen en kunnen bewegen: ruimte om te lopen, rennen, springen, klauteren, vallen, gooien, materialen slepen, materialen stapelen e.d. Door dreumesen de mogelijkheid én vrijheid te geven om de ruimte te verkennen, geef je ze letterlijk en figuurlijk de ruimte om hun mogelijkheden en grenzen te onderzoeken. Wanneer kinderen worden gestimuleerd om veel en gevarieerd te bewegen leert een dreumes niet alleen diverse bewegingen onder de knie te krijgen, maar doet het ook andere vaardigden op: visueelen ruimtelijk inzicht, leren van begrippen (bovenop, onderdoor, overheen). Door met een groepje bewegingsspelletjes te doen leren kinderen langzamerhand om samen te spelen, en daardoor automatisch ook ruzie te maken en teleurstellingen te verwerken.
Slootjespringen, rollen door het gras of balanceren over de stam van een omgevallen boom: buiten en bewegen gaan hand in hand. Buiten-beweegtijd is goed voor kinderen van alle leeftijden. Helemaal als deze tijd in de wildere natuur wordt doorgebracht. Wat zijn de voordelen ervan en hoe integreren we lekker buiten bewegen in de natuur in ons aanbod voor kinderen? Struin, plek voor kinderopvang en natuurpedagogiek in Nijmegen, geeft bewegen in de wildere natuur handen en voeten.
Wie als kind veel in de natuur was, denkt hieraan later als volwassene gewoonlijk met veel plezier terug. Wat een rijkdom, al die buitenavonturen! Moeiteloos kun je dat gevoel van vrijheid, tijdloosheid en verbondenheid jaren later nog steeds oproepen. Niet zelden wakkeren jonge jaren in de natuur een levenslang verlangen naar en liefde voor de natuur aan. Opgroeien in en met de natuur gun je ieder kind! Helaas ligt de tijd dat kinderen als vanzelfsprekend veel in de natuur waren ver achter ons.
Waarom de wildere natuur?
Buitenspelen in het park, langs de groenstrook of op het veldje is heerlijk en in de meeste gevallen lekker dichtbij. Ook dát is natuur en alle tijd die kinderen er doorbrengen is meegenomen. Maar er is meer. Bij Struin in Nijmegen voegen ze graag een extra dimensie toe, die van de wildere natuur. Want aangelegde en aangeharkte groenvoorzieningen zijn niet te vergelijken met een relatief ongerept stuk bos of een uitgestrekt heidegebied, waar de natuur zich in vele verschijningsvormen laat zien, horen, voelen en soms zelfs proeven.
Niet alleen wat groeit en bloeit, ook een grote grazer of opvliegende buizerd, prikkelt fantasie en enthousiasme. Geen enkele plek daagt zo uit tot spel en beweging als de wildere natuur. Daarom worden de bijna negenhonderd kinderen van Struin wekelijks een of meerdere middagen met unieke Struin-fietsen opgehaald van school, om te gaan spelen in de natuurgebieden rondom de steden Nijmegen en Wageningen. Ook als het minder weer is? Absoluut! Juist dan bouw je weerstand en veerkracht op en beweeg je anders om jezelf (of elkaar) warm te houden.